Skip to main content

DEEL 1 - Algemene voorschriften
Hoofdstuk 1    
1.1   Toepassingsgebied en toepasbaarheid
1.1.1   Structuur
1.1.2   Toepassingsgebied
1.1.3   Vrijstellingen
1.1.3.1   Vrijstellingen die samenhangen met de aard van het vervoersproces
1.1.3.2   Vrijstellingen in samenhang met het vervoer van gassen
1.1.3.3   Vrijstellingen in samenhang met het vervoer van vloeibare brandstoffen
1.1.3.4   Vrijstellingen in samenhang met bijzondere bepalingen of met gevaarlijke goederen, verpakt in gelimiteerde of vrijgestelde hoeveelheden
1.1.3.5   Vrijstellingen in samenhang met ongereinigde lege verpakkingen
1.1.3.6   Vrijstellingen in samenhang met de vervoerde hoeveelheden per transporteenheid
1.1.3.7   Vrijstellingen in samenhang met het vervoer van inrichtingen voor de opslag en productie van elektriciteit
1.1.3.8   Gereserveerd
1.1.3.9   Vrijstellingen in samenhang met gevaarlijke goederen die tijdens vervoer als koel- of conditioneringsmiddel worden gebruikt
1.1.3.10   Vrijstellingen in samenhang met het vervoer van lampen die gevaarlijke goederen bevatten
1.1.4   Toepasbaarheid van andere voorschriften
1.1.4.1   Gereserveerd
1.1.4.2   Vervoer in een transportketen die vervoer over zee of door de lucht omvat
1.1.4.3   Gebruik van transporttanks van het IMO-type, toegelaten voor het zeevervoer
1.1.4.4   Gereserveerd
1.1.4.5   Vervoer dat niet over de weg plaatsvindt
1.1.5   Toepassing van normen
     
Hoofdstuk 2    
1.2   Definities, meeteenheden en afkortingen
1.2.1 Definities
1.2.2 Meeteenheden
     
Hoofdstuk 3    
1.3 Opleiding van personen die betrokken zijn bij het vervoer van gevaarlijke goederen Toepassingsgebied
1.3.1 Aard van de opleiding
1.3.2.1 Algemene bewustmaking
1.3.2.2 Functiespecifieke opleiding
1.3.2.3 Veiligheidsopleiding
1.3.3 Documentatie
     
Hoofdstuk 4    
1.4   Veiligheidsplichten van de betrokkenen
1.4.1 Algemene zorg voor de veiligheid
1.4.2 Plichten van de belangrijkste betrokkenen
1.4.2.1 Afzender
1.4.2.2 Vervoerder
1.4.2.3 Geadresseerde
1.4.3 Plichten van andere betrokkenen
1.4.3.1 Belader
1.4.3.2 Verpakker
1.4.3.3 Vuller
1.4.3.4 Exploitant van een tankcontainer of transporttank
1.4.3.5 Gereserveerd
1.4.3.6 Gereserveerd
1.4.3.7 Losser
     
Hoofdstuk 5    
1.5 Afwijkingen
1.5.1 Tijdelijke afwijkingen
1.5.2 Gereserveerd
     
Hoofdstuk 6    
1.6   Overgangsvoorschriften
1.6.1   Algemeen
1.6.2   Drukhouders en houders voor klasse 2
1.6.3 Vaste tanks (tankwagens), afneembare tanks en batterijwagens
1.6.4 Tankcontainers, transporttanks en MEGC’s
1.6.5 Voertuigen
1.6.6 Klasse 7
     
Hoofdstuk 7    
1.7 Algemene bepalingen voor radioactieve stoffen
1.7.1   Toepassingsgebied
1.7.1.5   Bijzondere voorschriften voor het vervoer van vrijgestelde colli
1.7.2   Stralingsbeschermingsprogramma
1.7.3   Beheersysteem
1.7.4   Speciale regeling
1.7.5   Radioactieve stoffen die bijkomende gevaarseigenschappen bezitten
1.7.6   Niet-naleving
     
Hoofdstuk 8    
1.8 Controlemaatregelen en andere maatregelen voor de ondersteuning van de naleving van de veiligheidsvoorschriften
1.8.1   Controles van gevaarlijke goederen van overheidswege
1.8.2   Ambtelijke hulp
1.8.3   Veiligheidsadviseur
1.8.3.12   Examens
1.8.3.16   Geldigheidsduur en verlenging van het certificaat
1.8.3.18   Model van het certificaat
1.8.3.19   Uitbreiding van het certificaat
1.8.4   Lijst van de bevoegde autoriteiten en de door hen aangewezen instanties
1.8.5   Meldingen van gebeurtenissen met gevaarlijke goederen
1.8.5.4   Model voor een rapport over gebeurtenissen tijdens het vervoer van gevaarlijke goederen
1.8.6   Administratieve controles voor de toepassing van conformiteitsbeoordelingen, periodieke onderzoeken, tussentijdse onderzoeken en buitengewone controles omschreven in 1.8.7
1.8.6.1   Erkenning van onderzoeksinstanties
1.8.6.2   Verplichtingen voor de werkwijze van de bevoegde autoriteit, haar gemachtigde of onderzoeksinstantie
1.8.6.3   Verplichting tot het verstrekken van informatie
1.8.6.4   Delegatie van onderzoekstaken
1.8.6.5   Verplichting tot het verstrekken van informatie door de onderzoeksinstanties
1.8.7   Procedures voor conformiteitsbeoordeling en periodiek onderzoek
1.8.7.1   Algemene bepalingen
1.8.7.2   Typegoedkeuring
1.8.7.3   Toezicht op de fabricage
1.8.7.4   Eerste onderzoek en beproevingen
1.8.7.5   Periodiek onderzoek, tussentijds onderzoek en buitengewone controles
1.8.7.6   Toezicht op de interne inspectiedienst van de aanvrager
1.8.7.7   Documenten
1.8.7.8   Producten vervaardigd, goedgekeurd, onderzocht en beproefd volgens normen
1.8.8   Procedures voor de conformiteitsbeoordeling van gaspatronen
1.8.8.1   Algemene bepalingen
1.8.8.2   Onderzoek van het ontwerptype
1.8.8.3   Toezicht op de fabricage
1.8.8.4   Dichtheidsproef
1.8.8.5   (Gereserveerd)
1.8.8.6   Toezicht op de interne inspectiedienst
1.8.8.7   Documenten
     
Hoofdstuk 9    
1.9 Beperkingen in het vervoer door de bevoegde autoriteiten
1.9.5   Beperkingen in tunnels
1.9.5.1   Algemene bepalingen
1.9.5.2   Vaststelling van de categorieën
1.9.5.3   Bepalingen voor verkeersborden en kennisgeving van beperkingen
     
Hoofdstuk 10    
1.10   Voorschriften voor de beveiliging
1.10.1   Algemene voorschriften
1.10.2   Opleiding met het oog op de beveiliging
1.10.3   Voorschriften voor gevaarlijke goederen met een hoog gevarenpotentieel
1.10.3.1   Definitie van gevaarlijke goederen met een hoog gevarenpotentieel
1.10.3.2   Beveiligingsplannen
DEEL 2 - Classificatie
Hoofdstuk 1    
2.1 Algemene voorschriften
2.1.1 Inleiding
2.1.2   Principes van de classificatie
2.1.3   Classificatie van niet met name genoemde stoffen met inbegrip van oplossingen en mengsels (zoals preparaten, formuleringen en afvalstoffen)
2.1.4   Classificatie van monsters
2.1.5   Classificatie van voorwerpen als voorwerpen die gevaarlijke stoffen bevatten, n.e.g.
2.1.6   Classificatie van afgedankte verpakkingen, leeg, ongereinigd
     
Hoofdstuk 2    
2.2   Bijzondere voorschriften voor de afzonderlijke klassen
2.2.1   Klasse 1 Ontplofbare stoffen en voorwerpen
2.2.1.1   Criteria
2.2.1.1.6   Definitie van de compatibiliteitsgroepen van de stoffen en voorwerpen
2.2.1.1.7   Indeling van vuurwerk in de subklassen
2.2.1.1.7.5   Defaulttabel voor de classificatie van vuurwerk
2.2.1.1.8   Uitzondering van klasse 1
2.2.1.2   Niet ten vervoer toegelaten stoffen en voorwerpen
2.2.1.3   Lijst van verzamelaanduidingen
2.2.1.4   Glossarium van de benamingen
     
2.2.2   Klasse 2 Gassen
2.2.2.1   Criteria
2.2.2.1.7   Chemische stoffen onder druk
2.2.2.2   Niet ten vervoer toegelaten gassen
2.2.2.3   Lijst van verzamelaanduidingen
     
2.2.3   Klasse 3 Brandbare vloeistoffen
2.2.3.1   Criteria
2.2.3.2   Niet ten vervoer toegelaten stoffen
2.2.3.3   Lijst van verzamelaanduidingen
     
2.2.41   Klasse 4.1: Brandbare vaste stoffen, polymeriserende stoffen, zelfontledende stoffen en vaste ontplofbare stoffen in niet explosieve toestand
2.2.41.1   Criteria
2.2.41.2   Niet ten vervoer toegelaten stoffen
2.2.41.3   Lijst van verzamelaanduidingen
2.2.41.4   Lijst van reeds ingedeelde zelfontledende stoffen in verpakkingen
     
2.2.42   Klasse 4.2: Voor zelfontbranding vatbare stoffen
2.2.42.1   Criteria
2.2.42.2   Niet ten vervoer toegelaten stoffen
2.2.42.3   Lijst van verzamelaanduidingen
     
2.2.43   Klasse 4.3: Stoffen die in contact met water brandbare gassen ontwikkelen
2.2.43.1   Criteria
2.2.43.2   Niet ten vervoer toegelaten stoffen
2.2.43.3   Lijst van verzamelaanduidingen
     
2.2.51   Klasse 5.1 Oxiderende stoffen
2.2.51.1   Criteria
2.2.51.2   Niet ten vervoer toegelaten stoffen
2.2.51.3   Lijst van verzamelaanduidingen
     
2.2.52   Klasse 5.2: Organische peroxiden
2.2.52.1   Criteria
2.2.52.2   Niet ten vervoer toegelaten stoffen
2.2.52.3   Lijst van verzamelaanduidingen
2.2.52.4   Lijst van reeds ingedeelde organische peroxiden in verpakkingen
     
2.2.61   Klasse 6.1 Giftige stoffen
2.2.61.1   Criteria
2.2.61.2   Niet ten vervoer toegelaten stoffen
2.2.61.3   Lijst van verzamelaanduidingen
     
2.2.62   Klasse 6.2 Infectueuze stoffen (besmettelijke stoffen)
2.2.62.1   Criteria
2.2.62.1.9   Biologische producten
2.2.62.1.10   Genetisch gemodificeerde micro-organismen en organismen
2.2.62.1.11   Ziekenhuis- of medisch afval
2.2.62.1.12   Besmette dieren
2.2.62.2   Niet ten vervoer toegelaten stoffen
2.2.62.3   Lijst van verzamelaanduidingen
     
2.2.7   Klasse 7 Radioactieve stoffen
2.2.7.1   Definities
2.2.7.1.2   Besmetting
2.2.7.1.3   Definities van specifieke termen
2.2.7.2   Classificatie
2.2.7.2.1   Algemene bepalingen
2.2.7.2.2   Grenswaarden van de activiteit
2.2.7.2.3   Bepaling van andere stofeigenschappen
2.2.7.2.3.1   Stoffen met geringe specifieke activiteit (LSA)
2.2.7.2.3.3   Radioactieve stoffen in speciale toestand
2.2.7.2.3.4   Gering verspreidbare radioactieve stoffen
2.2.7.2.3.5   Splijtbare stoffen
2.2.7.2.4   Classificatie van colli of onverpakte stoffen
2.2.7.2.4.1   Classificatie als vrijgesteld collo
2.2.7.2.5   Speciale regelingen
     
2.2.8   Klasse 8 Bijtende stoffen
2.2.8.1   Definitie, algemene voorschriften en criteria
2.2.8.2   Niet ten vervoer toegelaten stoffen
2.2.8.3   Lijst van verzamelaanduidingen
     
2.2.9   Klasse 9 Diverse gevaarlijke stoffen en voorwerpen
2.2.9.1   Criteria
2.2.9.2   Niet ten vervoer toegelaten stoffen en voorwerpen
2.2.9.3   Lijst van posities
     
Hoofdstuk 3    
2.3 Testmethoden
2.3.0   Algemeen
2.3.1   Beproeving van het uitzweten voor springstof, type A
2.3.2   Beproevingen betreffende genitreerde cellulosemengsels van klasse 4.1
2.3.2.9   Beproeving van de chemische stabiliteit bij verhoogde temperatuur
2.3.2.10   Ontbrandingstemperatuur (zie 2.3.2.1 en 2.3.2.2)
2.3.3   Beproevingen betreffende brandbare vloeistoffen van de klassen 3, 6.1 en 8.
2.3.3.1   Bepaling van het vlampunt
2.3.3.2   Bepaling van het beginkookpunt
2.3.3.3   Beproeving voor de bepaling van het peroxidegehalte
2.3.4   Beproeving voor de bepaling van het vloeigedrag
2.3.4.1   Meetapparaat
2.3.4.2   Beproevingsmethode
2.3.4.3   Beoordeling van de beproevingsresultaten
2.3.5   Indeling van metaalorganische stoffen in de klassen 4.2.en 4.3
     
DEEL 4 - Voorschriften voor verpakkingen en tanks
Hoofdstuk 1    
4.1   Gebruik van verpakkingen, met inbegrip van IBC’s en grote verpakkingen
4.1.1   Algemene voorschriften voor het verpakken van gevaarlijke goederen in verpakkingen, met inbegrip van IBC's en grote verpakkingen
4.1.1.18   Ontplofbare stoffen, zelfontledende stoffen en organische peroxiden
4.1.1.19   Gebruik van bergingsverpakkingen en grote bergingsverpakkingen
4.1.1.20   Gebruik van bergingsdrukhouders
4.1.1.21   Verificatie van de chemische compatibiliteit van kunststof verpakkingen, met inbegrip van IBC's, door assimilatie van vulstoffen aan standaardvloeistoffen
4.1.2   Aanvullende algemene voorschriften voor het gebruik van IBC's
4.1.3   Algemene voorschriften met betrekking tot verpakkingsinstructies 
4.1.3.6   Drukhouders voor vloeistoffen en vaste stoffen
4.1.3.8   Onverpakte voorwerpen met uitzondering van voorwerpen van klasse 1
4.1.4   Lijst met verpakkingsinstructies
4.1.4.1   Verpakkingsinstructies betreffende het gebruik van verpakkingen (uitgezonderd IBC's en grote verpakkingen)
4.1.4.2   Verpakkingsinstructies betreffende het gebruik van IBC's
4.1.4.3   Verpakkingsinstructies betreffende het gebruik van grote verpakkingen 
4.1.5   Bijzondere verpakkingsvoorschriften voor goederen van klasse 1
4.1.6   Bijzondere verpakkingsvoorschriften voor stoffen van klasse 2 en stoffen van andere klassen, waaraan verpakkingsinstructie P200 is toegekend
4.1.7   Bijzondere verpakkingsvoorschriften voor organische peroxiden van klasse 5.2 en zelfontledende stoffen van klasse 4.1
4.1.7.1   Gebruik van verpakkingen (met uitzondering van IBC’s)
4.1.7.2   Gebruik van IBC's
4.1.8   Bijzondere verpakkingsvoorschriften voor infectueuze stoffen (klasse 6.2)
4.1.9   Bijzondere verpakkingsvoorschriften voor radioactieve stoffen
4.1.9.1   Algemeen
4.1.9.2   Voorschriften en controlemaatregelen voor het vervoer van LSA-stoffen en SCO
4.1.9.3   Colli die splijtbare stoffen bevatten
4.1.10   Bijzondere voorschriften voor gezamenlijke verpakking 
     
Hoofdstuk 2    
4.2   Gebruik van transporttanks en un-gascontainers met verscheidene elementen (MEGC’s)
4.2.1   Algemene voorschriften voor het gebruik van transporttanks voor het vervoer van stoffen van klassen 1 en 3 t/m 9
4.2.1.9   Vullingsgraad
4.2.1.10   Aanvullende voorschriften die van toepassing zijn op het vervoer van klasse 3 stoffen in transporttanks
4.2.1.11   Aanvullende voorschriften die van toepassing zijn op het vervoer van stoffen van klassen 4.1, 4.2 of 4.3 (met uitzondering van zelfontledende stoffen van klasse 4.1) in transporttanks
4.2.1.12   Aanvullende voorschriften die van toepassing zijn op het vervoer van stoffen van klasse 5.1 in transporttanks
4.2.1.13   Aanvullende voorschriften die van toepassing zijn op het vervoer van stoffen van klasse 5.2 en zelfontledende stoffen van klasse 4.1 in transporttanks
4.2.1.14   Aanvullende voorschriften die van toepassing zijn op het vervoer van stoffen van klasse 6.1 in transporttanks
4.2.1.15   Aanvullende voorschriften die van toepassing zijn op het vervoer van stoffen van klasse 6.2 in transporttanks
4.2.1.16   Aanvullende voorschriften die van toepassing zijn op het vervoer van stoffen van klasse 7 in transporttanks
4.2.1.17   Aanvullende voorschriften die van toepassing zijn op het vervoer van stoffen van klasse 8 in transporttanks
4.2.1.18   Aanvullende voorschriften die van toepassing zijn op het vervoer van stoffen van klasse 9 in transporttanks
4.2.1.19   Aanvullende voorschriften die van toepassing zijn op het vervoer van vaste stoffen die worden vervoerd bij temperaturen boven hun smeltpunt
4.2.2   Algemene voorschriften voor het gebruik van transporttanks voor het vervoer van niet sterk gekoelde, vloeibaar gemaakte gassen en chemische stoffen onder druk
4.2.2.7   Het vullen
4.2.3   Algemene voorschriften voor het gebruik van transporttanks voor het vervoer van sterk gekoelde, vloeibaar gemaakte gassen
4.2.3.6   Het vullen
4.2.3.7   Werkelijke verblijftijd
4.2.4   Algemene voorschriften voor het gebruik van UN-gascontainers met verscheidene elementen (MEGC's)
4.2.4.5   Het vullen
4.2.5   Instructies en bijzondere bepalingen voor transporttanks
4.2.5.1   Algemeen
4.2.5.2   Transporttank-instructies
4.2.5.3   Bijzondere bepalingen voor transporttanks
     
Hoofdstuk 3    
4.3   Gebruik van vaste tanks (tankwagens), afneembare tanks, tankcontainers en wissellaadtanks met metalen reservoirs en batterijwagens en gascontainers met verscheidene elementen (MEGC’s)
4.3.1   Toepassingsgebied
4.3.2   Voorschriften van toepassing op alle klassen
4.3.2.1   Gebruik
4.3.2.2   Vullingsgraad
4.3.2.3   Bedrijf
4.3.2.4   Lege, ongereinigde tanks, batterijwagens en MEGC's
4.3.3   Bijzondere bepalingen van toepassing op klasse 2
4.3.3.1   De codering en hiërarchie van tanks
4.3.3.2   Voorwaarden voor het vullen en beproevingsdrukken
4.3.3.3   Bedrijf
4.3.4   Bijzondere bepalingen, van toepassing op de klassen 1 en 3 t/m 9
4.3.4.1   Codering, gerationaliseerde benadering en tankhiërarchie
4.3.4.2   Algemene voorschriften
4.3.5   Bijzondere bepalingen
     
Hoofdstuk 4    
4.4   Gebruik van vaste tanks (tankwagens), afneembare tanks, tankcontainers en wissellaadtanks van vezelgewapende kunststof
4.4.1   Algemeen
4.4.2   Bedrijf
     
Hoofdstuk 5    
4.5   Gebruik van druk/vacuümtanks (voor afvalstoffen)
4.5.1   Gebruik
4.5.2   Bedrijf
     
Hoofdstuk 6    
4.6   (Gereserveerd)
     
Hoofdstuk 7    
4.7   Gebruik van mobiele eenheden voor de fabricage van ontplofbare stoffen of voorwerpen (MEMU's)
4.7.1   Gebruik
4.7.2   Bedrijf
     
DEEL 5 - Procedures voor de verzending
Hoofdstuk 1    
5.1 Algemene voorschriften
5.1.1 Toepassing en algemene voorschriften
5.1.2 Het gebruik van oververpakkingen
5.1.3 Lege, ongereinigde verpakkingen (met inbegrip van IBC's en grote verpakkingen), tanks, MEMU’s, voertuigen en containers voor vervoer als los gestort goed
5.1.4 Gezamenlijke verpakking
5.1.5 Algemene voorschriften voor klasse 7
5.1.5.1 Goedkeuring van verzendingen en kennisgeving
5.1.5.1.1 Algemeen
5.1.5.1.2 Goedkeuring voor de verzending
5.1.5.1.3 Goedkeuring van een verzending op grond van een speciale regeling
5.1.5.1.4 Kennisgevingen
5.1.5.2 Certificaten, uitgegeven door de bevoegde autoriteit
5.1.5.3 Bepaling van de transportindex (TI) en de criticaliteits-veiligheidsindex (CSI)
5.1.5.4 Specifieke bepalingen voor vrijgestelde colli met radioactieve stoffen van klasse 7
5.1.5.5 Samenvatting van voorschriften inzake goedkeuring en voorafgaande kennisgeving
     
Hoofdstuk 2    
5.2 Kenmerking en etikettering
5.2.1 Kenmerking van colli
5.2.1.5 Aanvullende voorschriften voor goederen van klasse 1
5.2.1.6 Aanvullende voorschriften voor goederen van klasse 2
5.2.1.7 Bijzondere voorschriften voor het kenmerken van radioactieve stoffen
5.2.1.8 Bijzondere bepalingen voor de kenmerking van milieugevaarlijke stoffen
5.2.1.9 Kenmerking van lithiumbatterijen
5.2.1.10 Richtinggevende pijlen
5.2.2 De etikettering van colli
5.2.2.1 Etiketteringsvoorschriften
5.2.2.1.10 Bijzondere bepalingen voor de etikettering van colli met infectueuze stoffen.
5.2.2.1.11 Bijzondere bepalingen voor de etikettering van radioactieve stoffen
5.2.2.2 Voorschriften voor etiketten
5.2.2.2.2 Modellen van etiketten
     
Hoofdstuk 3    
5.3 Etikettering en kenmerking van containers, bulkcontainers, MEGC's, MEMU’s, tankcontainers, transporttanks en voertuigen
5.3.1 Het aanbrengen van grote etiketten
5.3.1.1 Algemene voorschriften
5.3.1.2 Het aanbrengen van grote etiketten op containers, bulkcontainers, MEGC’s, tankcontainers en transporttanks
5.3.1.3 Het aanbrengen van grote etiketten op voertuigen die containers, bulkcontainers, MEGC's, tankcontainers of transporttanks vervoeren
5.3.1.4 Het aanbrengen van grote etiketten op voertuigen voor vervoer als los gestort goed, tankwagens, batterijwagens, MEMU’s en voertuigen met afneembare tanks
5.3.1.5 Het aanbrengen van grote etiketten op voertuigen die uitsluitend colli vervoeren
5.3.1.6 Het aanbrengen van grote etiketten op lege tankwagens, batterijwagens, MEGC’s, MEMU’s, tankcontainers, transporttanks en op lege voertuigen en containers voor vervoer als los gestort goed
5.3.1.7 Specificaties voor grote etiketten
5.3.2 Oranje borden
5.3.2.1 Algemene voorschriften voor oranje borden
5.3.2.2 Specificaties voor de oranje borden
5.3.2.3 Betekenis van gevaarsidentificatienummers
5.3.3 Kenmerk voor stoffen die in verwarmde toestand worden vervoerd
5.3.6 Kenmerking voor milieugevaarlijke stoffen
     
Hoofdstuk 4    
5.4 Documentatie
5.4.0 Algemeen
5.4.1 Vervoersdocument voor gevaarlijke goederen en daarmee samenhangende informatie
5.4.1.1 Algemene informatie, die in het vervoersdocument moet staan
5.4.1.1.3 Bijzondere bepalingen voor afvalstoffen
5.4.1.1.5 Bijzondere bepalingen voor bergingsverpakkingen en bergingsdrukhouders
5.4.1.1.6 Bijzondere bepalingen voor lege, ongereinigde middelen van omsluiting
5.4.1.1.7 Bijzondere bepalingen voor vervoer in een transportketen die vervoer over zee of door de lucht omvat
5.4.1.1.11 Bijzondere bepalingen voor het vervoer van IBC's, tanks, batterijwagens of transporttanks en MEGC’s na het verstrijken van de termijn voor de laatste periodieke beproeving of inspectie
5.4.1.1.13 Bijzondere bepalingen voor het vervoer in tankwagens met meerdere compartimenten of in transporteenheden met meer dan één tank.
5.4.1.1.14 Bijzondere bepalingen voor het vervoer van stoffen die bij verhoogde temperatuur vervoerd worden
5.4.1.1.15 Bijzondere bepalingen voor het vervoer van stoffen die door middel van temperatuurbeheersing gestabiliseerd zijn
5.4.1.1.16 Informatie vereist volgens bijzondere bepaling 640 in hoofdstuk 3.3
5.4.1.1.17 Bijzondere bepalingen voor het vervoer van vaste stoffen in bulkcontainers conform 6.11.4
5.4.1.1.18 Bijzondere bepalingen voor het vervoer van milieugevaarlijke stoffen (aquatisch milieu)
5.4.1.1.19 Bijzondere bepalingen voor het vervoer van afgedankte verpakkingen, leeg, ongereinigd (UN 3509)
5.4.1.1.20 Bijzondere bepalingen voor het vervoer van stoffen die overeenkomstig 2.1.2.8 zijn ingedeeld
5.4.1.1.21 Bijzondere bepalingen voor het vervoer van UN-nrs. 3528, 3529 en 3530
5.4.1.2 Aanvullende of bijzondere informatie, vereist voor bepaalde klassen
5.4.1.2.1 Bijzondere bepalingen voor klasse 1
5.4.1.2.2 Aanvullende bepalingen voor klasse 2
5.4.1.2.3 Aanvullende bepalingen voor zelfontledende stoffen en polymeriserende stoffen van klasse 4.1 en organische peroxiden van klasse 5.2
5.4.1.2.4 Aanvullende bepalingen voor klasse 6.2
5.4.1.2.5 Aanvullende bepalingen voor klasse 7
5.4.1.3 (Gereserveerd)
5.4.1.4 Vereiste opmaak en taal
5.4.1.5 Niet-gevaarlijke goederen
5.4.2 Container-/voertuigbeladingscertificaat
5.4.3 Schriftelijke instructies
5.4.4 Bewaring van informatie over het vervoer van gevaarlijke goederen
5.4.5 Voorbeeld van een formulier voor multimodaal vervoer van gevaarlijke goederen
     
Hoofdstuk 5    
5.5 Bijzondere bepalingen
5.5.1 (Geschrapt)
5.5.2 Bijzondere bepalingen van toepassing op gegaste laadeenheden (UN 3359)
5.5.2.1 Algemeen
5.5.2.2 Opleiding
5.5.2.3 Kenmerking en grote etiketten
5.5.2.4 Documentatie
5.5.3 Bijzondere bepalingen van toepassing op colli en voertuigen en containers met stoffen die een verstikkingsgevaar vertonen wanneer zij voor koelings- of conditioneringsdoeleinden worden gebruikt (zoals droogijs [UN 1845] of stikstof, sterk gekoeld, vloeibaar [UN 1977] of argon, sterk gekoeld, vloeibaar [UN 1951])
5.5.3.1 Toepassingsgebied
5.5.3.2 Algemeen
5.5.3.3 Colli die een koel- of conditioneringsmiddel bevatten
5.5.3.4 Kenmerking van colli die een koel- of conditioneringsmiddel bevatten
5.5.3.5 Voertuigen en containers die onverpakt droogijs bevatten
5.5.3.6 Kenmerking van voertuigen en containers
5.5.3.7 Documentatie
     
DEEL 6 - Voorschriften voor de constructie en beproeving van verpakkingen, IBC’s, grote verpakkingen en tanks
Hoofdstuk 1    
6.1 Voorschriften voor de constructie en beproeving van verpakkingen
6.1.1 Algemeen
6.1.2 Code voor de aanduiding van typen van verpakkingen
6.1.3 Kenmerk
6.1.4 Eisen aan verpakkingen
6.1.4.0 Algemene voorschriften
6.1.4.1 Stalen vaten
6.1.4.2 Aluminium vaten
6.1.4.3 Vaten van een ander metaal dan staal of aluminium
6.1.4.4 Jerrycans van staal of aluminium
6.1.4.5 Vaten van gelamineerd hout
6.1.4.7 Kartonnen vaten
6.1.4.8 Vaten en jerrycans van kunststof
6.1.4.9 Kisten van natuurlijk hout
6.1.4.10 Kisten van gelamineerd hout
6.1.4.11 Kisten van houtvezelmateriaal
6.1.4.12 Kartonnen dozen
6.1.4.13 Dozen van kunststof
6.1.4.14 Kisten van staal, aluminium of ander metaal
6.1.4.15 Zakken van textiel
6.1.4.16 Zakken van kunststof weefsel
6.1.4.17 Zakken van kunststof folie
6.1.4.18 Papieren zakken
6.1.4.19 Combinatieverpakkingen (kunststof)
6.1.4.20 Combinatieverpakkingen (glas, porselein of aardewerk)
6.1.4.21 Samengestelde verpakkingen
6.1.4.22 Lichte metalen verpakkingen
6.1.5 Voorschriften voor de beproeving van de verpakkingen
6.1.5.1 Uitvoering en herhaling van de beproevingen
6.1.5.2 Voorbereiding van de verpakkingen en de colli voor de beproevingen
6.1.5.3 Valproef
6.1.5.4 Dichtheidsproef
6.1.5.5 Beproeving met inwendige druk (hydraulische proefpersing)
6.1.5.6 Stapelproef
6.1.5.7 Aanvullende beproeving van permeatie bij vaten en jerrycans van kunststof volgens 6.1.4.8 en combinatieverpakkingen (kunststof) volgens 6.1.4.19, bestemd voor het vervoer van vloeistoffen met een vlampunt £60 oC, met uitzondering van de verpakkingen 6HA1
6.1.5.8 Beproevingsrapport
6.1.6 Standaardvloeistoffen voor het aantonen van de chemische bestendigheid van verpakkingen, met inbegrip van IBC’s, van polyetheen, volgens respectievelijk 6.1.5.2.6 en 6.5.6.3.5.
     
Hoofdstuk 2    
6.2 Voorschriften voor de constructie en de beproeving van drukhouders, spuitbussen, houders, klein, met gas (gaspatronen) en patronen voor brandstofcellen met vloeibaar gemaakt, brandbaar gas
6.2.1 Algemene voorschriften
6.2.1.1 Ontwerp en constructie
6.2.1.2 Materialen
6.2.1.3 Bedrijfsuitrusting
6.2.1.4 Goedkeuring van drukhouders
6.2.1.5 Eerste onderzoek en beproeving
6.2.1.6 Periodiek onderzoek en beproeving
6.2.1.7 Voorschriften voor fabrikanten
6.2.1.8 Voorschriften voor onderzoeksinstanties
6.2.2 Voorschriften voor UN-drukhouders
6.2.2.1 Ontwerp, constructie en eerste onderzoek en beproeving
6.2.2.2 Materialen
6.2.2.3 Bedrijfsuitrusting
6.2.2.4 Periodiek onderzoek en beproeving
6.2.2.5 Conformiteitbeoordelingssysteem en goedkeuring voor de fabricage van drukhouders
6.2.2.6 Goedkeuringssysteem voor periodiek onderzoek en beproeving van drukhouders
6.2.2.7 Merktekens op hervulbare UN-drukhouders
6.2.2.8 Merktekens op niet-hervulbare UN-drukhouders
6.2.2.9 Merktekens op UN-opslagsystemen met metaalhydride
6.2.2.10 Merktekens op UN-flessenbatterijen
6.2.2.11 Equivalente procedures voor conformiteitsbeoordeling en periodiek onderzoek en beproeving
6.2.3 Algemene voorschriften voor niet-UN-drukhouders
6.2.3.1 Ontwerp en constructie
6.2.3.3 Bedrijfsuitrusting
6.2.3.4 Eerste onderzoek en beproeving
6.2.3.5 Periodiek onderzoek en beproeving
6.2.3.6 Goedkeuring van drukhouders
6.2.3.7 Voorschriften voor fabrikanten
6.2.3.8 Voorschriften voor onderzoeksinstanties
6.2.3.9 Merktekens op hervulbare drukhouders
6.2.3.10 Merktekens op niet-hervulbare drukhouders
6.2.3.11 Bergingsdrukhouders
6.2.4 Voorschriften voor niet-UN-drukhouders, die volgens normen waarnaar wordt verwezen, zijn ontworpen, geconstrueerd en beproefd
6.2.4.2 Periodiek onderzoek en beproeving
6.2.5 Voorschriften voor niet-UN-drukhouders die niet volgens normen zijn ontworpen, geconstrueerd en beproefd
6.2.5.1 Materialen
6.2.5.2 Bedrijfsuitrusting
6.2.5.3 Metalen flessen, grote cilinders, drukvaten en flessenbatterijen
6.2.5.4 Aanvullende bepalingen die betrekking hebben op drukhouders vervaardigd van een aluminiumlegering voor samengeperste gassen, vloeibaar gemaakte gassen, opgeloste gassen en drukloze gassen die aan bijzondere voorschriften onderworpen zijn (gasmonsters), alsmede op voorwerpen die gas onder druk bevatten met uitzondering van spuitbussen en houders, klein, met gas (gaspatronen)
6.2.5.5 Drukhouders van composietmaterialen
6.2.5.6 Gesloten cryo-houders
6.2.6 Algemene voorschriften voor spuitbussen, houders, klein, met gas (gaspatronen), alsmede voor patronen voor brandstofcellen die een vloeibaar gemaakt, brandbaar gas bevatten
6.2.6.1 Ontwerp en constructie
6.2.6.2 Hydraulische drukproef
6.2.6.3 Dichtheidsproef
6.2.6.4 Verwijzing naar normen
     
Hoofdstuk 3    
6.3 Voorschriften voor de constructie en de beproeving van verpakkingen voor infectueuze (besmettelijke) stoffen van categorie A van klasse 6.2
6.3.1 Algemeen
6.3.2 Voorschriften voor verpakkingen
6.3.3 Code voor de aanduiding van de typen verpakkingen
6.3.4 Kenmerk
6.3.4.4 Voorbeeld van kenmerk
6.3.5 Beproevingseisen voor verpakkingen
6.3.5.1 Uitvoering en frequentie van de beproevingen
6.3.5.2 Voorbereiding van verpakkingen voor de beproeving
6.3.5.3 Valproef
6.3.5.4 Doorstootproef
6.3.5.5 Beproevingsrapport
     
Hoofdstuk 4    
6.4 Voorschriften voor de constructie, beproeving en goedkeuring van colli voor radioactieve stoffen en voor de goedkeuring van dergelijke stoffen
6.4.1 (Gereserveerd)
6.4.2 Algemene bepalingen
6.4.3 (Gereserveerd)
6.4.4 Bepalingen voor vrijgestelde colli
6.4.5 Bepalingen voor industriële colli
6.4.6 Bepalingen voor colli die uraniumhexafluoride bevatten
6.4.7 Bepalingen voor colli van type A
6.4.8 Bepalingen voor colli van type B(U)
6.4.9 Bepalingen voor colli van type B(M)
6.4.10 Bepalingen voor colli van type C
6.4.11 Bepalingen voor colli met splijtbare stoffen
6.4.12 Beproevingsprocedures en bewijs van overeenstemming
6.4.13 Beproeving van de goede staat van de borghouder en de afscherming en beoordeling van de veiligheid ten aanzien van criticaliteit
6.4.14 Trefplaat voor valproeven
6.4.15 Beproeving met het doel aan te tonen dat het collo normale vervoersomstandigheden kan doorstaan
6.4.16 Bijkomende beproevingen voor colli van type A ontworpen voor vloeistoffen en gassen
6.4.17 Beproevingen met het doel om aan te tonen dat het collo ongevalsomstandigheden tijdens het vervoer kan doorstaan
6.4.18 Verzwaarde onderdompelingsbeproeving in water voor colli van type B(U) en van type B(M) die meer dan 105 A2 bevatten en colli van type C
6.4.19 Beproeving van waterlekkage voor colli die splijtbare stoffen bevatten
6.4.20 Beproevingen voor colli van type C
6.4.21 Keuringen van verpakkingen ontworpen om ten minste 0,1 kg uraniumhexafluoride te bevatten
6.4.22 Goedkeuring van het model van colli en stoffen
6.4.23 Aanvragen voor goedkeuring en goedkeuring voor het vervoer van radioactieve stoffen
     
Hoofdstuk 5    
6.5 Voorschriften voor de constructie en beproeving van IBC’s
6.5.1 Algemene voorschriften
6.5.1.1 Toepassingsgebied
6.5.1.4 Coderingssysteem voor de kenmerking van IBC's
6.5.2 Kenmerk
6.5.2.1 Basiskenmerk
6.5.2.2 Aanvullende kenmerking
6.5.2.3 Overeenstemming met het ontwerptype
6.5.2.4 Kenmerk van omgebouwde combinatie-IBC’s (31HZ1)
6.5.3 Voorschriften voor de constructie
6.5.3.1 Algemene voorschriften
6.5.4 Beproeving, certificering en inspectie
6.5.4.4 Inspectie en beproeving
6.5.4.5 Gerepareerde IBC's
6.5.5 Bijzondere voorschriften voor IBC’s
6.5.5.1 Bijzondere voorschriften voor metalen IBC's
6.5.5.2 Bijzondere voorschriften voor flexibele IBC's
6.5.5.3 Bijzondere voorschriften voor IBC's van stijve kunststof
6.5.5.4 Bijzondere voorschriften voor combinatie-IBC's met binnenhouder van kunststof
6.5.5.5 Bijzondere voorschriften voor kartonnen IBC's
6.5.5.6 Bijzondere voorschriften voor houten IBC's
6.5.6 Voorschriften voor de beproeving van IBC’s
6.5.6.1 Uitvoering en herhaling van de beproevingen
6.5.6.2 Beproevingen van het ontwerptype
6.5.6.3 Voorbereiding van de IBC's voor de beproevingen
6.5.6.4 Hefproef (onderzijde)
6.5.6.5 Hefproef (bovenzijde)
6.5.6.6 Stapelproef
6.5.6.7 Dichtheidsproef
6.5.6.8 Hydraulische drukproef (beproeving met inwendige druk)
6.5.6.9 Valproef
6.5.6.10 Scheurproef
6.5.6.11 Kantelproef
6.5.6.12 Oprichtproef
6.5.6.13 Vibratietest
6.5.6.14 Beproevingsrapport
     
Hoofdstuk 6    
6.6 Voorschriften voor de constructie en de beproeving van grote verpakkingen
6.6.1 Algemeen
6.6.2 Code voor het aanduiden van typen grote verpakkingen
6.6.3 Kenmerk
6.6.4 Bijzondere voorschriften voor grote verpakkingen
6.6.4.1 Bijzondere voorschriften voor metalen grote verpakkingen
6.6.4.2 Bijzondere voorschriften voor grote verpakkingen van flexibel materiaal
6.6.4.3 Bijzondere voorschriften voor grote verpakkingen van kunststof
6.6.4.4. Bijzondere voorschriften voor grote verpakkingen van karton
6.6.4.5. Bijzondere voorschriften voor grote verpakkingen van hout
6.6.5 Beproevingsvoorschriften voor grote verpakkingen
6.6.5.1 Uitvoering en frequentie van de beproevingen
6.6.5.2 Voorbereiding voor de beproeving
6.6.5.3 Beproevingsvoorschriften
6.6.5.4. Certificering en beproevingsrapport
     
Hoofdstuk 7    
6.7 Voorschriften voor het ontwerp, de constructie, het onderzoek en de beproeving van transporttanks en UN-gascontainers met verscheidene elementen (MEGC’s)
6.7.1 Toepassing en algemene voorschriften
6.7.2 Voorschriften voor het ontwerp, de constructie, het onderzoek en de beproeving van transporttanks, bestemd voor het vervoer van stoffen van de klassen 1 en 3 t/m 9
6.7.2.2 Algemene voorschriften voor ontwerp en constructie
6.7.2.3 Ontwerpcriteria
6.7.2.4 Minimale wanddikte van het reservoir
6.7.2.5 Bedrijfsuitrusting
6.7.2.6 Openingen aan de onderzijde
6.7.2.7 Veiligheidsinrichtingen
6.7.2.8 Drukontlastingsinrichtingen
6.7.2.9 Instelling van drukontlastingsinrichtingen
6.7.2.10 Smeltveiligheden
6.7.2.11 Breekplaten
6.7.2.12 Capaciteit van drukontlastingsinrichtingen
6.7.2.13 Kenmerking van drukontlastingsinrichtingen
6.7.2.14 Aansluitingen naar drukontlastingsinrichtingen
6.7.2.15 Plaatsing van drukontlastingsinrichtingen
6.7.2.16 Peilinrichtingen
6.7.2.17 Steunen voor transporttanks, raamwerken, hijs- en bevestigingsinrichtingen
6.7.2.18 Goedkeuring van het ontwerp
6.7.2.19 Onderzoek en beproeving
6.7.2.20 Kenmerking
6.7.3 Voorschriften voor het ontwerp, de constructie, het onderzoek en de beproeving van transporttanks, bestemd voor het vervoer van niet sterk gekoelde, vloeibaar gemaakte gassen
6.7.3.1 Definities
6.7.3.2 Algemene voorschriften voor ontwerp en constructie
6.7.3.3 Ontwerpcriteria
6.7.3.4 Minimale wanddikte van het reservoir
6.7.3.5 Bedrijfsuitrusting
6.7.3.6 Openingen aan de onderzijde
6.7.3.7 Drukontlastingsinrichtingen
6.7.3.8 Capaciteit van ontlastingsinrichtingen
6.7.3.9 Kenmerking van drukontlastingsinrichtingen
6.7.3.10 Aansluitingen naar drukontlastingsinrichtingen
6.7.3.11 Plaatsing van drukontlastingsinrichtingen
6.7.3.12 Peilinrichtingen
6.7.3.13 Steunen, raamwerken, hijs- en bevestigingsinrichtingen voor transporttanks
6.7.3.14 Goedkeuring van het ontwerp
6.7.3.15 Onderzoek en beproeving
6.7.3.16 Kenmerking
6.7.4 Voorschriften voor het ontwerp, de constructie, het onderzoek en de beproeving van transporttanks, bestemd voor het vervoer van sterk gekoelde, vloeibaar gemaakte gassen van klasse 2
6.7.4.1 Definities
6.7.4.2 Algemene voorschriften voor ontwerp en constructie
6.7.4.3 Ontwerpcriteria
6.7.4.4 Minimale wanddikte van het reservoir
6.7.4.5 Bedrijfsuitrusting
6.7.4.6 Drukontlastingsinrichtingen
6.7.4.7 Capaciteit en instelling van drukontlastingsinrichtingen
6.7.4.8 Kenmerking van drukontlastingsinrichtingen
6.7.4.9 Aansluitingen naar drukontlastingsinrichtingen
6.7.4.10 Plaatsing van drukontlastingsinrichtingen
6.7.4.11 Peilinrichtingen
6.7.4.12 Steunen voor transporttanks, raamwerken, hijs- en bevestigingsinrichtingen.
6.7.4.13 Goedkeuring van het ontwerp
6.7.4.14 Onderzoek en beproeving
6.7.4.15 Kenmerking
6.7.5 Voorschriften voor het ontwerp, de constructie, het onderzoek en de beproeving van UN-gascontainers met verscheidene elementen (MEGC's), bestemd voor het vervoer van niet sterk gekoelde gassen.
6.7.5.1 Definities
6.7.5.2 Algemene ontwerp- en constructievoorschriften
6.7.5.3 Bedrijfsuitrusting
6.7.5.4 Drukontlastingsinrichtingen
6.7.5.5 Capaciteit van drukontlastingsinrichtingen
6.7.5.6 Kenmerking van drukontlastingsinrichtingen
6.7.5.7 Aansluitingen naar drukontlastingsinrichtingen
6.7.5.8 Plaatsing van drukontlastingsinrichtingen
6.7.5.9 Peilinrichtingen
6.7.5.10 Steunen, raamwerken, hijs- en bevestigingsinrichtingen voor MEGC's
6.7.5.11 Goedkeuring van het ontwerp
6.7.5.12 Onderzoek en beproeving
6.7.5.13 Kenmerking
     
Hoofdstuk 8    
6.8 Voorschriften voor de constructie, uitrusting, typegoedkeuring, het onderzoek en de beproeving en de kenmerking van vaste tanks (tankwagens), afneembare tanks en tankcontainers en wissellaadtanks, met reservoirs van metaal, en batterijwagens en gascontainers met verscheidene elementen (MEGC's)
6.8.1 Toepassingsgebied
6.8.2 Voorschriften van toepassing op alle klassen
6.8.2.1 Constructie,Basisprincipes, Materialen van de reservoirs,Minimale wanddikte van het reservoir, Het lassen en het onderzoek van de lasverbindingen
6.8.2.2 Uitrustingsdelen
6.8.2.3 Typegoedkeuring
6.8.2.4 Onderzoek en beproevingen
6.8.2.5 Kenmerking
6.8.2.6 Voorschriften voor tanks die volgens normen waarnaar wordt verwezen, zijn ontworpen, geconstrueerd en beproefd
6.8.2.6.2 Onderzoek en beproeving
6.8.2.7 Voorschriften voor tanks die niet volgens normen waarnaar verwezen wordt, zijn ontworpen, geconstrueerd en beproefd
6.8.3 Bijzondere voorschriften van toepassing op klasse 2
6.8.3.1 Constructie van reservoirs, Constructie van batterijwagens en MEGC's
6.8.3.2 Uitrustingsdelen, Warmte-isolerende beschermingen, Uitrustingsdelen voor batterijwagens en MEGC's
6.8.3.3 Typegoedkeuring
6.8.3.4 Onderzoek en beproevingen, Onderzoek en beproevingen van batterijwagens en MEGC's
6.8.3.5 Kenmerking, Kenmerking van batterijwagens en MEGC's
6.8.3.6 Voorschriften voor batterijwagens en MEGC’s die worden ontworpen, geconstrueerd en beproefd overeenkomstig normen waarnaar wordt verwezen
6.8.3.7 Voorschriften voor batterijwagens en MEGC's die niet volgens normen waarnaar wordt verwezen zijn ontworpen, geconstrueerd en beproefd
6.8.4 Bijzondere bepalingen
6.8.5 Voorschriften betreffende de materialen en constructie van vaste gelaste tanks, afneembare gelaste tanks en gelaste reservoirs van tankcontainers waarvoor een beproevingsdruk van ten minste 1 MPa (10 bar) is voorgeschreven en van vaste gelaste tanks, afneembare gelaste tanks en gelaste reservoirs van tankcontainers bestemd voor het vervoer van sterk gekoelde, vloeibaar gemaakte gassen van klasse 2
6.8.5.1 Materialen en reservoirs
6.8.5.2 Beproevingsvoorschriften
6.8.5.2.1 Stalen reservoirs
6.8.5.2.2 Reservoirs van aluminium of van aluminiumlegeringen
6.8.5.2.3 Reservoirs van koper of koperlegeringen
6.8.5.3 Kerfslagproeven
6.8.5.4 Verwijzing naar normen
     
Hoofdstuk 9    
6.9 Voorschriften voor het ontwerp, de constructie, uitrusting, typegoedkeuring, beproeving en kenmerking van vaste tanks (tankwagens), afneembare tanks, tankcontainers en wissellaadtanks van vezelgewapende kunststof
6.9.1 Algemeen
6.9.2 Constructie
6.9.2.3 Grondstoffen
6.9.2.3.2 Harsen
6.9.2.3.3 Versterkingsvezels
6.9.2.3.4 Materiaal voor thermoplastische bekleding
6.9.2.3.5 Additieven
6.9.2.14 Bijzondere voorschriften voor het vervoer van stoffen met een vlampunt ten hoogste 60 oC
6.9.3 Uitrustingsdelen
6.9.4 Typekeuring en typegoedkeuring
6.9.4.2 Materiaalbeproeving
6.9.4.3 Typekeuring
6.9.4.4 Typegoedkeuring
6.9.5 Inspecties
6.9.6 Kenmerking
     
Hoofdstuk 10    
6.10 Voorschriften voor de constructie, de uitrusting, de typegoedkeuring, het onderzoek en de kenmerking van druk/vacuümtanks (voor afvalstoffen)
6.10.1 Algemeen
6.10.1.1 Definitie
6.10.1.2 Toepassingsgebied
6.10.2 Constructie
6.10.3 Uitrustingsdelen
     
Hoofdstuk 11    
6.11 Voorschriften voor het ontwerp, de constructie, het onderzoek en de beproeving van bulkcontainers
6.11.2 Toepassing en algemene voorschriften
6.11.2.3 Code voor het aanduiden van typen bulkcontainers
6.11.3 Voorschriften voor het ontwerp, de constructie, het onderzoek en de beproeving van BK1- of BK2-containers die voldoen aan de CSC en die als bulkcontainers gebruikt worden
6.11.3.1 Ontwerp- en constructievoorschriften
6.11.3.2 Bedrijfsuitrusting
6.11.3.3 Onderzoek en beproeving
6.11.3.4 Kenmerking
6.11.4 Voorschriften voor het ontwerp, de constructie en de goedkeuring van BK1- en BK2-bulkcontainers met uitzondering van containers die voldoen aan de CSC
6.11.5 Voorschriften voor het ontwerp, de constructie, het onderzoek en de beproeving van flexibele bulkcontainers (BK3)
6.11.5.1 Voorschriften voor ontwerp en constructie
6.11.5.2 Bedrijfsuitrusting en voorzieningen voor de behandeling
6.11.5.3 Onderzoek en beproeving
6.11.5.4 Beproevingsrapport
6.11.5.5 Kenmerking
     
Hoofdstuk 12    
6.12 Voorschriften voor de constructie, uitrusting, typegoedkeuring, onderzoeken en beproevingen en kenmerking van tanks, bulkcontainers en speciale compartimenten voor ontplofbare stoffen of voorwerpen van mobiele eenheden voor de fabricage van ontplofbare stoffen of voorwerpen (MEMU's)
6.12.1 Toepassingsgebied
6.12.2 Algemene bepalingen
6.12.3 Tanks
6.12.3.1 Tanks met een inhoud van 1000 liter of meer
6.12.3.2 Tanks met een inhoud van minder dan 1000 liter
6.12.4 Uitrustingsdelen
6.12.5 Speciale compartimenten voor ontplofbare stoffen en voorwerpen
     
DEEL 7 - Voorschriften inzake het vervoer, het laden, lossen en de behandeling
Hoofdstuk 1    
7.1 Algemene voorschriften en bijzondere bepalingen voor temperatuurbeheersing
     
Hoofdstuk 2    
7.2 Voorschriften inzake het vervoer in colli
     
Hoofdstuk 3    
7.3 Voorschriften inzake het vervoer als los gestort goed
7.3.1 Algemene voorschriften
7.3.2 Voorschriften voor het vervoer als los gestort goed indien de voorschriften van 7.3.1.1 a) worden toegepast.
7.3.2.3 Goederen van klasse 4.2
7.3.2.4 Goederen van klasse 4.3
7.3.2.5 Goederen van klasse 5.1
7.3.2.6 Goederen van klasse 6.2
7.3.2.6.2 Afvalstoffen van klasse 6.2 (UN 3291)
7.3.2.7 Stoffen van klasse 7
7.3.2.8 Goederen van klasse 8
7.3.2.9 Goederen van klasse 9
7.3.2.10 Gebruik van flexibele bulkcontainers
7.3.3 Bijzondere bepalingen voor het vervoer als los gestort goed indien de voorschriften van 7.3.1.1 b) worden toegepast
     
Hoofdstuk 4    
7.4 Voorschriften inzake vervoer in tanks
     
Hoofdstuk 5    
7.5 Voorschriften inzake het laden, lossen en de behandeling
7.5.1 Algemene voorschriften inzake het laden, lossen en de behandeling
7.5.2 Samenladingsverboden
7.5.4 Voorzorgsmaatregelen met betrekking tot levens- en genotsmiddelen en voer voor dieren
7.5.5 Beperking van de vervoerde hoeveelheden
7.5.5.2 Beperkingen met betrekking tot ontplofbare stoffen en voorwerpen
7.5.5.2.1 Te vervoeren stoffen en hoeveelheden
7.5.5.2.3 Vervoer van ontplofbare stoffen en voorwerpen op MEMU's
7.5.7 Behandeling en stuwage
7.5.7.6 Laden van flexibele bulkcontainers
7.5.8 Reiniging na het lossen
7.5.9 Rookverbod
7.5.10 Voorzorgsmaatregelen tegen elektrostatische ladingen
7.5.11 Aanvullende voorschriften voor bepaalde klassen of specifieke goederen
     
Bijlage B   Bepalingen betreffende de vervoermiddelen en het vervoer
DEEL 8 - Voorschriften voor de bemanning, uitrusting en exploitatie van het voertuig en documentatie
Hoofdstuk 1    
8.1 Algemene voorschriften inzake transporteenheden en boorduitrusting
8.1.1 Transporteenheden
8.1.2 Aan boord van de transporteenheid mee te voeren documenten
8.1.3 Het aanbrengen van grote etiketten en kenmerking
8.1.4 Brandbestrijdingsuitrusting
8.1.5 Uitrusting van uiteenlopende aard en uitrusting voor persoonlijke bescherming
     
Hoofdstuk 2    
8.2 Voorschriften inzake de opleiding van de bemanning van het voertuig
8.2.1 Toepassing en algemene voorschriften inzake de opleiding van bestuurders
8.2.2 Bijzondere voorschriften inzake de opleiding van bestuurders
8.2.2.3 Structuur van de opleiding
8.2.2.4 Programma voor de aanvangscursus
8.2.2.5 Programma voor de herhalingsopleiding
8.2.2.6 Goedkeuring van de opleiding
8.2.2.7 Examens
8.2.2.7.1 Examens voor de basisopleidingscursus
8.2.2.7.2 Examens voor de specialisatieopleidingscursussen voor het vervoer in tanks of voor het vervoer van stoffen en voorwerpen van klasse 1 of radioactieve stoffen van klasse 7
8.2.2.8 Het vakbekwaamheidscertificaat van de bestuurder
8.2.2.8.5 Model van het opleidingscertificaat voor bestuurders van voertuigen die gevaarlijke goederen vervoeren
8.2.3 De opleiding van personen - met uitzondering van bestuurders die in het bezit zijn van een certificaat volgens 8.2.1 - die bij het vervoer van gevaarlijke goederen over de weg betrokken zijn
     
Hoofdstuk 3    
8.3 Diverse voorschriften waaraan de bemanning van het voertuig moet voldoen
8.3.1 Passagiers
8.3.2 Het gebruik van brandblusapparaten
8.3.3 Verbod op het openen van colli
8.3.4 Draagbare verlichtingsapparaten
8.3.5 Rookverbod
8.3.6 Het laten draaien van de motor tijdens laden of lossen
8.3.7 Gebruik van de parkeerrem en de stopblokken
8.3.8 Gebruik betrokken zijn
     
Hoofdstuk 4    
8.4 Voorschriften betreffende het toezicht op voertuigen
     
Hoofdstuk 5    
8.5 Aanvullende voorschriften met betrekking tot specifieke klassen of goederen
     
Hoofdstuk 6    
8.6 Beperkingen voor de doorgang door tunnels voor het wegverkeer van voertuigen die gevaarlijke goederen vervoeren
8.6.1 Algemene bepalingen
8.6.2 Verkeerstekens en symbolen voor het wegverkeer, van toepassing op de doorgang van voertuigen die gevaarlijke goederen vervoeren.
8.6.3 Codes voor beperkingen in tunnels
8.6.4 Beperkingen voor de doorgang van transporteenheden die gevaarlijke goederen vervoeren door tunnels
     
DEEL 9 - Voorschriften inzake de constructie en goedkeuring van voertuigen
Hoofdstuk 1    
9.1 Toepassingsgebied, definities en voorschriften voor de goedkeuring van voertuigen
9.1.1 Toepassingsgebied en definities
9.1.1.1 Toepassingsgebied
9.1.1.2 Definities
9.1.2 Goedkeuring van EX/II-, EX/III-, FL - en AT-voertuigen en MEMU’s
9.1.2.1 Algemeen
9.1.2.2 Voorschriften voor voertuigen met typegoedkeuring
9.1.2.3 Jaarlijks technisch onderzoek
9.1.3 Certificaat van goedkeuring
9.1.3.5 Model voor het certificaat van goedkeuring voor voertuigen die bepaalde gevaarlijke goederen vervoeren
     
Hoofdstuk 2    
9.2 Voorschriften inzake de constructie van voertuigen
9.2.1 Overeenstemming met de voorschriften van dit hoofdstuk
9.2.2 Elektrische uitrusting
9.2.2.1 Algemene voorschriften
9.2.2.2 Bedrading
9.2.2.3 Zekeringen en stroomonderbrekers
9.2.2.4 Accu's
9.2.2.5 Verlichting
9.2.2.6 Elektrische verbindingen tussen motorvoertuigen en aanhangwagens
9.2.2.7 Spanning
9.2.2.8 Hoofdschakelaar voor de accu
9.2.2.9 Stroomkringen met permanente voeding
9.2.3 Reminrichting
9.2.3.1 Algemene voorschriften
9.2.4 Voorkomen van brandgevaar
9.2.4.1 Algemene voorschriften
9.2.4.3 Brandstoftanks
9.2.4.5 Uitlaatsysteem
9.2.4.6 Duurremsysteem
9.2.4.7 Verwarmingssystemen op brandstof
9.2.5 Snelheidsbegrenzer
9.2.6 Koppelingen van motorvoertuigen en aanhangwagens
9.2.7 Voorkomen van andere risico's veroorzaakt door brandstoffen
     
Hoofdstuk 3    
9.3 Aanvullende voorschriften inzake complete of afgebouwde EX/II- of EX/III-voertuigen, bestemd voor het vervoer van ontplofbare stoffen en voorwerpen (klasse 1) in colli
9.3.1 Te gebruiken materialen voor de constructie van voertuigopbouwen
9.3.2 Verwarmingssystemen op brandstof
9.3.3 EX/II-voertuigen
9.3.4 EX/III-voertuigen
9.3.5 Motor en laadcompartiment
9.3.6 Uitwendige warmtebronnen en de laadruimte
9.3.7 Elektrische uitrusting
     
Hoofdstuk 4    
9.4 Aanvullende voorschriften inzake de constructie van de opbouwen van complete of afgebouwde voertuigen, bestemd voor het vervoer van gevaarlijke goederen in colli (met uitzondering van EX/II- en EX/III-voertuigen)
     
Hoofdstuk 5    
9.5 Aanvullende voorschriften inzake de constructie van de opbouwen van complete of afgebouwde voertuigen, bestemd voor het vervoer van gevaarlijke vaste stoffen als losgestort goed
     
Hoofdstuk 6    
9.6 Aanvullende voorschriften inzake complete of afgebouwde voertuigen, bestemd voor het vervoer van stoffen onder temperatuurbeheersing
     
Hoofdstuk 7    
9.7 Aanvullende voorschriften inzake tankwagens (vaste tanks) batterijwagens en complete of afgebouwde voertuigen, die worden gebruikt voor het vervoer van gevaarlijke goederen in afneembare tanks met een inhoud groter dan 1 m3 of in tankcontainers, transporttanks of MEGC’s met een inhoud groter dan 3 m3 (EX/III-, FL- en AT-voertuigen)
9.7.1 Algemene voorschriften
9.7.2 Voorschriften inzake tanks
9.7.3 Bevestiging
9.7.4 Equipotentiaalverbinding van FL-voertuigen
9.7.5 Stabiliteit van tankwagens
9.7.6 Bescherming aan de achterzijde van voertuigen
9.7.7 Verwarmingssystemen op brandstof
9.7.8 Elektrische uitrusting
9.7.9 Aanvullende veiligheidsvoorschriften betreffende EX/III-voertuigen
     
Hoofdstuk 8    
9.8 Aanvullende voorschriften inzake complete en afgebouwde MEMU’s
9.8.1 Algemene bepalingen
9.8.2 Voorschriften inzake tanks en bulkcontainers
9.8.3 Equipotentiaalverbinding van MEMU's
9.8.4 Stabiliteit van MEMU's
9.8.5 Bescherming aan de achterzijde van MEMU's
9.8.6 Verwarmingssystemen op brandstof
9.8.7 Aanvullende veiligheidsvoorschriften
9.8.8 Aanvullende beveiligingsvoorschriften
     

HOOFDSTUK 1.8 - Controlemaatregelen en andere maatregelen voor de ondersteuning van de naleving van de veiligheidsvoorschriften
Hoofdstuk 8    
1.8 Controlemaatregelen en andere maatregelen voor de ondersteuning van de naleving van de veiligheidsvoorschriften
1.8.1   Controles van gevaarlijke goederen van overheidswege
1.8.2   Ambtelijke hulp
1.8.3   Veiligheidsadviseur
1.8.3.12   Examens
1.8.3.16   Geldigheidsduur en verlenging van het certificaat
1.8.3.18   Model van het certificaat
1.8.3.19   Uitbreiding van het certificaat
1.8.4   Lijst van de bevoegde autoriteiten en de door hen aangewezen instanties
1.8.5   Meldingen van gebeurtenissen met gevaarlijke goederen
1.8.5.4   Model voor een rapport over gebeurtenissen tijdens het vervoer van gevaarlijke goederen
1.8.6   Administratieve controles voor de toepassing van conformiteitsbeoordelingen, periodieke onderzoeken, tussentijdse onderzoeken en buitengewone controles omschreven in 1.8.7
1.8.6.1   Erkenning van onderzoeksinstanties
1.8.6.2   Verplichtingen voor de werkwijze van de bevoegde autoriteit, haar gemachtigde of onderzoeksinstantie
1.8.6.3   Verplichting tot het verstrekken van informatie
1.8.6.4   Delegatie van onderzoekstaken
1.8.6.5   Verplichting tot het verstrekken van informatie door de onderzoeksinstanties
1.8.7   Procedures voor conformiteitsbeoordeling en periodiek onderzoek
1.8.7.1   Algemene bepalingen
1.8.7.2   Typegoedkeuring
1.8.7.3   Toezicht op de fabricage
1.8.7.4   Eerste onderzoek en beproevingen
1.8.7.5   Periodiek onderzoek, tussentijds onderzoek en buitengewone controles
1.8.7.6   Toezicht op de interne inspectiedienst van de aanvrager
1.8.7.7   Documenten
1.8.7.8   Producten vervaardigd, goedgekeurd, onderzocht en beproefd volgens normen
1.8.8   Procedures voor de conformiteitsbeoordeling van gaspatronen
1.8.8.1   Algemene bepalingen
1.8.8.2   Onderzoek van het ontwerptype
1.8.8.3   Toezicht op de fabricage
1.8.8.4   Dichtheidsproef
1.8.8.5   (Gereserveerd)
1.8.8.6   Toezicht op de interne inspectiedienst
1.8.8.7   Documenten

1.8.1

Controles van gevaarlijke goederen van overheidswege

1.8.1.1

De bevoegde autoriteiten van de Overeenkomstsluitende Partijen kunnen op hun grondgebied op willekeurige tijd ter plekke nagaan, of de voorschriften voor het vervoer van gevaarlijke goederen zijn nageleefd, met inbegrip van de voorschriften betreffende de beveiligingsmaatregelen, in overeenstemming met 1.10.1.5.

Deze controles moeten echter worden uitgevoerd zonder dat personen, bezittingen en het milieu in gevaar komen en zonder aanmerkelijke verstoring van het wegverkeer.

 

1.8.1.2

De bij het vervoer van gevaarlijke goederen betrokkenen (hoofdstuk 1.4) moeten in het kader van hun respectieve verplichtingen aan de bevoegde autoriteiten en hun gevolmachtigden onverwijld de voor de uitvoering van de controles noodzakelijke inlichtingen verschaffen.

 

1.8.1.3

De bevoegde autoriteiten kunnen ook in de ondernemingen van de bij het vervoer van gevaarlijke goederen betrokkenen (hoofdstuk 1.4) inspecties voor controledoeleinden uitvoeren, documenten inzien en voor beproevingsdoeleinden monsters van de gevaarlijke goederen of de verpakkingen nemen, voor zover dit geen risico voor de veiligheid met zich meebrengt.

De bij het vervoer van gevaarlijke goederen betrokkenen (hoofdstuk 1.4) moeten voertuigen, delen van voertuigen alsmede voorwerpen van de uitrusting en van de outillage voor controledoeleinden toegankelijk maken voor zover dit mogelijk is en redelijkerwijs gevraagd kan worden.

Zij mogen, voor zover zij dit noodzakelijk achten, een persoon uit de onderneming aanwijzen, die de vertegenwoordiger van de bevoegde autoriteit begeleidt.

 

1.8.1.4

Indien de bevoegde autoriteiten vaststellen, dat niet is voldaan aan de voorschriften van het ADR, dan kunnen zij de zending verbieden of het vervoer onderbreken, tot de vastgestelde gebreken zijn opgeheven, of zij kunnen andere geschikte maatregelen nemen.

Het ophouden kan ter plekke geschieden of op een andere geschikte plaats, die door de autoriteiten op grond van veiligheidsoverwegingen is gekozen.

Deze maatregelen mogen het wegverkeer niet aanmerkelijk verstoren.

 

1.8.2

Ambtelijke hulp

1.8.2.1

De Overeenkomstsluitende Partijen verschaffen elkaar ambtelijke hulp bij de tenuitvoerlegging van het ADR.

 

1.8.2.2

Indien op het grondgebied van een Overeenkomstsluitende Partij bij ernstige of herhaalde overtredingen door een onderneming met vestigingsplaats op het grondgebied van een andere Overeenkomstsluitende Partij de veiligheid van het vervoer van gevaarlijke goederen in gevaar wordt gebracht, dan moeten deze overtredingen aan de bevoegde autoriteiten van de Overeenkomstsluitende Partij worden gemeld op het grondgebied waarvan de onderneming gevestigd is.

De bevoegde autoriteiten van de Overeenkomstsluitende Partij op het grondgebied waarvan ernstige of herhaalde overtredingen zijn vastgesteld, kunnen de bevoegde autoriteiten van de Overeenkomstsluitende Partij op het grondgebied waarvan de onderneming is gevestigd, verzoeken tegen de overtreder(s) passende maatregelen te nemen.

De overdracht van gegevens, die op personen betrekking hebben, is slechts toegestaan, voor zover dit noodzakelijk is voor de vervolging van ernstige of herhaalde overtredingen.

 

1.8.2.3

De autoriteiten aan wie het verzoek is gericht, delen aan de bevoegde autoriteiten van de Overeenkomstsluitende Partij, op het grondgebied waarvan de overtredingen zijn vastgesteld, de maatregelen mee die eventueel tegen de onderneming zijn genomen.

 

1.8.3

Veiligheidsadviseur

1.8.3.1

Elke onderneming waarvan de bedrijvigheid de verzending of het vervoer van gevaarlijke goederen over de weg, of het daarmee samenhangende verpakken, beladen, vullen of lossen omvat, moet een of meer veiligheidsadviseurs voor het vervoer van gevaarlijke goederen, benoemen, die ermee zijn belast te helpen bij de preventie van de aan dit soort activiteiten verbonden gevaren voor de veiligheid van personen, bezittingen en het milieu.

 

1.8.3.2

De Overeenkomstsluitende Partijen kunnen bepalen dat deze voorschriften niet van toepassing zijn op ondernemingen:

  1. waarvan de betrokken activiteiten betrekking hebben op hoeveelheden per transporteenheid, die niet groter zijn dan de in 1.1.3.6, 1.7.1.4 en in de hoofdstukken 3.3, 3.4 en 3.5 vastgestelde hoeveelheden, of
  2. waarvan de hoofd- en nevenactiviteit niet bestaat in het vervoer van gevaarlijke goederen of met dat vervoer samenhangende verpakken, vullen, beladen of lossen, doch die incidenteel binnenlands vervoer van gevaarlijke goederen of met dat vervoer samenhangende verpakkings-, vul-, laad- of loswerkzaamheden verrichten die een minimale mate van gevaar of milieuverontreiniging inhouden.

 

1.8.3.3

De adviseur heeft onder de verantwoordelijkheid van het hoofd van de onderneming in de eerste plaats tot taak om er, binnen de grenzen van de betrokken activiteiten van de onderneming, met alle mogelijke middelen en maatregelen voor te zorgen dat deze activiteiten gemakkelijker met inachtneming van de toepasselijke regelgeving en onder optimale veiligheidsvoorwaarden kunnen plaatsvinden.

Zijn aan de activiteiten van de onderneming aangepaste taken zijn in het bijzonder:

  • nagaan of de voorschriften betreffende het vervoer van gevaarlijke goederen worden nageleefd;
  • de onderneming van advies dienen bij werkzaamheden die het vervoer van gevaarlijke goederen betreffen;
  • een voor de bedrijfsleiding of in voorkomend geval voor een plaatselijke overheid bestemd jaarverslag opstellen over de activiteiten van de onderneming met betrekking tot het vervoer van gevaarlijke goederen. Deze jaarverslagen worden vijf jaar bewaard en desgewenst ter beschikking gesteld van de nationale autoriteiten;

De taken van de adviseur omvatten bovendien het controleren van de volgende praktijken en procedures met betrekking tot de betrokken activiteiten

  • de werkwijzen die de naleving van de voorschriften betreffende het identificeren van de vervoerde gevaarlijke goederen ten doel hebben;de praktijk van de onderneming betreffende het in aanmerking nemen, bij de aankoop van vervoermiddelen, van eventuele bijzondere vereisten met betrekking tot de vervoerde gevaarlijke goederen
  • de werkwijzen om het voor het vervoer van gevaarlijke goederen of voor het verpakken, vullen, laden en lossen gebruikte materieel te controleren;
  • het feit dat de betrokken werknemers van de onderneming een passende opleiding hebben ontvangen, onder meer over de wijzigingen van de voorschriften, en dat deze opleiding in hun dossier is gedocumenteerd;
  • het opzetten van passende noodprocedures bij eventuele ongevallen of voorvallen die de veiligheid tijdens het vervoer van gevaarlijke goederen of tijdens het verpakken, vullen, laden en het lossen in gevaar kunnen brengen;
    • het verrichten van analyses en zo nodig het opstellen van rapporten over de ongevallen, voorvallen of tijdens het vervoer van gevaarlijke goederen of tijdens het verpakken, vullen, laden en het lossen geconstateerde ernstige inbreuken;
  • het invoeren van passende maatregelen om herhaling van ongevallen, voorvallen of ernstige inbreuken te voorkomen;
  • het in aanmerking nemen van de wettelijke voorschriften en de bijzondere behoeften met betrekking tot het vervoer van gevaarlijke goederen, voor wat betreft de keuze en het gebruik van onderaannemers of andere tussenpersonen;
  • het controleren of het personeel dat aangewezen is voor de verzending of het vervoer of het verpakken, vullen, laden en lossen van gevaarlijke goederen, beschikt over gedetailleerde uitvoeringsprocedures en instructies;
  • het invoeren van maatregelen voor de bewustmaking voor de gevaren die verbonden zijn aan het vervoer en aan het verpakken, vullen, laden en lossen van gevaarlijke goederen;
  • het invoeren van controlemethoden om ervoor te zorgen dat de documenten en veiligheidsuitrusting die het vervoer moeten begeleiden, zich aan boord van de vervoermiddelen bevinden en conform de voorschriften zijn;
  • het invoeren van controlemethoden om ervoor te zorgen dat de voorschriften met betrekking tot het verpakken, vullen, laden en lossen worden nageleefd;
  • de aanwezigheid van een beveiligingsplan overeenkomstig 1.10.3.2.

 

1.8.3.4

De functie van adviseur mag ook door het hoofd van de onderneming, door een persoon die binnen de onderneming andere taken vervult of door een persoon die niet tot de onderneming behoort worden uitgeoefend, op voorwaarde dat de betrokkene zijn taken als adviseur daadwerkelijk kan vervullen.

 

1.8.3.5

De onderneming deelt op verzoek de identiteit van haar adviseur mee aan de bevoegde autoriteit of aan de daartoe door elke Overeenkomstsluitende Partij aangewezen instantie.

 

1.8.3.6

Wanneer zich tijdens het vervoer of tijdens het verpakken, vullen, beladen en lossen door de betrokken onderneming een ongeval heeft voorgedaan dat personen in gevaar heeft gebracht of schade heeft veroorzaakt aan bezittingen of het milieu, stelt de adviseur, na alle ter zake dienende inlichtingen te hebben ingewonnen, een voor de bedrijfsleiding of in voorkomend geval voor de plaatselijke overheidsinstantie bestemd ongevalsrapport op.

Dit ongevalsrapport mag niet in de plaats komen van door de bedrijfsleiding op te stellen rapporten die krachtens enige andere internationale of nationale wetgeving zouden worden geëist.

 

1.8.3.7

De adviseur moet houder zijn van een scholingscertificaat voor het vervoer over de weg.

Dit certificaat wordt afgegeven door de bevoegde autoriteit of de daartoe aangewezen instantie van de Overeenkomstsluitende Partij.

 

1.8.3.8

Om het certificaat te behalen moet de kandidaat een opleiding volgen, hetgeen wordt aangetoond door het slagen voor een door de bevoegde autoriteit van de Overeenkomstsluitende Partij erkend examen.

 

1.8.3.9

De opleiding heeft in de eerste plaats tot doel de kandidaat-adviseur voldoende kennis te verschaffen over de aan het vervoer en het verpakken, vullen, laden en lossen van gevaarlijke goederen verbonden gevaren, de toepasselijke wettelijke en bestuursrechtelijke bepalingen en de in 1.8.3.3 omschreven taken.

 

1.8.3.10

Het examen wordt door de bevoegde autoriteit of door een door deze autoriteit aangewezen exameninstituut ten uitvoer gelegd.

Het exameninstituut mag geen opleidingen verschaffen.

De benoeming van het exameninstituut wordt schriftelijk gegeven. Deze goedkeuring kan een beperkte geldigheidsduur hebben en op basis van de volgende criteria plaatsvinden:

  • competentie van het exameninstituut;
  • specificatie van de examenmodaliteiten, voorgesteld door het exameninstituut, zo nodig met inbegrip van

de inrichting en organisatie van elektronische examens overeenkomstig 1.8.3.12.5, indien deze afgenomen moeten worden;

  • maatregelen voor de garantie van de objectiviteit van de examens;
  • onafhankelijkheid van het exameninstituut tegenover alle natuurlijke personen en rechtspersonen, die adviseurs in dienst hebben.

 

1.8.3.11

Doel van het examen is vast te stellen, of de kandidaten beschikken over voldoende kennis om de taken van een veiligheidsadviseur overeenkomstig 1.8.3.3 te vervullen en vervolgens het in 1.8.3.7 bedoelde scholingscertificaat te verkrijgen.
Het examen moet ten minste betrekking hebben op de volgende onderwerpen:

  1. Kennis van de soorten gevolgen die kunnen ontstaan bij een ongeval waarbij gevaarlijke goederen betrokken zijn en kennis van de voornaamste oorzaken van ongevallen;
  2. Nationale bepalingen en bepalingen van internationale verdragen, met name inzake:
    • classificatie van gevaarlijke goederen (de procedure voor de classificatie van oplossingen en mengsels, de structuur van de lijst van stoffen, klassen van gevaarlijke goederen en de criteria voor de classificatie, de eigenschappen van de vervoerde gevaarlijke goederen, de fysische, chemische en toxicologische eigenschappen van de gevaarlijke goederen);
    • algemene voorschriften voor verpakkingen, tanks en tankcontainers (typen, codering, kenmerking, constructie, eerste en periodieke beproevingen en controles);
    • het aanbrengen van opschriften, (grote) etiketten en oranje borden (kenmerking en etikettering van colli, aanbrengen en verwijderen van grote etiketten en van de oranje borden);
    • gegevens in het vervoersdocument (vereiste informatie);
    • wijze van verzending en de beperkingen inzake verzending (wagenlading, vervoer als los gestort goed, vervoer in IBC’s, vervoer in containers, vervoer in vaste of afneembare tanks);
    • vervoer van reizigers;
    • samenladingsverboden en voorzorgen bij samenlading;
    • gescheiden houden van goederen;
    • beperking van de vervoerde hoeveelheden en de vrijgestelde hoeveelheden;
    • behandeling en stuwage (verpakken, vullen, laden en lossen, vullingsgraad, stuwen en gescheiden houden);
    • reinigen en/of ontgassen vóór het verpakken, vullen, laden en na het lossen;
    • bemanning, beroepsopleiding;
    • documenten bij het voertuig (vervoersdocumenten, schriftelijke instructies, keuringsdocument voor het voertuig, vakbekwaamheidscertificaat van de bestuurder, afschrift van ontheffing of afwijking, overige documenten);
    • schriftelijke instructies (het toepassen van de instructies en beschermingsuitrusting van de bemanning);
    • voorgeschreven bewaking (parkeren);
    • regels en beperkingen met betrekking tot het verkeer;
    • operationeel of onvrijwillig vrijkomen van milieuverontreinigende stoffen;
    • eisen met betrekking tot de vervoermiddelen.

 

 

1.8.3.12

Examens

1.8.3.12.1

Het examen moet bestaan uit een schriftelijk examen, dat door een mondeling examen kan worden aangevuld.

 

1.8.3.12.2

De bevoegde autoriteit of een door deze autoriteit aangewezen exameninstituut moet bij elk examen surveilleren.

Fraude en bedrog moeten zoveel mogelijk worden uitgesloten.

Van elke kandidaat wordt de identiteit gecontroleerd. Bij het schriftelijk examen is het gebruik van andere documentatie dan internationale of nationale voorschriften niet toegestaan.

Alle examendocumenten worden geregistreerd en in schriftelijke of elektronische vorm bewaard.

 

1.8.3.12.3

Alleen elektronische hulpmiddelen die ter beschikking zijn gesteld door het exameninstituut, mogen worden gebruikt. Het moet in geen geval mogelijk zijn dat een kandidaat meer gegevens invoert in de ter beschikking gestelde elektronische hulpmiddelen; de kandidaat mag uitsluitend antwoorden geven op de gestelde vragen.

 

1.8.3.12.4

Het schriftelijk examen bestaat uit twee delen:

  1. Aan de kandidaat wordt een vragenlijst voorgelegd. Deze bestaat uit ten minste 20 open vragen, die ten minste betrekking hebben op de onderwerpen, genoemd in de lijst in 1.8.3.11.
    Multiple-choice vragen zijn echter ook mogelijk. In dat geval komen twee multiple-choice vragen overeen met één open vraag.

    Uit de lijst van deze onderwerpen moet in het bijzonder aandacht worden besteed aan de volgende aspecten:
    • algemene preventie- en veiligheidsmaatregelen
    • indeling (classificatie) van gevaarlijke goederen
    • algemene voorschriften voor verpakkingen, tanks, tankcontainers, tankwagens, enz.
    • gevaarsaanduidingen en (grote) etiketten
    • aanduidingen in het vervoersdocument
    • behandeling en stuwage
    • bemanning, beroepsopleiding
    • documenten bij het voertuig en vervoersdocumenten
    • schriftelijke instructies
    • eisen met betrekking tot de vervoermiddelen

  2. Elke kandidaat moet een analyse uitvoeren van een specifiek geval met betrekking tot de in 1.8.3.3 genoemde taken van de adviseur, om aan te tonen, dat hij in staat is de taak van een adviseur te vervullen.

 

1.8.3.12.5

Schriftelijke examens mogen geheel of gedeeltelijk elektronisch worden afgenomen, waarbij de antwoorden worden geregistreerd en beoordeeld met gebruikmaking van elektronische gegevensverwerking (EDP), mits aan onderstaande voorwaarden is voldaan:

  1. De hardware en software moeten worden gecontroleerd en geaccepteerd door de bevoegde autoriteit of het door deze autoriteit aangewezen exameninstituut;

  2. Apparaten en applicaties dienen naar behoren te werken. In geval van uitval van apparaten en applicaties moet er voorzien zijn in een regeling die bepaalt of en hoe het examen kan worden voortgezet.

    Er mogen geen hulpmiddelen (b.v. een elektronische zoekfunctie) op de invoerapparaten zijn aangesloten; de overeenkomstig 1.8.3.12.3 beschikbaar gestelde apparatuur mag het kandidaten niet mogelijk maken gedurende het examen met een ander apparaat te communiceren;

  3. De definitieve uitwerkingen van elke kandidaat moeten worden geregistreerd. De bepaling van de resultaten dient op transparante wijze te geschieden.

 

1.8.3.13

De Overeenkomstsluitende Partijen kunnen bepalen, dat de kandidaten, die voor ondernemingen willen werken, waarvan de bedrijvigheid uitsluitend betrekking heeft op het vervoer van specifieke soorten gevaarlijke goederen, alleen worden geëxamineerd over met die bedrijvigheid samenhangende onderwerpen.
Bij deze soorten van goederen betreft het goederen van:

In het scholingscertificaat, voorgeschreven in 1.8.3.7, moet duidelijk worden vermeld, dat dit alleen geldig is voor de in deze subsectie vermelde soorten gevaarlijke goederen, waarvoor de adviseur onder de in 1.8.3.12 genoemde voorwaarden is geëxamineerd.

 

1.8.3.14

De bevoegde autoriteit of het exameninstituut stelt in de loop van de tijd een catalogus samen van vragen die op het examen zijn gesteld.

 

1.8.3.15

Het scholingscertificaat overeenkomstig 1.8.3.7 wordt opgesteld overeenkomstig het model in 1.8.3.18 en wordt door alle Overeenkomstsluitende Partijen erkend.

 

1.8.3.16

Geldigheidsduur en verlenging van het certificaat

1.8.3.16.1

Het certificaat moet vijf jaar geldig zijn.

De geldigheidsduur van het certificaat wordt vanaf het tijdstip waarop het afloopt met vijf jaar verlengd, indien de houder van het certificaat in het jaar voorafgaand aan de afloopdatum voor een examen is geslaagd.

Het examen moet door de bevoegde autoriteit zijn erkend.

 

1.8.3.16.2

Doel van het examen is om er zeker van te zijn dat de houder de noodzakelijke kennis, om de in 1.8.3.3 genoemde plichten te vervullen, bezit.

De vereiste kennis is in 1.8.3.11 b) opgenomen en moet de sinds het verkrijgen van het laatste certificaat ingevoerde wijzigingen in de voorschriften bevatten.

Het examen moet op dezelfde basis, als in 1.8.3.10 en 1.8.3.12 tot en met 1.8.3.14 beschreven, uitgevoerd en
gecontroleerd worden.

Echter, de houder behoeft de in 1.8.3.12.4 b) genoemde analyse van een specifiek geval niet uit te voeren.

 

1.8.3.17

Geschrapt

 

1.8.3.18

Model van het certificaat

Scholingscertificaat voor veiligheidsadviseurs voor het vervoer van gevaarlijke goederen

Certificaatnr.: ………………………………………………...…………….......

Kenteken van de Staat die het certificaat afgeeft: …………………............

Naam: ............…………………………………………………………………..

Voorna(a)m(en): …………….…….…….…….……………………….………

Geboortedatum en -plaats: ………………………....………………… …….

Nationaliteit: .....………………………………………………………… ……..

Handtekening van de houder: ………………………………………….……

Geldig tot en met ……………………….. (datum) voor ondernemingen die gevaarlijke goederen vervoeren en voorondernemingen die met dit vervoer samenhangende verzendings-, verpakkings-, vul-, laad- en loswerkzaamheden verrichten:

[ ] over de weg [ ] per spoor [ ]  over de binnenwateren

Afgegeven door: ………………………………....………………………….….

Datum: ........………………………………Handtekening:…………....……

 

1.8.3.19

Uitbreiding van het certificaat
Indien een adviseur het bereik van zijn certificaat gedurende de periode van geldigheid uitbreidt, door te voldoen aan de voorschriften van 1.8.3.16.2, moet de periode van geldigheid van een nieuw certificaat dezelfde blijven als van het voorgaande certificaat.

1.8.4

Lijst van de bevoegde autoriteiten en de door hen aangewezen instanties

De Overeenkomstsluitende Partijen delen aan het Secretariaat van de Economische Commissie voor Europa van de Verenigde Naties de adressen van de autoriteiten en de door hen aangewezen instanties mee, die volgens nationaal recht bevoegd zijn voor de toepassing van het ADR, steeds onder vermelding van de toepasselijke bepaling van het ADR, alsmede de adressen waaraan respectieve verzoeken gericht moeten worden.
Het Secretariaat van de Economische Commissie voor Europa van de Verenigde Naties stelt uit de ontvangen informatie een lijst samen en houdt deze bijgewerkt. Het maakt deze lijst en de wijzigingen daarvan bekend aan de Overeenkomstsluitende Partijen.

 

1.8.5

Meldingen van gebeurtenissen met gevaarlijke goederen

1.8.5.1

Indien zich bij het laden, vullen, vervoer of lossen van gevaarlijke goederen op het grondgebied van een Overeenkomstsluitende Partij een ernstig ongeval of voorval voordoet, moet de belader, vuller, vervoerder, losser, respectievelijk de geadresseerde zich ervan vergewissen dat uiterlijk één maand na de gebeurtenis een rapport volgens het 1.8.5.4 voorgeschreven model aan de bevoegde autoriteit van de Overeenkomstsluitende Partij wordt voorgelegd.

 

1.8.5.2

Deze Overeenkomstsluitende Partij zendt zo nodig een rapport aan het Secretariaat van de Economische Commissie voor Europa van de Verenigde Naties met het doel andere Overeenkomstsluitende Partijen te informeren.

 

1.8.5.3

Een overeenkomstig 1.8.5.1 te rapporteren gebeurtenis heeft zich voorgedaan, indien gevaarlijke goederen zijn vrijgekomen of indien er een dreigend gevaar bestond van verlies van het product, indien persoonlijk letsel, schade aan materiaal of milieu optrad, of indien de autoriteiten erbij betrokken waren en aan één of meer van de volgende criteria is voldaan:

Persoonlijk letsel betekent een voorval waarbij de dood of letsel is opgetreden die / dat rechtstreeks verband hield met de vervoerde gevaarlijke goederen, en waarbij het letse

  1. intensieve medische behandeling vereist,
  2. een verblijf van ten minste één dag in een ziekenhuis vereist, of
  3. het onvermogen tot werken gedurende ten minste drie opeenvolgende dagen tot gevolg heeft.

Verlies van product betekent het vrijkomen van gevaarlijke goederen

  1. van vervoerscategorie 0 of 1 in hoeveelheden van 50 kg / 50 liter of meer,
  2. van vervoerscategorie 2 in hoeveelheden van 333 kg / 333 liter of meer, of
  3. van vervoerscategorie 3 of 4 in hoeveelheden van 1.000 kg / 1.000 liter of meer.

Het criterium voor verlies van product is ook van toepassing indien er een dreigend gevaar van verlies van product bestond wat betreft de hierboven genoemde hoeveelheden.

Dit moet doorgaans worden aangenomen indien, als gevolg van structurele schade, de middelen van omsluiting niet langer voor verder vervoer geschikt zijn of indien om een of andere reden een voldoende veiligheidsniveau niet langer gewaarborgd is (bijv. als gevolg van vervorming van tanks of containers, kantelen van een tank of brand in de onmiddellijke omgeving).

Indien er gevaarlijke goederen van klasse 6.2 bij betrokken zijn, is de verplichting tot rapporteren van toepassing zonder hoeveelheidbeperking.

Bij gebeurtenissen waarbij radioactieve stoffen betrokken zijn, zijn de criteria voor verlies van product:

  1. elk vrijkomen van radioactieve stoffen uit de colli;
  2. blootstelling leidend tot overschrijding van de grenswaarden die zijn afgebakend in de voorschriften voor bescherming van werknemers en personen uit het publiek tegen ioniserende straling (“Radiation Protection and Safety of Radiation Sources: International Basic Safety Standards”, IAEA Safety Standards Series No. GSR Part 3, IAEA, Vienna (2014); of
  3. daar waar redenen bestaan om aan te nemen dat enige veiligheidsfunctie van een collo aanzienlijk is teruggelopen (omsluiting, afscherming, thermische bescherming of criticaliteit) welke het collo ongeschikt kan hebben gemaakt voor verder vervoer zonder aanvullende veiligheidsmaatregelen.

Opmerking: Zie de voorschriften van 7.5.11 CV33 (6) voor onbestelbare zendingen.

Schade aan materiaal of milieu betekent het vrijkomen van gevaarlijke stoffen, ongeacht de hoeveelheid, waarbij de geschatte schade meer bedraagt dan 50.000 Euro.

Voor dit doel mag schade aan enig rechtstreeks betrokken middel van vervoer dat gevaarlijke stoffen bevat en aan de infrastructuur van de modaliteit niet in aanmerking worden genomen.

Betrokkenheid van autoriteiten betekent het rechtstreeks betrokken zijn van de autoriteiten of hulpverleningsinstanties tijdens de gebeurtenis waarbij gevaarlijke goederen betrokken zijn alsmede de evacuatie van personen of sluiting van openbare verkeerswegen (wegen / spoorwegen) gedurende ten minste drie uur als gevolg van het door de gevaarlijke goederen ontstane gevaar.

De bevoegde autoriteit kan zo nodig nadere relevante informatie vragen.

 

1.8.5.4

Model voor een rapport over gebeurtenissen tijdens het vervoer van gevaarlijke goederen
Rapport over gebeurtenissen tijdens het vervoer van gevaarlijke goederen overeenkomstig sectie 1.8.5 van het RID/ADR

 

Vervoerder / beheerder van de spoorweginfrastructuur:

..........................................................................................................……………………………….

Adres:
........................................................................................................................….…………………

Naam van de contactpersoon: ................................…............................................………..........

Telefoon: .................................................................... Fax: ................................…….…...........

(De bevoegde autoriteit moet dit voorblad verwijderen voordat het rapport wordt doorgezonden)

(De bevoegde autoriteit moet dit voorblad verwijderen voordat het rapport wordt doorgezonden)

 

1. MODALITEIT
[ ] Spoor
Wagennummer (facultatief)
.......................................……………
…………
[ ]   Weg
Kenteken van het voertuig (facultatief)
...........................................………
…………...
2. DATUM EN PLAATS VAN DE GEBEURTENIS
Jaar: ………………….. Maand: …………………. Dag: ………………….
Tijdtip:………………………...
Spoor Weg

[ ] Station
[ ] Rangeerterrein
[ ] Laad- / los- / overslagterrein

Plaats / land: …………………………………

of

[ ] Vrije baan

Aanduiding baanvak: ......................

Kilometer:.......................................

[ ] Binnen bebouwde kom
[ ] Laad- / los- / overslagterrein
[ ]  Buiten bebouwde kom

Plaats / land: …………………………………….…

3. TOPOGRAFIE
[ ]Stijging / daling
[ ] Tunnel
[ ] Brug / onderdoorgang
[ ] Kruising
4. BIJZONDERE WEERSOMSTANDIGHEDEN
[ ] Regen
[ ] Sneeuw
[ ] IJzel
[ ] Mist
[ ] Onweersbui
[ ] Storm Temperatuur         °C
5. BESCHRIJVING VAN DE GEBEURTENIS

[ ] Ontsporing / van de weg raken
[ ] Botsing
[ ] Omkantelen / omrollen
[ ] Brand
[ ] Explosie
[ ] Lekkage
[ ] Technisch gebrek

Aanvullende beschrijving van de gebeurtenis:
.........................................................................................................................…………
………............................................................................................................................
...................................................................................................................................
...................................................................................................................................
...................................................................................................................................
...................................................................................................................................
...................................................................................................................................
...................................................................................................................................

 

6. BETROKKEN GEVAARLIJKE STOFFEN
UN-NR (1) Klasse

Verpakkings
groep

Geschatte hoeveelheid vrijgekomen product
(kg of l) (2)
Middelen van omsluiting (3) Materiaal van omsluiting Aard van het gebrek van de omsluiting (4)
             
             
             
             
(1) Voor gevaarlijke stoffen, ingedeeld in verzamelaanduidingen waarop bijzondere bepaling 274 van toepassing is, moet ook de
technische benaming worden aangegeven.
(2) Geef voor radioactieve stoffen van klasse 7 waarden aan volgens de criteria in 1.8.5.3.

(3)   Geef het van toepassing zijnde nummer aan:
1 Verpakking
2 IBC
3 Grote verpakking
4 Kleine container
5 Wagen
6 Voertuig
7 Reservoirwagen
8 Tankwagen
9 Batterijwagen (spoor)
10 Batterijwagen (weg)
11 Wagen met afneembare tanks
12 Afneembare tank
13 Grote container
14 Tankcontainer
15 MEGC
16 Transporttank
17 MEMU
18 Extra grote tankcontainer

(4) Geef het van toepassing zijnde nummer aan:
1     Lekkage
2     Brand
3     Explosie
4     Structureel gebrek
7. OORZAAK VAN DE GEBEURTENIS (VOOR ZOVER DEZE EENDUIDIG BEKEND IS)
[ ] Technisch gebrek
[ ] Onvoldoende borging van de lading
[ ] Operationele oorzaak (spoorvervoer)
[ ] Andere:
...............................................................................……………………………………...
…………………………………………………………………………………………………
…………………………………………………………………………………………………
8. GEVOLGEN VAN DE GEBEURTENIS

Persoonlijk letsel in verband met de betrokken gevaarlijke   goederen:
[ ] Doden (aantal:         )
[ ] Gewonden (aantal:         )

Verlies van product:
[ ] Ja
[ ] Neen
[ ] Dreigend gevaar van verlies van product

Schade aan materiaal / milieu
[ ] Geschat schadebedrag ≤ 50.000 Euro
[ ] Geschat schadebedrag > 50.000 Euro

Betrokkenheid van de autoriteiten:
[ ]     Ja      

[ ]   Evacuatie van personen gedurende ten minste drie uur, veroorzaakt door de betrokken gevaarlijke goederen

[ ]   Sluiting van openbare verkeerswegen gedurende ten minste drie uur, veroorzaakt
door de betrokken gevaarlijke goederen

[ ]   Neen

Zo nodig kan de bevoegde autoriteit verzoeken om aanvullende relevante informatie.

 

1.8.6

Administratieve controles voor de activiteiten beschreven in 1.8.7 en 1.8

Opmerking 1: Voor de toepassing van deze sectie wordt bedoeld met de termen:

  • 'erkende onderzoeksinstanties': een onderzoeksinstantie erkend door de bevoegde autoriteit voor het uitvoeren van activiteiten volgens 1.8.6.1 en;
  • 'toegelaten onderzoeksinstantie': een erkende onderzoeksinstantie toegelaten door een andere bevoegde autoriteit.

Opmerking 2: Een onderzoeksinstantie mag door de bevoegde autoriteit worden aangewezen om te fungeren als de bevoegde autoriteit (zie de definitie 'bevoegde autoriteit' in 1.2.1)

 

1.8.6.1

Algemene voorschriften
De bevoegde autoriteit van een Overeenkomstsluitende Partij bij het ADR mag onderzoeksinstanties erkennen voor de volgende activiteiten: conformiteitsbeoordelingen, periodieke onderzoeken, tussentijdse onderzoeken, buitengewone onderzoeken, verificatie bij ingebruikname en toezicht op de interne inspectiedienst overeenkomstig de hoofdstukken 6.2 en 6.8.

 

1.8.6.2

Verplichtingen van de bevoegde autoriteit

1.8.6.2.1

Wanneer de bevoegde autoriteit een onderzoeksinstantie erkent voor het uitvoeren van activiteiten gespecificeerd in 1.8.6.1, dan moet deze onderzoeksinstantie geaccrediteerd zijn volgens EN ISO/IEC 17020:2012 (uitgezonderd bepaling 8.1.3) type A.

Wanneer de bevoegde autoriteit een onderzoeksinstantie erkent voor het uitvoeren van periodieke onderzoeken van drukhouders overeenkomstig hoofdstuk 6.2, dan moet deze onderzoeksinstantie geaccrediteerd zijn volgens EN ISO/IEC 17020:2012 (uitgezonderd bepaling 8.1.3) type A of type B.

De accreditatie moet duidelijk betrekking hebben op de activiteiten van de erkenning.

Indien de bevoegde autoriteit geen onderzoeksinstanties erkent maar de activiteiten zelf uitvoert, dan moet de bevoegde autoriteit voldoen aan de voorschriften van 1.8.6.3

 

1.8.6.2.2

Erkenning van onderzoeksinstanties

1.8.6.2.2.1

Type A onderzoeksinstanties moeten onder nationaal recht zijn gevestigd en een rechtspersoon zijn in de Overeenkomststuitende Partij bij het ADR waar de aanvraag voor erkenning is gedaan.
Type B onderzoeksinstanties moeten onder nationaal recht zijn gevestigd en onderdeel zijn van een rechtspersoon die gas levert in de Overeenkomstsluitende Partij bij het ADR waar de aanvraag voor erkenning is gedaan.

 

1.8.6.2.2.2

De bevoegde autoriteit moet waarborgen dat de onderzoeksinstantie blijvend voldoet aan de voorwaarden van haar erkenning en beëindigt deze als niet aan deze voorwaarden wordt voldaan. In het geval van schorsing van de accreditatie, wordt de erkenning opgeschort voor de duur van de schorsingsperiode van de accreditatie.

1.8.6.2.2.3

Een onderzoeksinstantie die een nieuwe activiteit start, kan tijdelijk worden erkend. Vóór een tijdelijke erkenning moet de bevoegde autoriteit waarborgen dat de onderzoeksinstantie voldoet aan de voorschriften van 1.8.6.3.1. De onderzoeksinstantie moet in het eerste jaar van haar activiteit worden geaccrediteerd volgens EN ISO/IEC 17020:2012 (uitgezonderd bepaling 8.1.3) om deze nieuwe activiteit te kunnen voortzetten.

 

1.8.6.2.3

Toezicht op onderzoeksinstanties

1.8.6.2.3.1

Overal waar de activiteiten van een onderzoeksinstantie worden uitgevoerd, zorgt de bevoegde autoriteit die deze instantie heeft erkend voor toezicht op de activiteiten van deze instantie, met inbegrip van plaatselijk toezicht. De bevoegde autoriteit moet de verleende erkenning intrekken of beperken, indien blijkt dat deze instantie niet langer in overeenstemming is met de erkenning, de voorschriften van 1.8.6.3.1 of niet de procedures volgt, vastgelegd in de bepalingen van het ADR.

Opmerking: Toezicht op onderaannemers als genoemd in 1.8.6.3.3 door de onderzoeksinstantie moet ook worden meegenomen in het toezicht op de onderzoeksinstantie.

1.8.6.2.3.2

Indien de erkenning van de onderzoeksinstantie is ingetrokken of beperkt of als de onderzoeksinstantie haar activiteiten heeft beëindigd, dan moet de bevoegde autoriteit passende maatregelen treffen om te garanderen dat de dossiers ofwel door een andere onderzoeksinstantie worden behandeld dan wel beschikbaar blijven.

1.8.6.2.4

Verplichting tot het verstrekken van informatie

1.8.6.2.4.1

Overeenkomstsluitende Partijen bij het ADR moeten hun nationale procedures voor de beoordeling, erkenning en het toezicht op onderzoeksinstanties en alle wijzigingen in deze informatie publiceren.

1.8.6.2.4.2

De bevoegde autoriteit van de Overeenkomstsluitende Partij bij het ADR moet een geactualiseerde lijst van alle onderzoeksinstanties die zij heeft erkend, inclusief onderzoeksinstanties die tijdelijk zijn erkend als genoemd in 1.8.6.2.2.3 publiceren. Deze lijst bevat tenminste de volgende informatie:

  1. Naam, adres(sen) van het kantoor/de kantoren van de onderzoeksinstantie;
  2. De reikwijdte van de activiteiten waarvoor de onderzoeksinstantie is erkend;
  3. Bevestiging dat de onderzoeksinstantie is geaccrediteerd volgens EN ISO/IEC 17020:2012 (uitgezonderd bepaling 8.1.3) door de nationale accreditatie-instantie en dat de reikwijdte van de accreditatie betrekking heeft op de activiteiten waarvoor de onderzoeksinstantie is erkend;
  4. Het identiteitskenmerk of de stempelinslag, als gespecificeerd in hoofdstuk 6.2 en 6.8, van de onderzoeksinstantie en de stempelinslag van elke interne inspectiedienst toegestaan door de onderzoeksinstantie. Op de website van UNECE moet een referentie worden gemaakt naar deze lijst.

 

1.8.6.2.4.3

Een door een bevoegde autoriteit erkende onderzoeksinstantie mag door een andere bevoegde autoriteit worden toegelaten.
Wanneer een bevoegde autoriteit gebruik wenst te maken van de diensten van een reeds door een andere bevoegde autoriteit erkende onderzoeksinstantie om namens haar activiteiten in verband met conformiteitsbeoordelingen en onderzoeken uit te voeren, dan voegt die bevoegde autoriteit die onderzoeksinstantie, de reikwijdte van de activiteiten waarvoor zij is erkend, en de bevoegde autoriteit die deze onderzoeksinstantie heeft erkend, toe aan de bedoelde lijst in 1.8.6.2.4.2 en stelt zij het secretariaat van UNECE hiervan in kennis. De toelating is niet langer geldig als de erkenning is ingetrokken of geschorst.

Opmerking: In dat verband moeten overeenkomsten inzake wederzijdse erkenning tussen Overeenkomstsluitende Partijen bij het ADR worden nageleefd.

 

1.8.6.3

Verplichting van de onderzoeksinstanties

1.8.6.3.1

Algemene voorschriften
De onderzoeksinstantie moet:

  1. beschikken over personeel in een organisatiestructuur, dat bekwaam, opgeleid, competent en vakkundig is, teneinde de technische functies op bevredigende wijze te kunnen uitvoeren;
  2. toegang hebben tot geschikte en voldoende faciliteiten en uitrusting;
  3. op onpartijdige wijze te werk gaan en vrij zijn van invloeden die zouden kunnen verhinderen om zo te handelen;
  4. commerciële vertrouwelijkheid waarborgen van de commerciële en door het eigendomsrecht beschermde activiteiten van de fabrikant en andere instanties;
  5. een duidelijke scheiding aanhouden tussen de werkelijke functies van de onderzoeksinstantie en functies die daar geen verband mee houden;
  6. een gedocumenteerd kwaliteitssysteem hebben gelijkwaardig aan hetgeen uiteengezet in EN ISO/IEC 17020:2012 (uitgezonderd clausule 8.1.3);
  7. waarborgen dat de beproevingen en onderzoeken, aangegeven in de betreffende normen en in het ADR, worden uitgevoerd;
  8. een doeltreffend en geschikt systeem voor rapportage en dossiervorming in stand houden in overeenstemming met 1.8.7 en 1.8.8;
  9. vrij zijn van enige commerciële of financiële druk en haar personeel niet bezoldigen op basis van het aantal uitgevoerde onderzoeken of de resultaten van deze onderzoeken;
  10. een aansprakelijkheidsverzekering hebben die de risico's in verband met de uitgevoerde activiteiten dekt die gepaard gaan met de uitgevoerde handelingen;

    Opmerking: Dit is niet noodzakelijk als de Overeenkomstsluitende Partij bij het ADR de aansprakelijkheid aanvaardt in overeenstemming met het op basis van nationale recht.

  11. beschikken over een of meerdere personen die verantwoordelijk zijn voor het uitvoeren van de onderzoeken die:
    • niet rechtstreeks betrokken zijn bij het ontwerp, de fabricage, de levering, de montage, de aankoop, de eigenaarschap, het gebruik of het onderhoud van het te onderzoeken product (drukhouder, tank, batterijwagen/batterijwagon of MEGC);
    • zijn opgeleid in alle aspecten van de activiteiten waarvoor de onderzoeksinstantie is erkend;
    • beschikken over de juiste kennis, technische vaardigheden en kennis van de toepasselijke voorschriften van de toepasselijke normen en de relevante bepalingen van deel 4 en 6;
    • in staat zijn om certificaten, dossiers en rapporten op te stellen die garanderen dat de beoordelingen zijn uitgevoerd;
    • het beroepsgeheim in acht moeten nemen met betrekking tot de bij het uitvoeren van hun taken verkregen informatie of van enige bepaling van het nationaal recht die daaraan uitvoering geeft, behalve in relatie tot de bevoegde autoriteit van de Overeenkomstsluitende Partij bij het ADR waar haar activiteiten worden uitgevoerd. Op verzoek van een andere onderzoeksinstanties mag informatie worden uitgewisseld voor zover het noodzakelijk is voor het uitvoeren van onderzoeken en beproevingen.

De onderzoeksinstantie moet bovendien zijn geaccrediteerd overeenkomstig de norm EN ISO/IEC 17020:2012 (uitgezonderd bepaling 8.1.3).

1.8.6.3.2

Operationele verplichtingen

1.8.6.3.2.1

De bevoegde autoriteit of onderzoeksinstantie moet conformiteitsbeoordelingen, periodieke onderzoeken, tussentijdse onderzoeken, buitengewone onderzoeken en verificaties bij ingebruikname op proportionele wijze uitvoeren, waarbij onnodige lasten worden vermeden. De bevoegde autoriteit of onderzoeksinstantie houdt bij het uitvoeren van zijn taken rekening met de omvang, de sector en de structuur van de betrokken ondernemingen, de relatieve complexiteit van de technologie en het seriёle karakter van de productie.

1.8.6.3.2.2

De bevoegde autoriteit of onderzoeksinstantie moet de mate van gestrengheid en het beschermingsniveau respecteren die vereist zijn om te voldoen aan de bepalingen van de delen 4 en 6, voor zover van toepassing.

1.8.6.3.2.3

Indien een bevoegde autoriteit of onderzoeksinstantie constateert dat de fabrikant niet heeft voldaan aan de voorschriften van deel 4 of 6, moet zij eisen dat de fabrikant passende corrigerende maatregelen treft en geeft zij geen enkele typegoedkeuringscertificaat of certificaat van eerste onderzoek en beproeving af totdat de passende corrigerende maatregelen zijn geïmplementeerd.

1.8.6.3.3

Delegatie van onderzoekstaken
Opmerking: De volgende voorschriften gelden alleen voor type A onderzoeksinstanties. Type B onderzoeksinstanties mogen de activiteiten waarvoor zij zijn erkend niet delegeren. Voor interne inspectiediensten zie 1.8.7.7.2

 

1.8.6.3.3.1

Indien een onderzoeksinstantie gebruikt maakt van de diensten van een onderaannemer voor het uitvoeren van bepaalde taken verbonden aan haar activiteiten, dan moet de onderaannemer worden beoordeeld en gecontroleerd door de onderzoeksinstantie of moet het apart worden geaccrediteerd.

In geval van aparte accreditatie moet de onderaannemer naar behoren zijn geaccrediteerd volgens EN ISO/IEC 17025:2017 (uitgezonderd bepaling 8.1.3) of EN ISO/IEC 17020:2012 (uitgezonderd bepaling 8.1.3) als een onafhankelijk en onpartijdig beproevingslaboratorium of onderzoeksinstantie om beproevingswerkzaamheden overeenkomstig zijn accreditatie te kunnen verrichten.

De onderzoeksinstantie moet waarborgen dat deze onderaannemer met hetzelfde niveau van competentie en veiligheid als vastgelegd voor onderzoeksinstanties (zie 1.8.6.3.1) voldoet aan de voorschriften die zijn vastgelegd voor de taken die aan deze onderaannemer worden verleend en de onderzoeksinstantie moet hierop toezien. De onderzoeksinstantie moet de bevoegde autoriteit informeren over bovengenoemde afspraken.

1.8.6.3.3.2

De onderzoeksinstantie moet volledige verantwoordelijkheid dragen voor de taken uitgevoerd door dergelijke onderaannemers ongeacht waar deze taken door hen worden uitgevoerd.

1.8.6.3.3.3

De onderzoeksinstantie van type A mag slechts een deel van elk van haar activiteiten delegeren. De beoordeling en afgifte van certificaten moet in ieder geval door de onderzoeksinstantie zelf worden uitgevoerd.

1.8.6.3.3.4

Activiteiten mogen niet worden gedelegeerd zonder de instemming van de fabrikant, eigenaar of exploitant, naar gelang het geval.

1.8.6.3.3.5

De onderzoeksinstantie houdt de relevante documenten betreffende de beoordeling van de kwalificaties en de werkzaamheden die door bovengenoemde onderaannemers zijn uitgevoerd, ter beschikking van de bevoegde autoriteit.

 

1.8.6.3.4

Verplichtingen tot het verstrekken van informatie
Elke onderzoeksinstantie moet aan de bevoegde autoriteit, die haar heeft erkend, de volgende informatie verschaffen:

  1. behalve indien de bepalingen van 1.8.7.2.2.2 van toepassing zijn, elke weigering, beperking,schorsing of intrekking van certificaten voor typegoedkeuring;
  2. alle omstandigheden die de omvang van en de voorwaarden voor de erkenning afgegeven door de bevoegde autoriteit, beïnvloeden;
  3. elke weigering van onderzoekscertificaten;
  4. elk verzoek om informatie over uitgevoerde activiteiten die zij hebben ontvangen van bevoegde autoriteiten die toezien op de naleving overeenkomstig deze sectie;
  5. op verzoek, alle activiteiten uitgevoerd binnen het kader van de erkenning, met inbegrip van het delegeren van taken;
  6. elke toelating of schorsing of intrekking van een interne inspectiedienst.

 

1.8.7

Procedures voor conformiteitsbeoordeling, afgifte certificaat van typegoedkeuring en periodiek onderzoek

Opmerking 1: In deze sectie betekent 'betreffende instantie' een instantie die is aangewezen in de hoofdstukken 6.2 en 6.8.

Opmerking 2: In deze sectie betekent 'fabrikant' de onderneming die tegenover de bevoegde autoriteit verantwoordelijk is voor alle aspecten van de conformiteitsbeoordeling en voor het waarborgen van de conformiteit van constructies en waarvan de naam en het kenmerk in de goedkeuringen en markeringen zijn vermeld. Het is niet noodzakelijk dat de onderneming rechtstreeks betrokken is bij alle fasen van de constructie van het product (zie 1.8.7.1.5) dat is onderworpen aan de conformiteitsbeoordeling.

1.8.7.1

Algemene bepalingen

1.8.7.1.1

De procedures in sectie 1.8.7 moeten worden toegepast als gespecificeerd in hoofdstukken 6.2 en 6.8.
Indien de bevoegde autoriteit de taken zelf uitvoert, dan moet de bevoegde autoriteit voldoen aan de voorschriften van deze sectie.

 

1.8.7.1.2

Elke aanvraag voor:

  1. het onderzoek van het type in overeenstemming met 1.8.7.2.1;
  2. de afgifte van het certificaat van typegoedkeuring overeenkomstig 1.8.7.2.2;
  3. het toezicht op de fabricage in overeenstemming met 1.8.7.3;
  4. het eerste onderzoek en beproeving in overeenstemming met 1.8.7.4

moet door de fabrikant worden ingediend bij een bevoegde autoriteit of een onderzoeksinstantie, naar gelang van het geval, in overeenstemming met de hoofdstukken 6.2 en 6.8.

Elke aanvraag voor:

  1. de verificatie bij ingebruikname in overeenstemming met 1.8.7.5; of
  2. periodiek onderzoek, tussentijds onderzoek en buitengewoon onderzoek in overeenstemming met 1.8.7.6

moet door de eigenaar of zijn gemachtigde vertegenwoordiger, of door de exploitant of zijn gemachtigde vertegenwoordiger worden ingediend bij een bevoegde autoriteit of een onderzoeksinstantie.

Wanneer de interne inspectiedienst is aangewezen voor c), d) of f) is het niet noodzakelijk een aanvraag in te dienen voor c), d) of f).

1.8.7.1.3

De aanvraag moet omvatten:

  1. de naam en het adres van de aanvrager overeenkomstig 1.8.7.1.2;
  2. een schriftelijke verklaring dat dezelfde aanvraag niet is ingediend bij een andere bevoegde autoriteit of onderzoeksinstantie;
  3. de relevante technische documentatie in 1.8.7.8;
  4. een verklaring waarmee aan de bevoegde autoriteit of de onderzoeksinstantie, naar gelang van het geval, voor conformiteitsbeoordeling of inspectiedoeleinden toegang wordt verleend tot de locaties van fabricage, onderzoek, beproeving en opslag en aan haar alle noodzakelijke informatie wordt verschaft die zij nodig heeft om haar taken uit te voeren.

 

1.8.7.1.4

In het geval dat het de fabrikant of een onderneming met een keuringsfaciliteit is toegestaan een interne inspectiedienst op te richten in overeenstemming met 6.2.2.12, 6.2.3.6.1, 6.8.1.5.3 b) of 6.8.1.5.4 b), moet hij tot tevredenheid van de onderzoeksinstantie kunnen aantonen dat de interne inspectiedienst in staat is onderzoeken en beproevingen uit te voeren in overeenstemming met 1.8.7.

 

1.8.7.1.5

Certificaten voor typegoedkeuring, onderzoekscertificaten en rapporten voor het product (drukhouders, tanks, bedrijfsuitrusting en de assemblage van de elementen, constructieve uitrusting en bedrijfsuitrusting van batterijwagens/batterijvoertuigen of MEGC's), met inbegrip van de technische documentatie, moeten worden bewaard:

  1. door de fabrikant voor een periode van ten minste 20 jaar vanaf de vervaldatum van de typegoedkeuring;
  2. door de bevoegde autoriteit van afgifte of de onderzoeksinstantie van afgifte voor een periode van ten minste 20 jaar vanaf de datum van afgifte;
  3. door de eigenaar of exploitant voor een periode van ten minste 15 maanden nadat het product uit bedrijf is genomen.

 

1.8.7.2

Onderzoek van het type en afgifte van het certificaat van typegoedkeuring

1.8.7.2.1

Onderzoek van het type

1.8.7.2.1.1

De fabrikant moet:

  1. in het geval van drukhouders representatieve monsters van de bedoelde productie aan de onderzoeksinstantie ter beschikking stellen. De onderzoeksinstantie kan verzoeken om meer monsters indien het beproevingsprogramma dit vereist;
  2. in het geval van tanks, batterijwagens of MEGC's, toegang verlenen tot het prototype voor de typekeuring;
  3. in het geval van bedrijfsuitrusting representatieve monsters van de bedoelde productie aan de onderzoeksinstantie ter beschikking stellen. De onderzoeksinstantie kan verzoeken om meer monsters indien het beproevingsprogramma dit vereist.

Opmerking: Er mag rekening worden gehouden met de resultaten van beoordelingen en beproevingen overeenkomstig andere voorschriften of normen.

 

1.8.7.2.1.2

De onderzoeksinstantie moet:

  1. de technische documentatie, aangegeven in 1.8.7.7.1, onderzoeken om te controleren of het ontwerp in overeenstemming is met de betreffende bepalingen van het ADR en of het prototype of de partij prototypen is vervaardigd in overeenstemming met de technische documentatie en representatief is voor het ontwerp;
  2. de onderzoeken en beproevingen uitvoeren, of plaatselijk de onderzoeken uitvoeren en de beproevingscondities controleren en toezicht houden op de beproevingen aangegeven in het ADR, inclusief de van toepassing zijnde normen teneinde vast te stellen dat de bepalingen zijn toegepast en nagekomen en dat de procedures, aanvaard door de fabrikant, voldoen aan de voorschriften;
  3. controleren of het/de certifica(a)t(en) van het/de materia(a)l(en), afgegeven door de fabrikant(en) van de materialen overeenstemmen met de betreffende bepalingen van het ADR;
  4. voor zover van toepassing, de procedures voor de permanente verbinding van onderdelen goedkeuren of controleren dat deze in het verleden zijn goedgekeurd, en controleren dat het personeel, dat belast is met het permanent verbinden van onderdelen en de niet-destructieve beproevingen, gekwalificeerd is of toegelaten;
  5. overeenstemming bereiken met de fabrikant over de locatie(s) waar de onderzoeken en noodzakelijke beproevingen zullen worden uitgevoerd.

De onderzoeksinstantie moet de fabrikant een rapport van het onderzoek van het type doen toekomen.

 

1.8.7.2.2

Afgifte typegoedkeuringscertificaat
Typegoedkeuringen geven toestemming voor de constructie van producten binnen de geldigheidsduur van die goedkeuring.

1.8.7.2.2.1

Indien het type voldoet aan alle bepalingen die van toepassing zijn, moet de bevoegde autoriteit, haar gemachtigde of de onderzoeksinstantie een certificaat van typegoedkeuring afgeven aan de fabrikant in overeenstemming met de hoofdstukken 6.2 en 6.8.

Dit certificaat moet omvatten:

  1. de naam en het adres van degene die het heeft afgegeven;
  2. de bevoegde autoriteit onder wiens gezag het certificaat is afgegeven;
  3. de naam en het adres van de;
  4. een verwijzing naar de versie van het ADR en de normen gebruikt door het onderzoek van het type;
  5. eventuele eisen die het gevolg zijn van het onderzoek;
  6. de gegevens in de documenten voor het onderzoek van het type volgens 1.8.7.8.1, noodzakelijk voor de identificatie van het type en de varianten, zoals gedefinieerd in de desbetreffende normen. De documenten, of een lijst die de documenten identificeert, die de gegevens bevatten moeten worden opgenomen in, of bijgevoegd bij het certificaat;
  7. de verwijzing naar het/de onderzoeksrapport(en) van het type;
  8. de maximale periode van geldigheid van de typegoedkeuring; en
  9. eventuele specifieke eisen volgens de hoofdstukken 6.2 en 6.8.

 

1.8.7.2.2.2

De typegoedkeuring mag ten hoogste tien jaar geldig zijn. Indien binnen deze periode de desbetreffende technische voorschriften van het ADR zodanig zijn veranderd dat het goedgekeurde type niet langer daarmee overeenkomt, dan is de typegoedkeuring niet langer geldig. Indien binnen deze periode, de intrekkingsdatum in overeenstemming met kolom (3) van de tabellen in 6.2.2.1 en 6.2.2.3 of kolom (5) van de tabellen in 6.2.4.1, 6.8.2.6.1 en 6.8.3.6 van toepassing zijn, dan is de typegoedkeuring ook niet langer geldig. Het moet dan worden ingetrokken door de bevoegde autoriteit of de onderzoeksinstantie die het certificaat van typegoedkeuring heeft afgegeven.

Opmerking: Voor de uiterste datum voor intrekking van bestaande typegoedkeuringen, zie kolom (5) van de tabellen in 6.2.4.1 en 6.8.2.6.1 en 6.8.3.6, al naar gelang van toepassing.
Indien de typegoedkeuring is verlopen of ingetrokken, dan is de fabricage van producten volgens die typegoedkeuring niet langer toegestaan.

Opmerking: De desbetreffende bepalingen inzake het gebruik, het periodiek onderzoek en het tussentijds onderzoek van producten opgenomen in een typegoedkeuring die is verlopen of ingetrokken, blijven van toepassing op de producten gefabriceerd volgens deze typegoedkeuring voordat deze verliep of werd ingetrokken indien deze verder mogen worden gebruikt.

Typegoedkeuringen kunnen worden hernieuwd op grond van een nieuw onderzoek van het type. Resultaten van de voorgaande beproevingen zullen in aanmerking worden genomen indien deze nog steeds in overeenstemming zijn met de voorschriften van het ADR, met inbegrip van de normen van toepassing ten tijde van de hernieuwing. Hernieuwing is niet toegestaan nadat een typegoedkeuring is ingetrokken.

Opmerking: Het onderzoek van het type voor hernieuwing mag worden uitgevoerd door een andere onderzoeksinstantie dan die welke het oorspronkelijke onderzoeksrappport van het type heeft afgegeven.

Tussentijdse wijzigingen van een bestaande typegoedkeuring (bijv. voor drukhouders kleine wijzigingen zoals toevoeging van andere groottes of inhoud die de conformiteit niet beïnvloeden, of voor tanks zie 6.8.2.3.3) verlengen of wijzigen niet de oorspronkelijke geldigheid van het certficaat.

 

1.8.7.2.2.3

In geval van wijziging van een product met een geldige, verlopen of ingetrokken typegoedkeuring, richten beproeving, onderzoek en goedkeuring zich alleen op die delen van het product die wijzigingen hebben ondergaan.

De wijziging moet voldoen aan de op het moment van wijziging geldende voorschriften van het ADR. Voor alle delen van het product waarvoor de wijziging geen gevolgen heeft, blijft de documentatie van de oorspronkelijke typegoedkeuring geldig.

Een wijziging kan betrekking hebben op een of meer product(en) vallend onder dezelfde typegoedkeuring.

Wanneer het product voldoet aan alle van toepassing zijnde voorschriften wordt een aanvullend goedkeuringscertificaat afgegeven aan de eigenaar of exploitant door de bevoegde autoriteit of onderzoeksinstantie van een Overeenkomstsluitende Partij bij het ADR overeenkomstig de hoofdstukken 6.2 en 6.8. Voor tanks, batterijwagens of MEGC's moet een kopie worden bewaard als onderdeel van het tankdossier.

 

1.8.7.3

Toezicht op de fabricage

1.8.7.3.1

De fabrikant moet alle maatregelen treffen die noodzakelijk zijn om te waarborgen dat het fabricageproces voldoet aan de van toepassing zijnde bepalingen van het ADR en van het typegoedkeuringscertificaat, de technische documentatie aangegeven in 1.8.7.8.3 en rapporten.

 

1.8.7.3.2

De betreffende instantie moet:

  1. de overeenstemming controleren met de technische documentatie, aangegeven in 1.8.7.8.3 en met de van toepassing zijnde voorschriften van het ADR en van het typegoedkeuringscertificaat en rapporten;
  2. controleren of het fabricageproces producten produceert in overeenstemming met de voorschriften en de documentatie die daarop van toepassing zijn;
  3. controleren of de herkomst van de materialen is na te gaan en vergelijken van het/de materiaalcertifica(a)t(en) met de specificaties;
  4. voor zover van toepassing, controleren of het personeel belast met het maken van permanente verbindingen en de niet-destructieve beproevingen gekwalificeerd of toegelaten is;
  5. overeenstemming bereiken met de aanvrager over de locatie waar de onderzoeken en de noodzakelijke beproevingen zullen worden uitgevoerd; en
  6. een schriftelijk rapport van de resultaten van het toezicht op de fabricage ter beschikking stellen.

 

1.8.7.4

Eerste onderzoek en beproevingen

1.8.7.4.1

De fabrikant moet:

  1. de merktekens, aangegeven in het ADR, aanbrengen; en
  2. de betreffende instantie voorzien van de technische documentatie, aangegeven in 1.8.7.8.4.

 

1.8.7.4.2

De betreffende instantie moet:

  1. de onderzoeken en beproevingen uitvoeren of de onderzoeken uitvoeren, de beproevingsomstandigheden controleren en toezicht houden op de beproevingen op locatie teneinde te waarborgen dat het product is vervaardigd in overeenstemming met de typegoedkeuring en de betreffende bepalingen;
  2. de certificaten die door de fabrikanten van de bedrijfsuitrusting aangeleverd zijn, vergelijken met de bedrijfsuitrusting;
  3. een rapport van het eerste onderzoek en beproeving afgeven, dat betrekking heeft op gedetailleerde beproevingen en controles die zijn uitgevoerd en de gecontroleerde technische documentatie;
  4. een certificaat van eerste onderzoek en beproevingen afgeven en haar waarmerk aanbrengen indien de fabricage voldoet aan de bepalingen; en
  5. nagaan of de typegoedkeuring geldig blijft nadat de bepalingen van het ADR (met inbegrip van normen waarnaar wordt verwezen) van belang voor de typegoedkeuring gewijzigd zijn. Indien de typegoedkeuring niet langer geldig is, moet de betreffende instantie een afkeuringsrapport opstellen en de bevoegde autoriteit of de onderzoeksinstantie die het typegoedkeuringscertificaat heeft afgegeven informeren.

Het certificaat bedoeld in d) en het rapport bedoeld in c) kunnen betrekking hebben op een aantal producten van hetzelfde type (groepscertificaat of -rapport).

1.8.7.4.3

Het certificaat in 1.8.7.4.2 d) moet ten minste omvatten:

  1. de naam en het adres van de onderzoeksinstantie en de naam en het adres van de interne inspectiedienst indien van toepassing;
  2. de naam en het adres van de fabrikant;
  3. de plaats van het eerste onderzoek;
  4. een verwijzing naar de versie van het ADR en de normen, gebruikt voor de eerste onderzoeken en beproevingen;
  5. de resultaten van de onderzoeken en beproevingen;
  6. de gegevens nodig voor de identificatie van het/de onderzochte product(en), ten minste het serienummer of het chargenummer voor niet-hervulbare cilinders (flessen);
  7. het nummer van de typegoedkeuring; en
  8. de verwijzing naar het certificaat van goedkeuring van de interne inspectiedienst indien van toepassing.

1.8.7.5

Verificatie bij ingebruikname

1.8.7.5.1

Indien de bevoegde autoriteit een verificatie bij ingebruikname vereist conform 6.8.1.5.5, moet de eigenaar of de exploitant een enkele onderzoeksinstantie inschakelen voor het uitvoeren van een verificatie bij ingebruikname en moet deze voorzien van het typegoedkeuringscertificaat en de technische documentatie aangegeven in 1.8.7.8.4

 

1.8.7.5.2

De onderzoeksinstantie moet de documentatie beoordelen en:

  1. externe controles uitvoeren (bijv. markering, staat);
  2. de overeenstemming met het typegoedkeuringscertificaat controleren;
  3. de geldigheid van de erkenning van de onderzoeksinstanties controleren die de eerdere onderzoeken en beproevingen hebben uitgevoerd;
  4. controleren dat is voldaan aan de overgangsbepalingen van 1.6.3 of 1.6.4.

 

1.8.7.5.3

De onderzoeksinstantie geeft een rapport van verificatie van ingebruikname af dat de resultaten van de beoordeling bevat. De eigenaar of de exploitant biedt dit rapport op diens verzoek aan, aan de bevoegde autoriteit die de verificatie van ingebruikname vereist en aan de onderzoeksinstanties verantwoordelijk voor verdere onderzoeken en beproevingen.

In het geval de verificatie van ingebruikname wordt afgekeurd, moeten de niet-conformiteiten worden hersteld en een nieuwe verificatie van ingebruikname worden goedgekeurd voordat de tank wordt gebruikt. De onderzoeksinstantie verantwoordelijk voor de verificatie van ingebruikname moet zonder oponthoud haar bevoegde autoriteit informeren over elke afkeur.

1.8.7.6

Periodiek onderzoek, tussentijds onderzoek en buitengewone controles

1.8.7.6.1

De betreffende instantie moet:

  1. de identificatie uitvoeren en de overeenstemming met de documentatie controleren;
  2. de onderzoeken en beproevingen uitvoeren, of de onderzoeken uitvoeren en beproevingsomstandigheden controleren en toezicht houden op de beproevingen op locatie teneinde te controleren of de voorschriften zijn nageleefd;
  3. rapporten en certificaten afgeven, voor zover van toepassing, van de resultaten van de onderzoeken en beproevingen, die betrekking kunnen hebben op een aantal producten; en
  4. waarborgen dat de voorgeschreven merktekens worden aangebracht

1.8.7.6.2

Rapporten van de periodieke onderzoeken en beproevingen van drukhouders moeten door de eigenaar of exploitant ten minste tot het volgende periodieke onderzoek worden bewaard.
Opmerking: Zie voor tanks de bepalingen voor tankdossiers in 4.3.2.1.7.

 

1.8.7.7

Toezicht op de interne inspectiedienst van de aanvrager

1.8.7.7.1

Waar gebruik wordt gemaakt van een interne inspectiedienst volgens 6.2.2.12, 6.2.3.6.1, 6.8.1.5.3 b) of 6.8.1.5.4 b), moet de fabrikant of de keuringsfaciliteit:

  1. een kwaliteitssysteem inrichten voor de interne inspectiedienst, waaronder technische procedures, voor onderzoeken en beproevingen gedocumenteerd in 1.8.7.8.6 en onderworpen aan toezicht;
  2. voldoen aan de verplichtingen voortkomend uit het goedgekeurde kwaliteitssysteem en waarborgen dat het bruikbaar en efficiënt blijft, met name door:
    1. goedkeuren van opgeleid en deskundig personeel voor de interne inspectiedienst; en
    2. op het product aanbrengen van het identiteitskenmerk of het -waarmerk zoals aangegeven in de hoofdstukken 6.2 en 6.8 van de onderzoeksinstantie en het waarmerk van de interne inspectiedienst waar van toepassing om de herleidbaarheid te waarborgen.

 

1.8.7.7.2

De onderzoeksinstantie moet een eerste audit uitvoeren op elke locatie. Indien deze tevredenstellend verloopt, moet de onderzoeksinstantie de bevoegde autoriteit informeren over de toestemming die aan de interne inspectiedienst is gegeven en moet een goedkeuringscertificaat afgeven voor een periode die drie jaar niet overschrijdt. Aan de volgende bepalingen moet worden voldaan:

  1. deze audit moet worden uitgevoerd op elke locatie teneinde te bevestigen dat de uitgevoerde onderzoeken en beproevingen in overeenstemming zijn met de bepalingen van het ADR;
  2. de onderzoeksinstantie kan de interne inspectiedienst machtigen om het identiteitskenmerk of de stempelinslag, zoals aangegeven in hoofdstuk 6.2 en 6.8, van de onderzoeksinstantie aan te brengen op elk goedgekeurde product;
  3. de machtiging kan worden vernieuwd na een tevredenstellende audit op elke locatie in het laatste jaar voor het verstrijken van de geldigheidsduur. De nieuwe periode van geldigheid moet beginnen op de datum van afloop van de machtiging;
  4. de inspecteurs van de onderzoeksinstantie die de audit uitvoeren moeten zo bekwaam zijn dat zij de beoordeling van de conformiteit van het product vallend onder het kwaliteitssysteem en het kwaliteitssysteem zelf kunnen uitvoeren;
  5. de interne inspectiedienst moet zich bezighouden met de activiteiten met een frequentie waarmee het noodzakelijke niveau van bekwaamheid is gewaarborgd.
    Indien goedgekeurd door de onderzoeksinstantie die haar heeft gemachtigd mag de interne inspectiedienst, enkel in bijzondere gevallen, bepaalde onderdelen van haar activiteiten uitbesteden. De onderaannemer moet bovendien zijn geaccrediteerd volgens EN ISO/IEC 17025:2017 (uitgezonderd clausule 8.1.3) of EN ISO/IEC 17020:2012 (uitgezonderd clausule 8.1.3) als een onafhankelijke en onpartijdige testlaboratorium of onderzoeksinstantie om testactiviteiten te kunnen uitvoeren in overeenstemming met haar accreditatie

 

1.8.7.7.3

Het certificaat van machtiging moet minimaal bevatten:

  1. de naam en het adres van de onderzoeksinstantie;
  2. de naam en het adres van de fabrikant of keuringsfaciliteit en de adressen van alle plaatsen waar de interne inspectiedienst werkzaamheden uitvoert;
  3. een verwijzing naar de versie van het ADR gebruikt voor het machtigen van de interne inspectiedienst en de normen of goedgekeurde technische regels volgens 6.2.5 gebruikt voor eerste onderzoek en beproevingen of periodieke onderzoeken;
  4. een verwijzing naar het eerste aditrapport;
  5. indien nodig, aanvullende informatie om de reikwijdte van de interne inspectie dienst te kunnen bepalen (bijv. typegoedkeuring van de producten voor eerste onderzoek en beproeving);
  6. indien van toepassing, het waarmerk van de interne inspectiedienst; en
  7. de vervaldatum.

 

1.8.7.7.4

De onderzoeksinstantie moet gedurende de geldigheidsduur van de machtiging op elke locatie periodieke audits uitvoeren om te verzekeren dat de interne inspectiedienst het kwaliteitssysteem wordt onderhouden en toegepast. Aan de volgende bepalingen moet worden voldaan:

  1. de audits moeten uiterlijk om de zes maanden worden uitgevoerd;
  2. de onderzoeksinstantie kan aanvullende bezoeken, opleiding, technische wijzigingen of veranderingen van het kwaliteitssysteem voorschrijven en de door de interne inspectiedienst uit te voeren onderzoeken en beproevingen beperken of verbieden;
  3. de onderzoeksinstantie moet alle wijzigingen in het kwaliteitssysteem beoordelen en beslissen 3of het gewijzigde kwaliteitssysteem nog voldoet aan de voorschriften van de eerste audit, of dat een volledige herbeoordeling noodzakelijk is;
  4. de inspecteurs van de onderzoeksinstantie die de audit uitvoeren moeten zo bekwaam zijn dat zij de beoordeling van de conformiteit van het product vallend onder het kwaliteitssysteem en het kwaliteitssysteem zelf kunnen uitvoeren; en
  5. de onderzoeksinstantie moet aan de fabrikant of het beproevingsinstituut, zoals van toepassing, en de interne inspectiedienst een rapport verschaffen van de audit en, indien een beproeving heeft plaatsgevonden, een beproevingsrapport.

 

1.8.7.7.5

In gevallen van het ontbreken van conformiteit met de betreffende voorschriften moet de onderzoeksinstantie waarborgen dat corrigerende maatregelen worden getroffen.

Indien niet binnen een gepaste tijd corrigerende maatregelen worden getroffen, moet de onderzoeksinstantie de vergunning voor de interne inspectiedienst voor de uitvoering van haar activiteiten opschorten of intrekken. De kennisgeving van opschorting of intrekking moet worden toegezonden aan de bevoegde autoriteit.

Een rapport moet aan de fabrikant of keuringsinstantie, voor zover van toepassing, en de interne inspectiedienst ter beschikking worden gesteld, waarin gedetailleerd de redenen worden aangegeven voor de beslissingen die door de onderzoeksinstantie zijn genomen.

 

1.8.7.8

Documenten
De technische documentatie moet het mogelijk maken een beoordeling van de conformiteit met de betreffende voorschriften uit te voeren.

 

1.8.7.8.1

Documenten voor het onderzoek van het type
De fabrikant moet, voor zover van toepassing, verschaffen:

  1. de lijst van normen gebruikt voor het ontwerp en de fabricage;
  2. een beschrijving van het type met inbegrip van alle varianten;
  3. de instructies overeenkomstig de desbetreffende kolom van tabel A van hoofdstuk 3.2 of voor producten met een speciale bestemming, de lijst van te vervoeren goederen;
  4. een algemene montage-tekening of -tekeningen;
  5. de gedetailleerde tekeningen, met inbegrip van de dimensies gebruikt voor de berekeningen, van het product, de bedrijfsuitrusting, de constructieve uitrusting, de kenmerking en/of
    etikettering, die nodig zijn om de overeenstemming te controleren;
  6. de aantekeningen, resultaten en conclusies van de berekeningen;
  7. de lijst van de bedrijfsuitrusting met de betreffende technische gegevens en informatie over de veiligheidsinrichtingen met inbegrip van de berekening van de afblaascapaciteit, voor zover van toepassing;
  8. de lijst van materialen voorgeschreven in de norm voor de fabricage, gebruikt voor elk deel, bestanddeel, bekleding, bedrijfsuitrusting en constructieve uitrusting en de overeenkomstige specificaties van de materialen of de overeenkomstige verklaring van overeenstemming met het ADR;
  9. de goedgekeurde kwalificatie van het proces voor permanente verbindingen;
  10. de beschrijvingen van het/de proces(sen) voor de warmtebehandeling; en
  11. de procedures, beschrijvingen en rapporten van alle betreffende beproevingen voor de typegoedkeuring en voor de fabricage opgesomd in de normen of in het ADR.

 

1.8.7.8.2

Documenten voor de afgifte van het certificaat van typegoedkeuring
De fabrikant moet, voor zover van toepassing, ter beschikking stellen:

  1. de lijst van normen gebruikt voor het ontwerp en de fabricage;
  2. een beschrijving van het type met inbegrip van alle varianten;
  3. de instructies overeenkomstig de desbetreffende kolom van tabel A van hoofdstuk 3.2 of voor producten met een speciale bestemming, de lijst van de te vervoeren goederen;
  4. een algemene montage-tekening of -tekeningen;
  5. de lijst van materialen die in contact komen met de gevaarlijke goederen;
  6. de lijst van bedrijfsuitrusting;
  7. het rapport van het typeonderzoek; en
  8. verdere documenten genoemd onder 1.8.7.8.1 op verzoek van de bevoegde autoriteit of onderzoeksinstantie.

 

1.8.7.8.3

Documenten voor het toezicht op de fabricage
De fabrikant moet, voor zover van toepassing, ter beschikking stellen:

  1. de documenten opgesomd in 1.8.7.8.1 en 1.8.7.8.2;
  2. een kopie van het certificaat van typegoedkeuring;
  3. de procedures voor de fabricage met inbegrip van de procedure voor de beproeving
  4. de dossiers over de fabricage;
  5. de goedgekeurde kwalificaties van het personeel belast met het maken van permanente verbindingen;
  6. de goedgekeurde kwalificaties van het personeel belast met niet-destructieve beproevingen;
  7. de rapporten van de destructieve en niet-destructieve beproevingen;
  8. de dossiers van de warmtebehandelingen; en
  9. de dossiers van de kalibraties.

1.8.7.8.4

Documenten voor het eerste onderzoek en beproevingen en voor verificatie bij ingebruikname
De fabrikant moet voor eerste onderzoek en beproeving en de eigenaar of exploitant moet voor de verificatie bij ingebruikname, voor zover van toepassing, ter beschikking stellen:

  1. de documenten opgesomd in 1.8.7.8.1, 1.8.7.8.2 en 1.8.7.8.3;
  2. de materiaalcertificaten van het product en van alle bestanddelen daarvan met inbegrip van de bedrijfsuitrusting;
  3. de verklaringen van conformiteit van de bedrijfsuitrusting; en
  4. een verklaring van conformiteit met inbegrip van de beschrijving van het product en alle varianten die zijn aanvaard volgens de typegoedkeuring.

 

1.8.7.8.5

Documenten voor periodieke onderzoeken, tussentijdse onderzoeken en buitengewone onderzoeken
De eigenaar of exploitant, of zijn gemachtigde moet , voor zover van toepassing, ter beschikking stellen:

  1. voor drukhouders: de documenten waarin speciale voorschriften zijn aangegeven, indien normen voor de fabricage, periodieke onderzoeken en beproevingen dit voorschrijven;
  2. voor tanks:
    1. het tankdossier; en
    2. op verzoek van de onderzoeksinstantie alle relevante documenten genoemd in 1.8.7.8.1 tot en met 1.8.7.8.4.

 

1.8.7.8.6

Documenten voor het toezicht op de interne inspectiedienst
De interne inspectiedienst moet, voor zover van toepassing, de documentatie van het kwaliteitssysteem ter beschikking stellen:

  1. de organisatiestructuur en de verantwoordelijkheden;
  2. de betreffende instructies voor onderzoek en beproeving, kwaliteitscontrole, kwaliteitsborging, bedrijfsprocessen en systematische acties, waarvan gebruik gemaakt zal worden;
  3. de kwaliteitsdossiers, zoals onderzoeksrapporten, beproevingsgegevens, kalibratiegegevens en certificaten;
  4. de beoordelingen door de bedrijfsleiding teneinde het doeltreffend functioneren van het kwaliteitssysteem te waarborgen als gevolg van de audits op locatie in overeenstemming met 1.8.7.7;
  5. het proces dat beschrijft hoe aan de eisen van klanten en aan de voorschriften wordt voldaan;
  6. het proces voor de controle van documenten en de revisie daarvan;
  7. de procedures voor de behandeling van producten die niet overeenkomen met de eisen; en
  8. de opleidingsprogramma's en de kwalificatieprocedures voor het desbetreffende personeel.

 

1.8.8

Procedures voor de conformiteitsbeoordeling van gaspatronen
Indien de conformiteit van gaspatronen wordt beoordeeld, moet één van de volgende procedures worden toegepast:

  1. de procedure in sectie 1.8.7 voor niet-UN drukhouders, met uitzondering van 1.8.7.6; of
  2. de procedure in de subsecties 1.8.8.1 t/m 1.8.8.7.

 

1.8.8.1

Algemene bepalingen

1.8.8.1.1

Het toezicht op de fabricage moet worden uitgevoerd door een Xa-instantie en de beproevingen voorgeschreven in 6.2.6 moeten ofwel worden uitgevoerd door die Xa- instantie dan wel een gemachtigde IS door die Xa-instantie; wat betreft de definitie van Xa- en IS zie 6.2.3.6.1.

De conformiteitsbeoordeling moet worden uitgevoerd door de bevoegde autoriteit, haar gemachtigde of een erkende onderzoeksinstantie van een Overeenkomstsluitende Partij van het ADR.

 

1.8.8.1.2

De aanvrager moet als exclusief verantwoordelijke door de toepassing van 1.8.8 de conformiteit van de gaspatronen met de bepalingen van 6.2.6 en met alle verdere bepalingen van het ADR die van toepassing zijn, aantonen, waarborgen en verklaren.

 

1.8.8.1.3

De aanvrager moet

  1. een ontwerptypeonderzoek van elk type gaspatroon uitvoeren (met inbegrip van de te gebruiken materialen en variaties van dat type, bijv. inhouden, drukken, tekeningen en afsluit- en aftapinrichtingen) overeenkomstig 1.8.8.2;
  2. gebruikmaken van een goedgekeurd kwaliteitsregiem voor ontwerp, fabricage, onderzoek en beproeving overeenkomstig 1.8.8.3;
  3. gebruikmaken van een goedgekeurd beproevingsregiem overeenkomstig 1.8.8.4 voor de beproevingen voorgeschreven in 6.2.6;
  4. de goedkeuring voor zijn kwaliteitssysteem voor toezicht op de fabricage en voor de beproeving aanvragen bij een Xa-instantie van zijn keuze van de Overeenkomstsluitende Partij; indien de aanvrager niet gevestigd is in een Overeenkomstsluitende Partij dan moet hij de aanvraag indienen bij een Xa-instantie van een Overeenkomstsluitende Partij vóór het eerste vervoer in een Overeenkomstsluitende Partij;
  5. indien de gaspatroon uiteindelijk wordt geassembleerd uit onderdelen, gefabriceerd door de aanvrager, door één of meerdere onderneming(en), schriftelijke instructies verschaffen op welke wijze de gaspatronen moeten worden geassembleerd en gevuld om te voldoen aan de bepalingen van zijn certificaat van onderzoek van het type.

 

1.8.8.1.4

Wanneer de aanvrager en de ondernemingen die gaspatronen assembleren of vullen overeenkomstig de instructies van de aanvrager, tot tevredenheid van de Xa-instantie, de overeenstemming kunnen aantonen met de bepalingen van 1.8.7.7, met uitzondering van 1.8.7.7.1 d) en 1.8.7.7.2 b), mogen zij een interne inspectiedienst inrichten die gedeeltelijk of in zijn geheel de onderzoeken en beproevingen aangegeven in 6.2.6 mag uitvoeren.

 

1.8.8.2

Onderzoek van het ontwerptype

1.8.8.2.1

De aanvrager moet de technische documentatie samenstellen voor elk type gaspatroon met inbegrip van de toegepaste technische norm(en). Indien hij ervoor kiest om een norm toe te passen waarnaar in 6.2.6 niet wordt verwezen, dan moet hij de toegepaste norm aan de documentatie toevoegen.

 

1.8.8.2.2

De aanvrager moet de technische documentatie, tezamen met monsters van dat type, ter beschikking houden van de Xa-instantie gedurende de productie gedurende een periode van ten minste vijf jaren daarna vanaf de laatste datum van productie van de gaspatronen overeenkomstig dat certificaat van onderzoek van het type.

 

1.8.8.2.3

De aanvrager moet na zorgvuldig onderzoek een certificaat van het ontwerptype afgeven dat geldig moet zijn gedurende een periode van ten hoogste tien jaren; hij moet dit certificaat toevoegen aan de documentatie. Dit certificaat geeft hem het recht om gaspatronen van dat type gedurende die periode te produceren.

 

1.8.8.2.4

Indien binnen die periode de desbetreffende technische voorschriften van het ADR (met inbegrip van de normen waarnaar wordt verwezen) zodanig zijn veranderd dat het goedgekeurde ontwerptype niet langer daarmee overeenkomt, moet de aanvrager het certificaat van onderzoek van het type intrekken en de Xa-instantie informeren.

 

1.8.8.2.5

De aanvrager mag na zorgvuldige en volledige herziening het certificaat opnieuw afgeven voor een volgende periode van ten hoogste tien jaar.

 

1.8.8.3

Toezicht op de fabricage

1.8.8.3.1

De procedure voor het onderzoek van het ontwerptype alsmede het fabricageproces moeten zijn onderworpen aan toezicht door de Xa-instantie, teneinde te waarborgen dat het door de aanvrager gecertificeerde type en het product zoals vervaardigd in overeenstemming zijn met de bepalingen van het certificaat van het ontwerptype en de bepalingen van het ADR die van toepassing zijn.

Indien 1.8.8.1.3 e) van toepassing is, moeten de ondernemingen die de gaspatronen assembleren en vullen in deze procedure zijn opgenomen.

 

1.8.8.3.2

De aanvrager moet alle noodzakelijke maatregelen treffen om te waarborgen dat het fabricageproces voldoet aan de bepalingen van het ADR die van toepassing zijn en aan zijn certificaat van het ontwerptype en de bijlagen.

Indien 1.8.8.1.3 e) van toepassing is, moeten de ondernemingen die de gaspatronen assembleren en vullen in deze procedure zijn opgenomen.

 

1.8.8.3.3

De Xa-instantie moet:

  1. de conformiteit van het onderzoek van het ontwerptype van de aanvrager en de conformiteit van het type gaspatroon met de technische documentatie aangegeven in 1.8.8.2 controleren;
  2. controleren of het fabricageproces producten oplevert die overeenkomen met de voorschriften en de documentatie die daarop van toepassing zijn; indien de gaspatroon ten slotte wordt geassembleerd uit onderdelen vervaardigd door de aanvrager door één of meerdere onderneming(en), moet de Xa-instantie ook na de uiteindelijke assemblage en het vullen controleren of de gaspatronen volledig overeenstemmen met alle bepalingen die van toepassing zijn en of de instructies van de aanvrager correct worden toegepast;
  3. controleren of het personeel belast met het maken van permanente verbindingen van onderdelen en de beproevingen gekwalificeerd of toegelaten is;
  4. de resultaten van de inspectie vastleggen.

 

1.8.8.3.4

Indien de bevindingen van de Xa-instantie wijzen op het ontbreken van conformiteit met het certificaat van het ontwerptype van de aanvrager of met het fabricageproces, moet hij geschikte corrigerende maatregelen eisen of intrekking van het certificaat van de aanvrager.

 

1.8.8.4

Dichtheidsproef

1.8.8.4.1

De aanvrager en onderneming(en) die gaspatronen assembleren en vullen overeenkomstig de instructies van de aanvrager moeten:

  1. de beproevingen uitvoeren voorgeschreven in 6.2.6;
  2. beproevingsresultaten vastleggen;
  3. alleen een certificaat van conformiteit afgeven voor gaspatronen, die volledig overeenstemmen met de bepalingen van zijn onderzoek van het ontwerptype en bepalingen van het ADR die van toepassing zijn en die met goed gevolg de beproevingen voorgeschreven in 6.2.6 hebben doorstaan;
  4. de documentatie als aangegeven in 1.8.8.7 bewaren gedurende de productie en daarna gedurende een periode van ten minste vijf jaren vanaf de laatste datum van productie van de gaspatronen die tot één typegoedkeuring behoren, voor onderzoek met willekeurige tussenpozen door de Xa-instantie;
  5. een duurzaam en leesbaar merkteken aanbrengen waardoor het type gaspatroon, de aanvrager, de datum van productie of serienummer geïdentificeerd wordt; indien het merkteken als gevolg van beperkte beschikbare ruimte niet volledig kan worden aangebracht op de romp van de gaspatroon, moet hij een duurzaam identificatieplaatje met deze informatie aan de gaspatroon bevestigen of dit samen met de gaspatroon in een binnenverpakking plaatsen.

 

1.8.8.4.2

De Xa-instantie moet:

  1. de noodzakelijke onderzoeken en beproevingen met willekeurige tussenpozen uitvoeren, doch ten minste korte tijd na het begin van de productie van een type gaspatroon en daarna ten minste eenmaal elke drie jaar, teneinde te controleren of de procedure van het onderzoek van het ontwerptype van de aanvrager alsook de fabricage en de beproeving van het product worden uitgevoerd in overeenstemming met het certificaat van het ontwerptype en de desbetreffende bepalingen;
  2. de certificaten controleren die door de aanvrager worden verschaft;
  3. de beproevingen uitvoeren zoals voorgeschreven in 6.2.6 of het beproevingsprogramma en de interne inspectiedienst voor de uitvoering van de beproevingen goedkeuren.

 

1.8.8.4.3

Het certificaat moet ten minste omvatten:

  1. naam en adres van de aanvrager en, indien de uiteindelijke assemblage niet uitgevoerd wordt door de aanvrager maar door een onderneming of ondernemingen in overeenstemming met de schriftelijke instructies van de aanvrager, de naam/namen en het/de adres(sen) van deze ondernemingen;
  2. een verwijzing naar de versie van het ADR en de norm(en) gebruikt voor de fabricage en de beproevingen;
  3. het resultaat van de onderzoeken en de beproevingen;
  4. de gegevens voor kenmerking zoals voorgeschreven in 1.8.8.4.1 e).

 

1.8.8.5

Gereserveerd

 

1.8.8.6

Toezicht op de interne inspectiedienst
Indien de aanvrager of de onderneming die gaspatronen assembleert of vult een interne inspectiedienst heeft ingesteld, moeten de bepalingen van 1.8.7.7 met uitzondering van 1.8.7.7.1 d) en 1.8.7.7.2 b) worden toegepast.

De onderneming die gaspatronen assembleert of vult, moet voldoen aan de bepalingen met betrekking tot de aanvrager.

1.8.8.7

Documenten
De bepalingen van 1.8.7.8.1, 1.8.7.8.2, 1.8.7.8.3, 1.8.7.8.4 en 1.8.7.8.6 moeten worden toegepast.