Skip to main content

DEEL 1 - Algemene voorschriften
Hoofdstuk 1    
1.1   Toepassingsgebied en toepasbaarheid
1.1.1   Structuur
1.1.2   Toepassingsgebied
1.1.3   Vrijstellingen
1.1.3.1   Vrijstellingen die samenhangen met de aard van het vervoersproces
1.1.3.2   Vrijstellingen in samenhang met het vervoer van gassen
1.1.3.3   Vrijstellingen in samenhang met het vervoer van vloeibare brandstoffen
1.1.3.4   Vrijstellingen in samenhang met bijzondere bepalingen of met gevaarlijke goederen, verpakt in gelimiteerde of vrijgestelde hoeveelheden
1.1.3.5   Vrijstellingen in samenhang met ongereinigde lege verpakkingen
1.1.3.6   Vrijstellingen in samenhang met de vervoerde hoeveelheden per transporteenheid
1.1.3.7   Vrijstellingen in samenhang met het vervoer van inrichtingen voor de opslag en productie van elektriciteit
1.1.3.8   Gereserveerd
1.1.3.9   Vrijstellingen in samenhang met gevaarlijke goederen die tijdens vervoer als koel- of conditioneringsmiddel worden gebruikt
1.1.3.10   Vrijstellingen in samenhang met het vervoer van lampen die gevaarlijke goederen bevatten
1.1.4   Toepasbaarheid van andere voorschriften
1.1.4.1   Gereserveerd
1.1.4.2   Vervoer in een transportketen die vervoer over zee of door de lucht omvat
1.1.4.3   Gebruik van transporttanks van het IMO-type, toegelaten voor het zeevervoer
1.1.4.4   Gereserveerd
1.1.4.5   Vervoer dat niet over de weg plaatsvindt
1.1.5   Toepassing van normen
     
Hoofdstuk 2    
1.2   Definities, meeteenheden en afkortingen
1.2.1 Definities
1.2.2 Meeteenheden
     
Hoofdstuk 3    
1.3 Opleiding van personen die betrokken zijn bij het vervoer van gevaarlijke goederen Toepassingsgebied
1.3.1 Aard van de opleiding
1.3.2.1 Algemene bewustmaking
1.3.2.2 Functiespecifieke opleiding
1.3.2.3 Veiligheidsopleiding
1.3.3 Documentatie
     
Hoofdstuk 4    
1.4   Veiligheidsplichten van de betrokkenen
1.4.1 Algemene zorg voor de veiligheid
1.4.2 Plichten van de belangrijkste betrokkenen
1.4.2.1 Afzender
1.4.2.2 Vervoerder
1.4.2.3 Geadresseerde
1.4.3 Plichten van andere betrokkenen
1.4.3.1 Belader
1.4.3.2 Verpakker
1.4.3.3 Vuller
1.4.3.4 Exploitant van een tankcontainer of transporttank
1.4.3.5 Gereserveerd
1.4.3.6 Gereserveerd
1.4.3.7 Losser
     
Hoofdstuk 5    
1.5 Afwijkingen
1.5.1 Tijdelijke afwijkingen
1.5.2 Gereserveerd
     
Hoofdstuk 6    
1.6   Overgangsvoorschriften
1.6.1   Algemeen
1.6.2   Drukhouders en houders voor klasse 2
1.6.3 Vaste tanks (tankwagens), afneembare tanks en batterijwagens
1.6.4 Tankcontainers, transporttanks en MEGC’s
1.6.5 Voertuigen
1.6.6 Klasse 7
     
Hoofdstuk 7    
1.7 Algemene bepalingen voor radioactieve stoffen
1.7.1   Toepassingsgebied
1.7.1.5   Bijzondere voorschriften voor het vervoer van vrijgestelde colli
1.7.2   Stralingsbeschermingsprogramma
1.7.3   Beheersysteem
1.7.4   Speciale regeling
1.7.5   Radioactieve stoffen die bijkomende gevaarseigenschappen bezitten
1.7.6   Niet-naleving
     
Hoofdstuk 8    
1.8 Controlemaatregelen en andere maatregelen voor de ondersteuning van de naleving van de veiligheidsvoorschriften
1.8.1   Controles van gevaarlijke goederen van overheidswege
1.8.2   Ambtelijke hulp
1.8.3   Veiligheidsadviseur
1.8.3.12   Examens
1.8.3.16   Geldigheidsduur en verlenging van het certificaat
1.8.3.18   Model van het certificaat
1.8.3.19   Uitbreiding van het certificaat
1.8.4   Lijst van de bevoegde autoriteiten en de door hen aangewezen instanties
1.8.5   Meldingen van gebeurtenissen met gevaarlijke goederen
1.8.5.4   Model voor een rapport over gebeurtenissen tijdens het vervoer van gevaarlijke goederen
1.8.6   Administratieve controles voor de toepassing van conformiteitsbeoordelingen, periodieke onderzoeken, tussentijdse onderzoeken en buitengewone controles omschreven in 1.8.7
1.8.6.1   Erkenning van onderzoeksinstanties
1.8.6.2   Verplichtingen voor de werkwijze van de bevoegde autoriteit, haar gemachtigde of onderzoeksinstantie
1.8.6.3   Verplichting tot het verstrekken van informatie
1.8.6.4   Delegatie van onderzoekstaken
1.8.6.5   Verplichting tot het verstrekken van informatie door de onderzoeksinstanties
1.8.7   Procedures voor conformiteitsbeoordeling en periodiek onderzoek
1.8.7.1   Algemene bepalingen
1.8.7.2   Typegoedkeuring
1.8.7.3   Toezicht op de fabricage
1.8.7.4   Eerste onderzoek en beproevingen
1.8.7.5   Periodiek onderzoek, tussentijds onderzoek en buitengewone controles
1.8.7.6   Toezicht op de interne inspectiedienst van de aanvrager
1.8.7.7   Documenten
1.8.7.8   Producten vervaardigd, goedgekeurd, onderzocht en beproefd volgens normen
1.8.8   Procedures voor de conformiteitsbeoordeling van gaspatronen
1.8.8.1   Algemene bepalingen
1.8.8.2   Onderzoek van het ontwerptype
1.8.8.3   Toezicht op de fabricage
1.8.8.4   Dichtheidsproef
1.8.8.5   (Gereserveerd)
1.8.8.6   Toezicht op de interne inspectiedienst
1.8.8.7   Documenten
     
Hoofdstuk 9    
1.9 Beperkingen in het vervoer door de bevoegde autoriteiten
1.9.5   Beperkingen in tunnels
1.9.5.1   Algemene bepalingen
1.9.5.2   Vaststelling van de categorieën
1.9.5.3   Bepalingen voor verkeersborden en kennisgeving van beperkingen
     
Hoofdstuk 10    
1.10   Voorschriften voor de beveiliging
1.10.1   Algemene voorschriften
1.10.2   Opleiding met het oog op de beveiliging
1.10.3   Voorschriften voor gevaarlijke goederen met een hoog gevarenpotentieel
1.10.3.1   Definitie van gevaarlijke goederen met een hoog gevarenpotentieel
1.10.3.2   Beveiligingsplannen
DEEL 2 - Classificatie
Hoofdstuk 1    
2.1 Algemene voorschriften
2.1.1 Inleiding
2.1.2   Principes van de classificatie
2.1.3   Classificatie van niet met name genoemde stoffen met inbegrip van oplossingen en mengsels (zoals preparaten, formuleringen en afvalstoffen)
2.1.4   Classificatie van monsters
2.1.5   Classificatie van voorwerpen als voorwerpen die gevaarlijke stoffen bevatten, n.e.g.
2.1.6   Classificatie van afgedankte verpakkingen, leeg, ongereinigd
     
Hoofdstuk 2    
2.2   Bijzondere voorschriften voor de afzonderlijke klassen
2.2.1   Klasse 1 Ontplofbare stoffen en voorwerpen
2.2.1.1   Criteria
2.2.1.1.6   Definitie van de compatibiliteitsgroepen van de stoffen en voorwerpen
2.2.1.1.7   Indeling van vuurwerk in de subklassen
2.2.1.1.7.5   Defaulttabel voor de classificatie van vuurwerk
2.2.1.1.8   Uitzondering van klasse 1
2.2.1.2   Niet ten vervoer toegelaten stoffen en voorwerpen
2.2.1.3   Lijst van verzamelaanduidingen
2.2.1.4   Glossarium van de benamingen
     
2.2.2   Klasse 2 Gassen
2.2.2.1   Criteria
2.2.2.1.7   Chemische stoffen onder druk
2.2.2.2   Niet ten vervoer toegelaten gassen
2.2.2.3   Lijst van verzamelaanduidingen
     
2.2.3   Klasse 3 Brandbare vloeistoffen
2.2.3.1   Criteria
2.2.3.2   Niet ten vervoer toegelaten stoffen
2.2.3.3   Lijst van verzamelaanduidingen
     
2.2.41   Klasse 4.1: Brandbare vaste stoffen, polymeriserende stoffen, zelfontledende stoffen en vaste ontplofbare stoffen in niet explosieve toestand
2.2.41.1   Criteria
2.2.41.2   Niet ten vervoer toegelaten stoffen
2.2.41.3   Lijst van verzamelaanduidingen
2.2.41.4   Lijst van reeds ingedeelde zelfontledende stoffen in verpakkingen
     
2.2.42   Klasse 4.2: Voor zelfontbranding vatbare stoffen
2.2.42.1   Criteria
2.2.42.2   Niet ten vervoer toegelaten stoffen
2.2.42.3   Lijst van verzamelaanduidingen
     
2.2.43   Klasse 4.3: Stoffen die in contact met water brandbare gassen ontwikkelen
2.2.43.1   Criteria
2.2.43.2   Niet ten vervoer toegelaten stoffen
2.2.43.3   Lijst van verzamelaanduidingen
     
2.2.51   Klasse 5.1 Oxiderende stoffen
2.2.51.1   Criteria
2.2.51.2   Niet ten vervoer toegelaten stoffen
2.2.51.3   Lijst van verzamelaanduidingen
     
2.2.52   Klasse 5.2: Organische peroxiden
2.2.52.1   Criteria
2.2.52.2   Niet ten vervoer toegelaten stoffen
2.2.52.3   Lijst van verzamelaanduidingen
2.2.52.4   Lijst van reeds ingedeelde organische peroxiden in verpakkingen
     
2.2.61   Klasse 6.1 Giftige stoffen
2.2.61.1   Criteria
2.2.61.2   Niet ten vervoer toegelaten stoffen
2.2.61.3   Lijst van verzamelaanduidingen
     
2.2.62   Klasse 6.2 Infectueuze stoffen (besmettelijke stoffen)
2.2.62.1   Criteria
2.2.62.1.9   Biologische producten
2.2.62.1.10   Genetisch gemodificeerde micro-organismen en organismen
2.2.62.1.11   Ziekenhuis- of medisch afval
2.2.62.1.12   Besmette dieren
2.2.62.2   Niet ten vervoer toegelaten stoffen
2.2.62.3   Lijst van verzamelaanduidingen
     
2.2.7   Klasse 7 Radioactieve stoffen
2.2.7.1   Definities
2.2.7.1.2   Besmetting
2.2.7.1.3   Definities van specifieke termen
2.2.7.2   Classificatie
2.2.7.2.1   Algemene bepalingen
2.2.7.2.2   Grenswaarden van de activiteit
2.2.7.2.3   Bepaling van andere stofeigenschappen
2.2.7.2.3.1   Stoffen met geringe specifieke activiteit (LSA)
2.2.7.2.3.3   Radioactieve stoffen in speciale toestand
2.2.7.2.3.4   Gering verspreidbare radioactieve stoffen
2.2.7.2.3.5   Splijtbare stoffen
2.2.7.2.4   Classificatie van colli of onverpakte stoffen
2.2.7.2.4.1   Classificatie als vrijgesteld collo
2.2.7.2.5   Speciale regelingen
     
2.2.8   Klasse 8 Bijtende stoffen
2.2.8.1   Definitie, algemene voorschriften en criteria
2.2.8.2   Niet ten vervoer toegelaten stoffen
2.2.8.3   Lijst van verzamelaanduidingen
     
2.2.9   Klasse 9 Diverse gevaarlijke stoffen en voorwerpen
2.2.9.1   Criteria
2.2.9.2   Niet ten vervoer toegelaten stoffen en voorwerpen
2.2.9.3   Lijst van posities
     
Hoofdstuk 3    
2.3 Testmethoden
2.3.0   Algemeen
2.3.1   Beproeving van het uitzweten voor springstof, type A
2.3.2   Beproevingen betreffende genitreerde cellulosemengsels van klasse 4.1
2.3.2.9   Beproeving van de chemische stabiliteit bij verhoogde temperatuur
2.3.2.10   Ontbrandingstemperatuur (zie 2.3.2.1 en 2.3.2.2)
2.3.3   Beproevingen betreffende brandbare vloeistoffen van de klassen 3, 6.1 en 8.
2.3.3.1   Bepaling van het vlampunt
2.3.3.2   Bepaling van het beginkookpunt
2.3.3.3   Beproeving voor de bepaling van het peroxidegehalte
2.3.4   Beproeving voor de bepaling van het vloeigedrag
2.3.4.1   Meetapparaat
2.3.4.2   Beproevingsmethode
2.3.4.3   Beoordeling van de beproevingsresultaten
2.3.5   Indeling van metaalorganische stoffen in de klassen 4.2.en 4.3
     
DEEL 4 - Voorschriften voor verpakkingen en tanks
Hoofdstuk 1    
4.1   Gebruik van verpakkingen, met inbegrip van IBC’s en grote verpakkingen
4.1.1   Algemene voorschriften voor het verpakken van gevaarlijke goederen in verpakkingen, met inbegrip van IBC's en grote verpakkingen
4.1.1.18   Ontplofbare stoffen, zelfontledende stoffen en organische peroxiden
4.1.1.19   Gebruik van bergingsverpakkingen en grote bergingsverpakkingen
4.1.1.20   Gebruik van bergingsdrukhouders
4.1.1.21   Verificatie van de chemische compatibiliteit van kunststof verpakkingen, met inbegrip van IBC's, door assimilatie van vulstoffen aan standaardvloeistoffen
4.1.2   Aanvullende algemene voorschriften voor het gebruik van IBC's
4.1.3   Algemene voorschriften met betrekking tot verpakkingsinstructies 
4.1.3.6   Drukhouders voor vloeistoffen en vaste stoffen
4.1.3.8   Onverpakte voorwerpen met uitzondering van voorwerpen van klasse 1
4.1.4   Lijst met verpakkingsinstructies
4.1.4.1   Verpakkingsinstructies betreffende het gebruik van verpakkingen (uitgezonderd IBC's en grote verpakkingen)
4.1.4.2   Verpakkingsinstructies betreffende het gebruik van IBC's
4.1.4.3   Verpakkingsinstructies betreffende het gebruik van grote verpakkingen 
4.1.5   Bijzondere verpakkingsvoorschriften voor goederen van klasse 1
4.1.6   Bijzondere verpakkingsvoorschriften voor stoffen van klasse 2 en stoffen van andere klassen, waaraan verpakkingsinstructie P200 is toegekend
4.1.7   Bijzondere verpakkingsvoorschriften voor organische peroxiden van klasse 5.2 en zelfontledende stoffen van klasse 4.1
4.1.7.1   Gebruik van verpakkingen (met uitzondering van IBC’s)
4.1.7.2   Gebruik van IBC's
4.1.8   Bijzondere verpakkingsvoorschriften voor infectueuze stoffen (klasse 6.2)
4.1.9   Bijzondere verpakkingsvoorschriften voor radioactieve stoffen
4.1.9.1   Algemeen
4.1.9.2   Voorschriften en controlemaatregelen voor het vervoer van LSA-stoffen en SCO
4.1.9.3   Colli die splijtbare stoffen bevatten
4.1.10   Bijzondere voorschriften voor gezamenlijke verpakking 
     
Hoofdstuk 2    
4.2   Gebruik van transporttanks en un-gascontainers met verscheidene elementen (MEGC’s)
4.2.1   Algemene voorschriften voor het gebruik van transporttanks voor het vervoer van stoffen van klassen 1 en 3 t/m 9
4.2.1.9   Vullingsgraad
4.2.1.10   Aanvullende voorschriften die van toepassing zijn op het vervoer van klasse 3 stoffen in transporttanks
4.2.1.11   Aanvullende voorschriften die van toepassing zijn op het vervoer van stoffen van klassen 4.1, 4.2 of 4.3 (met uitzondering van zelfontledende stoffen van klasse 4.1) in transporttanks
4.2.1.12   Aanvullende voorschriften die van toepassing zijn op het vervoer van stoffen van klasse 5.1 in transporttanks
4.2.1.13   Aanvullende voorschriften die van toepassing zijn op het vervoer van stoffen van klasse 5.2 en zelfontledende stoffen van klasse 4.1 in transporttanks
4.2.1.14   Aanvullende voorschriften die van toepassing zijn op het vervoer van stoffen van klasse 6.1 in transporttanks
4.2.1.15   Aanvullende voorschriften die van toepassing zijn op het vervoer van stoffen van klasse 6.2 in transporttanks
4.2.1.16   Aanvullende voorschriften die van toepassing zijn op het vervoer van stoffen van klasse 7 in transporttanks
4.2.1.17   Aanvullende voorschriften die van toepassing zijn op het vervoer van stoffen van klasse 8 in transporttanks
4.2.1.18   Aanvullende voorschriften die van toepassing zijn op het vervoer van stoffen van klasse 9 in transporttanks
4.2.1.19   Aanvullende voorschriften die van toepassing zijn op het vervoer van vaste stoffen die worden vervoerd bij temperaturen boven hun smeltpunt
4.2.2   Algemene voorschriften voor het gebruik van transporttanks voor het vervoer van niet sterk gekoelde, vloeibaar gemaakte gassen en chemische stoffen onder druk
4.2.2.7   Het vullen
4.2.3   Algemene voorschriften voor het gebruik van transporttanks voor het vervoer van sterk gekoelde, vloeibaar gemaakte gassen
4.2.3.6   Het vullen
4.2.3.7   Werkelijke verblijftijd
4.2.4   Algemene voorschriften voor het gebruik van UN-gascontainers met verscheidene elementen (MEGC's)
4.2.4.5   Het vullen
4.2.5   Instructies en bijzondere bepalingen voor transporttanks
4.2.5.1   Algemeen
4.2.5.2   Transporttank-instructies
4.2.5.3   Bijzondere bepalingen voor transporttanks
     
Hoofdstuk 3    
4.3   Gebruik van vaste tanks (tankwagens), afneembare tanks, tankcontainers en wissellaadtanks met metalen reservoirs en batterijwagens en gascontainers met verscheidene elementen (MEGC’s)
4.3.1   Toepassingsgebied
4.3.2   Voorschriften van toepassing op alle klassen
4.3.2.1   Gebruik
4.3.2.2   Vullingsgraad
4.3.2.3   Bedrijf
4.3.2.4   Lege, ongereinigde tanks, batterijwagens en MEGC's
4.3.3   Bijzondere bepalingen van toepassing op klasse 2
4.3.3.1   De codering en hiërarchie van tanks
4.3.3.2   Voorwaarden voor het vullen en beproevingsdrukken
4.3.3.3   Bedrijf
4.3.4   Bijzondere bepalingen, van toepassing op de klassen 1 en 3 t/m 9
4.3.4.1   Codering, gerationaliseerde benadering en tankhiërarchie
4.3.4.2   Algemene voorschriften
4.3.5   Bijzondere bepalingen
     
Hoofdstuk 4    
4.4   Gebruik van vaste tanks (tankwagens), afneembare tanks, tankcontainers en wissellaadtanks van vezelgewapende kunststof
4.4.1   Algemeen
4.4.2   Bedrijf
     
Hoofdstuk 5    
4.5   Gebruik van druk/vacuümtanks (voor afvalstoffen)
4.5.1   Gebruik
4.5.2   Bedrijf
     
Hoofdstuk 6    
4.6   (Gereserveerd)
     
Hoofdstuk 7    
4.7   Gebruik van mobiele eenheden voor de fabricage van ontplofbare stoffen of voorwerpen (MEMU's)
4.7.1   Gebruik
4.7.2   Bedrijf
     
DEEL 5 - Procedures voor de verzending
Hoofdstuk 1    
5.1 Algemene voorschriften
5.1.1 Toepassing en algemene voorschriften
5.1.2 Het gebruik van oververpakkingen
5.1.3 Lege, ongereinigde verpakkingen (met inbegrip van IBC's en grote verpakkingen), tanks, MEMU’s, voertuigen en containers voor vervoer als los gestort goed
5.1.4 Gezamenlijke verpakking
5.1.5 Algemene voorschriften voor klasse 7
5.1.5.1 Goedkeuring van verzendingen en kennisgeving
5.1.5.1.1 Algemeen
5.1.5.1.2 Goedkeuring voor de verzending
5.1.5.1.3 Goedkeuring van een verzending op grond van een speciale regeling
5.1.5.1.4 Kennisgevingen
5.1.5.2 Certificaten, uitgegeven door de bevoegde autoriteit
5.1.5.3 Bepaling van de transportindex (TI) en de criticaliteits-veiligheidsindex (CSI)
5.1.5.4 Specifieke bepalingen voor vrijgestelde colli met radioactieve stoffen van klasse 7
5.1.5.5 Samenvatting van voorschriften inzake goedkeuring en voorafgaande kennisgeving
     
Hoofdstuk 2    
5.2 Kenmerking en etikettering
5.2.1 Kenmerking van colli
5.2.1.5 Aanvullende voorschriften voor goederen van klasse 1
5.2.1.6 Aanvullende voorschriften voor goederen van klasse 2
5.2.1.7 Bijzondere voorschriften voor het kenmerken van radioactieve stoffen
5.2.1.8 Bijzondere bepalingen voor de kenmerking van milieugevaarlijke stoffen
5.2.1.9 Kenmerking van lithiumbatterijen
5.2.1.10 Richtinggevende pijlen
5.2.2 De etikettering van colli
5.2.2.1 Etiketteringsvoorschriften
5.2.2.1.10 Bijzondere bepalingen voor de etikettering van colli met infectueuze stoffen.
5.2.2.1.11 Bijzondere bepalingen voor de etikettering van radioactieve stoffen
5.2.2.2 Voorschriften voor etiketten
5.2.2.2.2 Modellen van etiketten
     
Hoofdstuk 3    
5.3 Etikettering en kenmerking van containers, bulkcontainers, MEGC's, MEMU’s, tankcontainers, transporttanks en voertuigen
5.3.1 Het aanbrengen van grote etiketten
5.3.1.1 Algemene voorschriften
5.3.1.2 Het aanbrengen van grote etiketten op containers, bulkcontainers, MEGC’s, tankcontainers en transporttanks
5.3.1.3 Het aanbrengen van grote etiketten op voertuigen die containers, bulkcontainers, MEGC's, tankcontainers of transporttanks vervoeren
5.3.1.4 Het aanbrengen van grote etiketten op voertuigen voor vervoer als los gestort goed, tankwagens, batterijwagens, MEMU’s en voertuigen met afneembare tanks
5.3.1.5 Het aanbrengen van grote etiketten op voertuigen die uitsluitend colli vervoeren
5.3.1.6 Het aanbrengen van grote etiketten op lege tankwagens, batterijwagens, MEGC’s, MEMU’s, tankcontainers, transporttanks en op lege voertuigen en containers voor vervoer als los gestort goed
5.3.1.7 Specificaties voor grote etiketten
5.3.2 Oranje borden
5.3.2.1 Algemene voorschriften voor oranje borden
5.3.2.2 Specificaties voor de oranje borden
5.3.2.3 Betekenis van gevaarsidentificatienummers
5.3.3 Kenmerk voor stoffen die in verwarmde toestand worden vervoerd
5.3.6 Kenmerking voor milieugevaarlijke stoffen
     
Hoofdstuk 4    
5.4 Documentatie
5.4.0 Algemeen
5.4.1 Vervoersdocument voor gevaarlijke goederen en daarmee samenhangende informatie
5.4.1.1 Algemene informatie, die in het vervoersdocument moet staan
5.4.1.1.3 Bijzondere bepalingen voor afvalstoffen
5.4.1.1.5 Bijzondere bepalingen voor bergingsverpakkingen en bergingsdrukhouders
5.4.1.1.6 Bijzondere bepalingen voor lege, ongereinigde middelen van omsluiting
5.4.1.1.7 Bijzondere bepalingen voor vervoer in een transportketen die vervoer over zee of door de lucht omvat
5.4.1.1.11 Bijzondere bepalingen voor het vervoer van IBC's, tanks, batterijwagens of transporttanks en MEGC’s na het verstrijken van de termijn voor de laatste periodieke beproeving of inspectie
5.4.1.1.13 Bijzondere bepalingen voor het vervoer in tankwagens met meerdere compartimenten of in transporteenheden met meer dan één tank.
5.4.1.1.14 Bijzondere bepalingen voor het vervoer van stoffen die bij verhoogde temperatuur vervoerd worden
5.4.1.1.15 Bijzondere bepalingen voor het vervoer van stoffen die door middel van temperatuurbeheersing gestabiliseerd zijn
5.4.1.1.16 Informatie vereist volgens bijzondere bepaling 640 in hoofdstuk 3.3
5.4.1.1.17 Bijzondere bepalingen voor het vervoer van vaste stoffen in bulkcontainers conform 6.11.4
5.4.1.1.18 Bijzondere bepalingen voor het vervoer van milieugevaarlijke stoffen (aquatisch milieu)
5.4.1.1.19 Bijzondere bepalingen voor het vervoer van afgedankte verpakkingen, leeg, ongereinigd (UN 3509)
5.4.1.1.20 Bijzondere bepalingen voor het vervoer van stoffen die overeenkomstig 2.1.2.8 zijn ingedeeld
5.4.1.1.21 Bijzondere bepalingen voor het vervoer van UN-nrs. 3528, 3529 en 3530
5.4.1.2 Aanvullende of bijzondere informatie, vereist voor bepaalde klassen
5.4.1.2.1 Bijzondere bepalingen voor klasse 1
5.4.1.2.2 Aanvullende bepalingen voor klasse 2
5.4.1.2.3 Aanvullende bepalingen voor zelfontledende stoffen en polymeriserende stoffen van klasse 4.1 en organische peroxiden van klasse 5.2
5.4.1.2.4 Aanvullende bepalingen voor klasse 6.2
5.4.1.2.5 Aanvullende bepalingen voor klasse 7
5.4.1.3 (Gereserveerd)
5.4.1.4 Vereiste opmaak en taal
5.4.1.5 Niet-gevaarlijke goederen
5.4.2 Container-/voertuigbeladingscertificaat
5.4.3 Schriftelijke instructies
5.4.4 Bewaring van informatie over het vervoer van gevaarlijke goederen
5.4.5 Voorbeeld van een formulier voor multimodaal vervoer van gevaarlijke goederen
     
Hoofdstuk 5    
5.5 Bijzondere bepalingen
5.5.1 (Geschrapt)
5.5.2 Bijzondere bepalingen van toepassing op gegaste laadeenheden (UN 3359)
5.5.2.1 Algemeen
5.5.2.2 Opleiding
5.5.2.3 Kenmerking en grote etiketten
5.5.2.4 Documentatie
5.5.3 Bijzondere bepalingen van toepassing op colli en voertuigen en containers met stoffen die een verstikkingsgevaar vertonen wanneer zij voor koelings- of conditioneringsdoeleinden worden gebruikt (zoals droogijs [UN 1845] of stikstof, sterk gekoeld, vloeibaar [UN 1977] of argon, sterk gekoeld, vloeibaar [UN 1951])
5.5.3.1 Toepassingsgebied
5.5.3.2 Algemeen
5.5.3.3 Colli die een koel- of conditioneringsmiddel bevatten
5.5.3.4 Kenmerking van colli die een koel- of conditioneringsmiddel bevatten
5.5.3.5 Voertuigen en containers die onverpakt droogijs bevatten
5.5.3.6 Kenmerking van voertuigen en containers
5.5.3.7 Documentatie
     
DEEL 6 - Voorschriften voor de constructie en beproeving van verpakkingen, IBC’s, grote verpakkingen en tanks
Hoofdstuk 1    
6.1 Voorschriften voor de constructie en beproeving van verpakkingen
6.1.1 Algemeen
6.1.2 Code voor de aanduiding van typen van verpakkingen
6.1.3 Kenmerk
6.1.4 Eisen aan verpakkingen
6.1.4.0 Algemene voorschriften
6.1.4.1 Stalen vaten
6.1.4.2 Aluminium vaten
6.1.4.3 Vaten van een ander metaal dan staal of aluminium
6.1.4.4 Jerrycans van staal of aluminium
6.1.4.5 Vaten van gelamineerd hout
6.1.4.7 Kartonnen vaten
6.1.4.8 Vaten en jerrycans van kunststof
6.1.4.9 Kisten van natuurlijk hout
6.1.4.10 Kisten van gelamineerd hout
6.1.4.11 Kisten van houtvezelmateriaal
6.1.4.12 Kartonnen dozen
6.1.4.13 Dozen van kunststof
6.1.4.14 Kisten van staal, aluminium of ander metaal
6.1.4.15 Zakken van textiel
6.1.4.16 Zakken van kunststof weefsel
6.1.4.17 Zakken van kunststof folie
6.1.4.18 Papieren zakken
6.1.4.19 Combinatieverpakkingen (kunststof)
6.1.4.20 Combinatieverpakkingen (glas, porselein of aardewerk)
6.1.4.21 Samengestelde verpakkingen
6.1.4.22 Lichte metalen verpakkingen
6.1.5 Voorschriften voor de beproeving van de verpakkingen
6.1.5.1 Uitvoering en herhaling van de beproevingen
6.1.5.2 Voorbereiding van de verpakkingen en de colli voor de beproevingen
6.1.5.3 Valproef
6.1.5.4 Dichtheidsproef
6.1.5.5 Beproeving met inwendige druk (hydraulische proefpersing)
6.1.5.6 Stapelproef
6.1.5.7 Aanvullende beproeving van permeatie bij vaten en jerrycans van kunststof volgens 6.1.4.8 en combinatieverpakkingen (kunststof) volgens 6.1.4.19, bestemd voor het vervoer van vloeistoffen met een vlampunt £60 oC, met uitzondering van de verpakkingen 6HA1
6.1.5.8 Beproevingsrapport
6.1.6 Standaardvloeistoffen voor het aantonen van de chemische bestendigheid van verpakkingen, met inbegrip van IBC’s, van polyetheen, volgens respectievelijk 6.1.5.2.6 en 6.5.6.3.5.
     
Hoofdstuk 2    
6.2 Voorschriften voor de constructie en de beproeving van drukhouders, spuitbussen, houders, klein, met gas (gaspatronen) en patronen voor brandstofcellen met vloeibaar gemaakt, brandbaar gas
6.2.1 Algemene voorschriften
6.2.1.1 Ontwerp en constructie
6.2.1.2 Materialen
6.2.1.3 Bedrijfsuitrusting
6.2.1.4 Goedkeuring van drukhouders
6.2.1.5 Eerste onderzoek en beproeving
6.2.1.6 Periodiek onderzoek en beproeving
6.2.1.7 Voorschriften voor fabrikanten
6.2.1.8 Voorschriften voor onderzoeksinstanties
6.2.2 Voorschriften voor UN-drukhouders
6.2.2.1 Ontwerp, constructie en eerste onderzoek en beproeving
6.2.2.2 Materialen
6.2.2.3 Bedrijfsuitrusting
6.2.2.4 Periodiek onderzoek en beproeving
6.2.2.5 Conformiteitbeoordelingssysteem en goedkeuring voor de fabricage van drukhouders
6.2.2.6 Goedkeuringssysteem voor periodiek onderzoek en beproeving van drukhouders
6.2.2.7 Merktekens op hervulbare UN-drukhouders
6.2.2.8 Merktekens op niet-hervulbare UN-drukhouders
6.2.2.9 Merktekens op UN-opslagsystemen met metaalhydride
6.2.2.10 Merktekens op UN-flessenbatterijen
6.2.2.11 Equivalente procedures voor conformiteitsbeoordeling en periodiek onderzoek en beproeving
6.2.3 Algemene voorschriften voor niet-UN-drukhouders
6.2.3.1 Ontwerp en constructie
6.2.3.3 Bedrijfsuitrusting
6.2.3.4 Eerste onderzoek en beproeving
6.2.3.5 Periodiek onderzoek en beproeving
6.2.3.6 Goedkeuring van drukhouders
6.2.3.7 Voorschriften voor fabrikanten
6.2.3.8 Voorschriften voor onderzoeksinstanties
6.2.3.9 Merktekens op hervulbare drukhouders
6.2.3.10 Merktekens op niet-hervulbare drukhouders
6.2.3.11 Bergingsdrukhouders
6.2.4 Voorschriften voor niet-UN-drukhouders, die volgens normen waarnaar wordt verwezen, zijn ontworpen, geconstrueerd en beproefd
6.2.4.2 Periodiek onderzoek en beproeving
6.2.5 Voorschriften voor niet-UN-drukhouders die niet volgens normen zijn ontworpen, geconstrueerd en beproefd
6.2.5.1 Materialen
6.2.5.2 Bedrijfsuitrusting
6.2.5.3 Metalen flessen, grote cilinders, drukvaten en flessenbatterijen
6.2.5.4 Aanvullende bepalingen die betrekking hebben op drukhouders vervaardigd van een aluminiumlegering voor samengeperste gassen, vloeibaar gemaakte gassen, opgeloste gassen en drukloze gassen die aan bijzondere voorschriften onderworpen zijn (gasmonsters), alsmede op voorwerpen die gas onder druk bevatten met uitzondering van spuitbussen en houders, klein, met gas (gaspatronen)
6.2.5.5 Drukhouders van composietmaterialen
6.2.5.6 Gesloten cryo-houders
6.2.6 Algemene voorschriften voor spuitbussen, houders, klein, met gas (gaspatronen), alsmede voor patronen voor brandstofcellen die een vloeibaar gemaakt, brandbaar gas bevatten
6.2.6.1 Ontwerp en constructie
6.2.6.2 Hydraulische drukproef
6.2.6.3 Dichtheidsproef
6.2.6.4 Verwijzing naar normen
     
Hoofdstuk 3    
6.3 Voorschriften voor de constructie en de beproeving van verpakkingen voor infectueuze (besmettelijke) stoffen van categorie A van klasse 6.2
6.3.1 Algemeen
6.3.2 Voorschriften voor verpakkingen
6.3.3 Code voor de aanduiding van de typen verpakkingen
6.3.4 Kenmerk
6.3.4.4 Voorbeeld van kenmerk
6.3.5 Beproevingseisen voor verpakkingen
6.3.5.1 Uitvoering en frequentie van de beproevingen
6.3.5.2 Voorbereiding van verpakkingen voor de beproeving
6.3.5.3 Valproef
6.3.5.4 Doorstootproef
6.3.5.5 Beproevingsrapport
     
Hoofdstuk 4    
6.4 Voorschriften voor de constructie, beproeving en goedkeuring van colli voor radioactieve stoffen en voor de goedkeuring van dergelijke stoffen
6.4.1 (Gereserveerd)
6.4.2 Algemene bepalingen
6.4.3 (Gereserveerd)
6.4.4 Bepalingen voor vrijgestelde colli
6.4.5 Bepalingen voor industriële colli
6.4.6 Bepalingen voor colli die uraniumhexafluoride bevatten
6.4.7 Bepalingen voor colli van type A
6.4.8 Bepalingen voor colli van type B(U)
6.4.9 Bepalingen voor colli van type B(M)
6.4.10 Bepalingen voor colli van type C
6.4.11 Bepalingen voor colli met splijtbare stoffen
6.4.12 Beproevingsprocedures en bewijs van overeenstemming
6.4.13 Beproeving van de goede staat van de borghouder en de afscherming en beoordeling van de veiligheid ten aanzien van criticaliteit
6.4.14 Trefplaat voor valproeven
6.4.15 Beproeving met het doel aan te tonen dat het collo normale vervoersomstandigheden kan doorstaan
6.4.16 Bijkomende beproevingen voor colli van type A ontworpen voor vloeistoffen en gassen
6.4.17 Beproevingen met het doel om aan te tonen dat het collo ongevalsomstandigheden tijdens het vervoer kan doorstaan
6.4.18 Verzwaarde onderdompelingsbeproeving in water voor colli van type B(U) en van type B(M) die meer dan 105 A2 bevatten en colli van type C
6.4.19 Beproeving van waterlekkage voor colli die splijtbare stoffen bevatten
6.4.20 Beproevingen voor colli van type C
6.4.21 Keuringen van verpakkingen ontworpen om ten minste 0,1 kg uraniumhexafluoride te bevatten
6.4.22 Goedkeuring van het model van colli en stoffen
6.4.23 Aanvragen voor goedkeuring en goedkeuring voor het vervoer van radioactieve stoffen
     
Hoofdstuk 5    
6.5 Voorschriften voor de constructie en beproeving van IBC’s
6.5.1 Algemene voorschriften
6.5.1.1 Toepassingsgebied
6.5.1.4 Coderingssysteem voor de kenmerking van IBC's
6.5.2 Kenmerk
6.5.2.1 Basiskenmerk
6.5.2.2 Aanvullende kenmerking
6.5.2.3 Overeenstemming met het ontwerptype
6.5.2.4 Kenmerk van omgebouwde combinatie-IBC’s (31HZ1)
6.5.3 Voorschriften voor de constructie
6.5.3.1 Algemene voorschriften
6.5.4 Beproeving, certificering en inspectie
6.5.4.4 Inspectie en beproeving
6.5.4.5 Gerepareerde IBC's
6.5.5 Bijzondere voorschriften voor IBC’s
6.5.5.1 Bijzondere voorschriften voor metalen IBC's
6.5.5.2 Bijzondere voorschriften voor flexibele IBC's
6.5.5.3 Bijzondere voorschriften voor IBC's van stijve kunststof
6.5.5.4 Bijzondere voorschriften voor combinatie-IBC's met binnenhouder van kunststof
6.5.5.5 Bijzondere voorschriften voor kartonnen IBC's
6.5.5.6 Bijzondere voorschriften voor houten IBC's
6.5.6 Voorschriften voor de beproeving van IBC’s
6.5.6.1 Uitvoering en herhaling van de beproevingen
6.5.6.2 Beproevingen van het ontwerptype
6.5.6.3 Voorbereiding van de IBC's voor de beproevingen
6.5.6.4 Hefproef (onderzijde)
6.5.6.5 Hefproef (bovenzijde)
6.5.6.6 Stapelproef
6.5.6.7 Dichtheidsproef
6.5.6.8 Hydraulische drukproef (beproeving met inwendige druk)
6.5.6.9 Valproef
6.5.6.10 Scheurproef
6.5.6.11 Kantelproef
6.5.6.12 Oprichtproef
6.5.6.13 Vibratietest
6.5.6.14 Beproevingsrapport
     
Hoofdstuk 6    
6.6 Voorschriften voor de constructie en de beproeving van grote verpakkingen
6.6.1 Algemeen
6.6.2 Code voor het aanduiden van typen grote verpakkingen
6.6.3 Kenmerk
6.6.4 Bijzondere voorschriften voor grote verpakkingen
6.6.4.1 Bijzondere voorschriften voor metalen grote verpakkingen
6.6.4.2 Bijzondere voorschriften voor grote verpakkingen van flexibel materiaal
6.6.4.3 Bijzondere voorschriften voor grote verpakkingen van kunststof
6.6.4.4. Bijzondere voorschriften voor grote verpakkingen van karton
6.6.4.5. Bijzondere voorschriften voor grote verpakkingen van hout
6.6.5 Beproevingsvoorschriften voor grote verpakkingen
6.6.5.1 Uitvoering en frequentie van de beproevingen
6.6.5.2 Voorbereiding voor de beproeving
6.6.5.3 Beproevingsvoorschriften
6.6.5.4. Certificering en beproevingsrapport
     
Hoofdstuk 7    
6.7 Voorschriften voor het ontwerp, de constructie, het onderzoek en de beproeving van transporttanks en UN-gascontainers met verscheidene elementen (MEGC’s)
6.7.1 Toepassing en algemene voorschriften
6.7.2 Voorschriften voor het ontwerp, de constructie, het onderzoek en de beproeving van transporttanks, bestemd voor het vervoer van stoffen van de klassen 1 en 3 t/m 9
6.7.2.2 Algemene voorschriften voor ontwerp en constructie
6.7.2.3 Ontwerpcriteria
6.7.2.4 Minimale wanddikte van het reservoir
6.7.2.5 Bedrijfsuitrusting
6.7.2.6 Openingen aan de onderzijde
6.7.2.7 Veiligheidsinrichtingen
6.7.2.8 Drukontlastingsinrichtingen
6.7.2.9 Instelling van drukontlastingsinrichtingen
6.7.2.10 Smeltveiligheden
6.7.2.11 Breekplaten
6.7.2.12 Capaciteit van drukontlastingsinrichtingen
6.7.2.13 Kenmerking van drukontlastingsinrichtingen
6.7.2.14 Aansluitingen naar drukontlastingsinrichtingen
6.7.2.15 Plaatsing van drukontlastingsinrichtingen
6.7.2.16 Peilinrichtingen
6.7.2.17 Steunen voor transporttanks, raamwerken, hijs- en bevestigingsinrichtingen
6.7.2.18 Goedkeuring van het ontwerp
6.7.2.19 Onderzoek en beproeving
6.7.2.20 Kenmerking
6.7.3 Voorschriften voor het ontwerp, de constructie, het onderzoek en de beproeving van transporttanks, bestemd voor het vervoer van niet sterk gekoelde, vloeibaar gemaakte gassen
6.7.3.1 Definities
6.7.3.2 Algemene voorschriften voor ontwerp en constructie
6.7.3.3 Ontwerpcriteria
6.7.3.4 Minimale wanddikte van het reservoir
6.7.3.5 Bedrijfsuitrusting
6.7.3.6 Openingen aan de onderzijde
6.7.3.7 Drukontlastingsinrichtingen
6.7.3.8 Capaciteit van ontlastingsinrichtingen
6.7.3.9 Kenmerking van drukontlastingsinrichtingen
6.7.3.10 Aansluitingen naar drukontlastingsinrichtingen
6.7.3.11 Plaatsing van drukontlastingsinrichtingen
6.7.3.12 Peilinrichtingen
6.7.3.13 Steunen, raamwerken, hijs- en bevestigingsinrichtingen voor transporttanks
6.7.3.14 Goedkeuring van het ontwerp
6.7.3.15 Onderzoek en beproeving
6.7.3.16 Kenmerking
6.7.4 Voorschriften voor het ontwerp, de constructie, het onderzoek en de beproeving van transporttanks, bestemd voor het vervoer van sterk gekoelde, vloeibaar gemaakte gassen van klasse 2
6.7.4.1 Definities
6.7.4.2 Algemene voorschriften voor ontwerp en constructie
6.7.4.3 Ontwerpcriteria
6.7.4.4 Minimale wanddikte van het reservoir
6.7.4.5 Bedrijfsuitrusting
6.7.4.6 Drukontlastingsinrichtingen
6.7.4.7 Capaciteit en instelling van drukontlastingsinrichtingen
6.7.4.8 Kenmerking van drukontlastingsinrichtingen
6.7.4.9 Aansluitingen naar drukontlastingsinrichtingen
6.7.4.10 Plaatsing van drukontlastingsinrichtingen
6.7.4.11 Peilinrichtingen
6.7.4.12 Steunen voor transporttanks, raamwerken, hijs- en bevestigingsinrichtingen.
6.7.4.13 Goedkeuring van het ontwerp
6.7.4.14 Onderzoek en beproeving
6.7.4.15 Kenmerking
6.7.5 Voorschriften voor het ontwerp, de constructie, het onderzoek en de beproeving van UN-gascontainers met verscheidene elementen (MEGC's), bestemd voor het vervoer van niet sterk gekoelde gassen.
6.7.5.1 Definities
6.7.5.2 Algemene ontwerp- en constructievoorschriften
6.7.5.3 Bedrijfsuitrusting
6.7.5.4 Drukontlastingsinrichtingen
6.7.5.5 Capaciteit van drukontlastingsinrichtingen
6.7.5.6 Kenmerking van drukontlastingsinrichtingen
6.7.5.7 Aansluitingen naar drukontlastingsinrichtingen
6.7.5.8 Plaatsing van drukontlastingsinrichtingen
6.7.5.9 Peilinrichtingen
6.7.5.10 Steunen, raamwerken, hijs- en bevestigingsinrichtingen voor MEGC's
6.7.5.11 Goedkeuring van het ontwerp
6.7.5.12 Onderzoek en beproeving
6.7.5.13 Kenmerking
     
Hoofdstuk 8    
6.8 Voorschriften voor de constructie, uitrusting, typegoedkeuring, het onderzoek en de beproeving en de kenmerking van vaste tanks (tankwagens), afneembare tanks en tankcontainers en wissellaadtanks, met reservoirs van metaal, en batterijwagens en gascontainers met verscheidene elementen (MEGC's)
6.8.1 Toepassingsgebied
6.8.2 Voorschriften van toepassing op alle klassen
6.8.2.1 Constructie,Basisprincipes, Materialen van de reservoirs,Minimale wanddikte van het reservoir, Het lassen en het onderzoek van de lasverbindingen
6.8.2.2 Uitrustingsdelen
6.8.2.3 Typegoedkeuring
6.8.2.4 Onderzoek en beproevingen
6.8.2.5 Kenmerking
6.8.2.6 Voorschriften voor tanks die volgens normen waarnaar wordt verwezen, zijn ontworpen, geconstrueerd en beproefd
6.8.2.6.2 Onderzoek en beproeving
6.8.2.7 Voorschriften voor tanks die niet volgens normen waarnaar verwezen wordt, zijn ontworpen, geconstrueerd en beproefd
6.8.3 Bijzondere voorschriften van toepassing op klasse 2
6.8.3.1 Constructie van reservoirs, Constructie van batterijwagens en MEGC's
6.8.3.2 Uitrustingsdelen, Warmte-isolerende beschermingen, Uitrustingsdelen voor batterijwagens en MEGC's
6.8.3.3 Typegoedkeuring
6.8.3.4 Onderzoek en beproevingen, Onderzoek en beproevingen van batterijwagens en MEGC's
6.8.3.5 Kenmerking, Kenmerking van batterijwagens en MEGC's
6.8.3.6 Voorschriften voor batterijwagens en MEGC’s die worden ontworpen, geconstrueerd en beproefd overeenkomstig normen waarnaar wordt verwezen
6.8.3.7 Voorschriften voor batterijwagens en MEGC's die niet volgens normen waarnaar wordt verwezen zijn ontworpen, geconstrueerd en beproefd
6.8.4 Bijzondere bepalingen
6.8.5 Voorschriften betreffende de materialen en constructie van vaste gelaste tanks, afneembare gelaste tanks en gelaste reservoirs van tankcontainers waarvoor een beproevingsdruk van ten minste 1 MPa (10 bar) is voorgeschreven en van vaste gelaste tanks, afneembare gelaste tanks en gelaste reservoirs van tankcontainers bestemd voor het vervoer van sterk gekoelde, vloeibaar gemaakte gassen van klasse 2
6.8.5.1 Materialen en reservoirs
6.8.5.2 Beproevingsvoorschriften
6.8.5.2.1 Stalen reservoirs
6.8.5.2.2 Reservoirs van aluminium of van aluminiumlegeringen
6.8.5.2.3 Reservoirs van koper of koperlegeringen
6.8.5.3 Kerfslagproeven
6.8.5.4 Verwijzing naar normen
     
Hoofdstuk 9    
6.9 Voorschriften voor het ontwerp, de constructie, uitrusting, typegoedkeuring, beproeving en kenmerking van vaste tanks (tankwagens), afneembare tanks, tankcontainers en wissellaadtanks van vezelgewapende kunststof
6.9.1 Algemeen
6.9.2 Constructie
6.9.2.3 Grondstoffen
6.9.2.3.2 Harsen
6.9.2.3.3 Versterkingsvezels
6.9.2.3.4 Materiaal voor thermoplastische bekleding
6.9.2.3.5 Additieven
6.9.2.14 Bijzondere voorschriften voor het vervoer van stoffen met een vlampunt ten hoogste 60 oC
6.9.3 Uitrustingsdelen
6.9.4 Typekeuring en typegoedkeuring
6.9.4.2 Materiaalbeproeving
6.9.4.3 Typekeuring
6.9.4.4 Typegoedkeuring
6.9.5 Inspecties
6.9.6 Kenmerking
     
Hoofdstuk 10    
6.10 Voorschriften voor de constructie, de uitrusting, de typegoedkeuring, het onderzoek en de kenmerking van druk/vacuümtanks (voor afvalstoffen)
6.10.1 Algemeen
6.10.1.1 Definitie
6.10.1.2 Toepassingsgebied
6.10.2 Constructie
6.10.3 Uitrustingsdelen
     
Hoofdstuk 11    
6.11 Voorschriften voor het ontwerp, de constructie, het onderzoek en de beproeving van bulkcontainers
6.11.2 Toepassing en algemene voorschriften
6.11.2.3 Code voor het aanduiden van typen bulkcontainers
6.11.3 Voorschriften voor het ontwerp, de constructie, het onderzoek en de beproeving van BK1- of BK2-containers die voldoen aan de CSC en die als bulkcontainers gebruikt worden
6.11.3.1 Ontwerp- en constructievoorschriften
6.11.3.2 Bedrijfsuitrusting
6.11.3.3 Onderzoek en beproeving
6.11.3.4 Kenmerking
6.11.4 Voorschriften voor het ontwerp, de constructie en de goedkeuring van BK1- en BK2-bulkcontainers met uitzondering van containers die voldoen aan de CSC
6.11.5 Voorschriften voor het ontwerp, de constructie, het onderzoek en de beproeving van flexibele bulkcontainers (BK3)
6.11.5.1 Voorschriften voor ontwerp en constructie
6.11.5.2 Bedrijfsuitrusting en voorzieningen voor de behandeling
6.11.5.3 Onderzoek en beproeving
6.11.5.4 Beproevingsrapport
6.11.5.5 Kenmerking
     
Hoofdstuk 12    
6.12 Voorschriften voor de constructie, uitrusting, typegoedkeuring, onderzoeken en beproevingen en kenmerking van tanks, bulkcontainers en speciale compartimenten voor ontplofbare stoffen of voorwerpen van mobiele eenheden voor de fabricage van ontplofbare stoffen of voorwerpen (MEMU's)
6.12.1 Toepassingsgebied
6.12.2 Algemene bepalingen
6.12.3 Tanks
6.12.3.1 Tanks met een inhoud van 1000 liter of meer
6.12.3.2 Tanks met een inhoud van minder dan 1000 liter
6.12.4 Uitrustingsdelen
6.12.5 Speciale compartimenten voor ontplofbare stoffen en voorwerpen
     
DEEL 7 - Voorschriften inzake het vervoer, het laden, lossen en de behandeling
Hoofdstuk 1    
7.1 Algemene voorschriften en bijzondere bepalingen voor temperatuurbeheersing
     
Hoofdstuk 2    
7.2 Voorschriften inzake het vervoer in colli
     
Hoofdstuk 3    
7.3 Voorschriften inzake het vervoer als los gestort goed
7.3.1 Algemene voorschriften
7.3.2 Voorschriften voor het vervoer als los gestort goed indien de voorschriften van 7.3.1.1 a) worden toegepast.
7.3.2.3 Goederen van klasse 4.2
7.3.2.4 Goederen van klasse 4.3
7.3.2.5 Goederen van klasse 5.1
7.3.2.6 Goederen van klasse 6.2
7.3.2.6.2 Afvalstoffen van klasse 6.2 (UN 3291)
7.3.2.7 Stoffen van klasse 7
7.3.2.8 Goederen van klasse 8
7.3.2.9 Goederen van klasse 9
7.3.2.10 Gebruik van flexibele bulkcontainers
7.3.3 Bijzondere bepalingen voor het vervoer als los gestort goed indien de voorschriften van 7.3.1.1 b) worden toegepast
     
Hoofdstuk 4    
7.4 Voorschriften inzake vervoer in tanks
     
Hoofdstuk 5    
7.5 Voorschriften inzake het laden, lossen en de behandeling
7.5.1 Algemene voorschriften inzake het laden, lossen en de behandeling
7.5.2 Samenladingsverboden
7.5.4 Voorzorgsmaatregelen met betrekking tot levens- en genotsmiddelen en voer voor dieren
7.5.5 Beperking van de vervoerde hoeveelheden
7.5.5.2 Beperkingen met betrekking tot ontplofbare stoffen en voorwerpen
7.5.5.2.1 Te vervoeren stoffen en hoeveelheden
7.5.5.2.3 Vervoer van ontplofbare stoffen en voorwerpen op MEMU's
7.5.7 Behandeling en stuwage
7.5.7.6 Laden van flexibele bulkcontainers
7.5.8 Reiniging na het lossen
7.5.9 Rookverbod
7.5.10 Voorzorgsmaatregelen tegen elektrostatische ladingen
7.5.11 Aanvullende voorschriften voor bepaalde klassen of specifieke goederen
     
Bijlage B   Bepalingen betreffende de vervoermiddelen en het vervoer
DEEL 8 - Voorschriften voor de bemanning, uitrusting en exploitatie van het voertuig en documentatie
Hoofdstuk 1    
8.1 Algemene voorschriften inzake transporteenheden en boorduitrusting
8.1.1 Transporteenheden
8.1.2 Aan boord van de transporteenheid mee te voeren documenten
8.1.3 Het aanbrengen van grote etiketten en kenmerking
8.1.4 Brandbestrijdingsuitrusting
8.1.5 Uitrusting van uiteenlopende aard en uitrusting voor persoonlijke bescherming
     
Hoofdstuk 2    
8.2 Voorschriften inzake de opleiding van de bemanning van het voertuig
8.2.1 Toepassing en algemene voorschriften inzake de opleiding van bestuurders
8.2.2 Bijzondere voorschriften inzake de opleiding van bestuurders
8.2.2.3 Structuur van de opleiding
8.2.2.4 Programma voor de aanvangscursus
8.2.2.5 Programma voor de herhalingsopleiding
8.2.2.6 Goedkeuring van de opleiding
8.2.2.7 Examens
8.2.2.7.1 Examens voor de basisopleidingscursus
8.2.2.7.2 Examens voor de specialisatieopleidingscursussen voor het vervoer in tanks of voor het vervoer van stoffen en voorwerpen van klasse 1 of radioactieve stoffen van klasse 7
8.2.2.8 Het vakbekwaamheidscertificaat van de bestuurder
8.2.2.8.5 Model van het opleidingscertificaat voor bestuurders van voertuigen die gevaarlijke goederen vervoeren
8.2.3 De opleiding van personen - met uitzondering van bestuurders die in het bezit zijn van een certificaat volgens 8.2.1 - die bij het vervoer van gevaarlijke goederen over de weg betrokken zijn
     
Hoofdstuk 3    
8.3 Diverse voorschriften waaraan de bemanning van het voertuig moet voldoen
8.3.1 Passagiers
8.3.2 Het gebruik van brandblusapparaten
8.3.3 Verbod op het openen van colli
8.3.4 Draagbare verlichtingsapparaten
8.3.5 Rookverbod
8.3.6 Het laten draaien van de motor tijdens laden of lossen
8.3.7 Gebruik van de parkeerrem en de stopblokken
8.3.8 Gebruik betrokken zijn
     
Hoofdstuk 4    
8.4 Voorschriften betreffende het toezicht op voertuigen
     
Hoofdstuk 5    
8.5 Aanvullende voorschriften met betrekking tot specifieke klassen of goederen
     
Hoofdstuk 6    
8.6 Beperkingen voor de doorgang door tunnels voor het wegverkeer van voertuigen die gevaarlijke goederen vervoeren
8.6.1 Algemene bepalingen
8.6.2 Verkeerstekens en symbolen voor het wegverkeer, van toepassing op de doorgang van voertuigen die gevaarlijke goederen vervoeren.
8.6.3 Codes voor beperkingen in tunnels
8.6.4 Beperkingen voor de doorgang van transporteenheden die gevaarlijke goederen vervoeren door tunnels
     
DEEL 9 - Voorschriften inzake de constructie en goedkeuring van voertuigen
Hoofdstuk 1    
9.1 Toepassingsgebied, definities en voorschriften voor de goedkeuring van voertuigen
9.1.1 Toepassingsgebied en definities
9.1.1.1 Toepassingsgebied
9.1.1.2 Definities
9.1.2 Goedkeuring van EX/II-, EX/III-, FL - en AT-voertuigen en MEMU’s
9.1.2.1 Algemeen
9.1.2.2 Voorschriften voor voertuigen met typegoedkeuring
9.1.2.3 Jaarlijks technisch onderzoek
9.1.3 Certificaat van goedkeuring
9.1.3.5 Model voor het certificaat van goedkeuring voor voertuigen die bepaalde gevaarlijke goederen vervoeren
     
Hoofdstuk 2    
9.2 Voorschriften inzake de constructie van voertuigen
9.2.1 Overeenstemming met de voorschriften van dit hoofdstuk
9.2.2 Elektrische uitrusting
9.2.2.1 Algemene voorschriften
9.2.2.2 Bedrading
9.2.2.3 Zekeringen en stroomonderbrekers
9.2.2.4 Accu's
9.2.2.5 Verlichting
9.2.2.6 Elektrische verbindingen tussen motorvoertuigen en aanhangwagens
9.2.2.7 Spanning
9.2.2.8 Hoofdschakelaar voor de accu
9.2.2.9 Stroomkringen met permanente voeding
9.2.3 Reminrichting
9.2.3.1 Algemene voorschriften
9.2.4 Voorkomen van brandgevaar
9.2.4.1 Algemene voorschriften
9.2.4.3 Brandstoftanks
9.2.4.5 Uitlaatsysteem
9.2.4.6 Duurremsysteem
9.2.4.7 Verwarmingssystemen op brandstof
9.2.5 Snelheidsbegrenzer
9.2.6 Koppelingen van motorvoertuigen en aanhangwagens
9.2.7 Voorkomen van andere risico's veroorzaakt door brandstoffen
     
Hoofdstuk 3    
9.3 Aanvullende voorschriften inzake complete of afgebouwde EX/II- of EX/III-voertuigen, bestemd voor het vervoer van ontplofbare stoffen en voorwerpen (klasse 1) in colli
9.3.1 Te gebruiken materialen voor de constructie van voertuigopbouwen
9.3.2 Verwarmingssystemen op brandstof
9.3.3 EX/II-voertuigen
9.3.4 EX/III-voertuigen
9.3.5 Motor en laadcompartiment
9.3.6 Uitwendige warmtebronnen en de laadruimte
9.3.7 Elektrische uitrusting
     
Hoofdstuk 4    
9.4 Aanvullende voorschriften inzake de constructie van de opbouwen van complete of afgebouwde voertuigen, bestemd voor het vervoer van gevaarlijke goederen in colli (met uitzondering van EX/II- en EX/III-voertuigen)
     
Hoofdstuk 5    
9.5 Aanvullende voorschriften inzake de constructie van de opbouwen van complete of afgebouwde voertuigen, bestemd voor het vervoer van gevaarlijke vaste stoffen als losgestort goed
     
Hoofdstuk 6    
9.6 Aanvullende voorschriften inzake complete of afgebouwde voertuigen, bestemd voor het vervoer van stoffen onder temperatuurbeheersing
     
Hoofdstuk 7    
9.7 Aanvullende voorschriften inzake tankwagens (vaste tanks) batterijwagens en complete of afgebouwde voertuigen, die worden gebruikt voor het vervoer van gevaarlijke goederen in afneembare tanks met een inhoud groter dan 1 m3 of in tankcontainers, transporttanks of MEGC’s met een inhoud groter dan 3 m3 (EX/III-, FL- en AT-voertuigen)
9.7.1 Algemene voorschriften
9.7.2 Voorschriften inzake tanks
9.7.3 Bevestiging
9.7.4 Equipotentiaalverbinding van FL-voertuigen
9.7.5 Stabiliteit van tankwagens
9.7.6 Bescherming aan de achterzijde van voertuigen
9.7.7 Verwarmingssystemen op brandstof
9.7.8 Elektrische uitrusting
9.7.9 Aanvullende veiligheidsvoorschriften betreffende EX/III-voertuigen
     
Hoofdstuk 8    
9.8 Aanvullende voorschriften inzake complete en afgebouwde MEMU’s
9.8.1 Algemene bepalingen
9.8.2 Voorschriften inzake tanks en bulkcontainers
9.8.3 Equipotentiaalverbinding van MEMU's
9.8.4 Stabiliteit van MEMU's
9.8.5 Bescherming aan de achterzijde van MEMU's
9.8.6 Verwarmingssystemen op brandstof
9.8.7 Aanvullende veiligheidsvoorschriften
9.8.8 Aanvullende beveiligingsvoorschriften
     

1.6.1

Algemeen

1.6.1.1

Voor zover niet anders is voorgeschreven, mogen stoffen en voorwerpen van het ADR tot en met 30 juni 2023 worden vervoerd volgens de voorschriften van het ADR van toepassing tot en met 31 december 2022.

 

1.6.1.2

Geschrapt

 

1.6.1.3

Stoffen en voorwerpen van klasse 1, die toebehoren aan de krijgsmacht van een Overeenkomstsluitende Partij en die vóór 1 januari 1990, in overeenstemming met de destijds geldende voorschriften van het ADR, verpakt zijn, mogen na 31 december 1989 worden vervoerd onder voorwaarde dat de verpakkingen in goede staat verkeren en dat in het vervoersdocument wordt vermeld, dat het militaire goederen betreft, die vóór 1 januari 1990 zijn verpakt.

De overige, vanaf 1 januari 1990 geldende voorschriften voor deze klasse moeten in acht worden genomen.

 

1.6.1.4

Stoffen en voorwerpen van klasse 1, die tussen 1 januari 1990 en 31 december 1996 in overeenstemming met de gedurende die periode geldende voorschriften van het ADR verpakt zijn, mogen na 31 december 1996 worden vervoerd onder voorwaarde dat de verpakkingen in goede staat verkeren en dat in het vervoersdocument wordt aangegeven, dat het goederen van klasse 1 betreft, die tussen 1 januari 1990 en 31 december 1996 verpakt zijn.

 

1.6.1.5

Gereserveerd

 

1.6.1.6

IBC’s die vervaardigd zijn vóór 1 januari 2003 volgens de tot en met 30 juni 2001 geldende voorschriften van randnummer 3612 en die niet voldoen aan de met ingang van 1 juli 2001 geldende voorschriften van 6.5.2.1.1 met betrekking tot de hoogte van letters, nummers en tekens, mogen verder worden gebruikt.

 

1.6.1.7

Typegoedkeuringen voor vaten, jerrycans en combinatie-IBC’s vervaardigd van hoog- of middelmoleculair polyetheen, die vóór 1 juli 2005 zijn afgegeven in overeenstemming met de tot en met 31 december 2004 geldende voorschriften van 6.1.5.2.6, maar die niet voldoen aan de voorschriften van 4.1.1.21, blijven geldig tot en met 31 december 2009. Alle verpakkingen die zijn vervaardigd en gekenmerkt op basis van deze typegoedkeuringen, mogen tot het einde van hun in 4.1.1.15 vastgestelde gebruiksduur gebruikt worden.

 

1.6.1.8

Bestaande oranje borden die voldoen aan de tot en met 31 december 2004 geldende voorschriften van subsectie 5.3.2.2 mogen verder worden gebruikt onder voorwaarde dat is voldaan aan de voorschriften van 5.3.2.2.1 en 5.3.2.2.2, volgens welke het bord, de cijfers en de letters bevestigd moeten blijven ongeacht de stand van het voertuig.

 

1.6.1.9

Geschrapt

1.6.1.10

Geschrapt

 

1.6.1.11

Typegoedkeuringen voor vaten, jerrycans en combinatieverpakkingen van hoog- of middelmoleculair polyetheen en voor IBC's van hoogmoleculair polyetheen, die vóór 1 juli 2007 zijn afgegeven in overeenstemming met de tot en met 31 december 2006 geldende voorschriften van 6.1.6.1 a), maar die niet voldoen aan de voorschriften van 6.1.6.1 a), van toepassing met ingang van 1 januari 2007, blijven geldig.

 

1.6.1.12

Geschrapt

1.6.1.13

Geschrapt

 

1.6.1.14

IBC’s vervaardigd vóór 1 januari 2011 en die overeenkomen met een ontwerptype dat niet de vibratieproef van 6.5.6.13 heeft doorstaan of waarvoor niet was voorgeschreven dat dit moest voldoen aan de criteria van 6.5.6.9.5 d) toen dit werd onderworpen aan de valproef, mogen verder worden gebruikt.

 

1.6.1.15

IBC's, vervaardigd, omgebouwd of gerepareerd vóór 1 januari 2011, hoeven niet van het kenmerk te zijn voorzien met de maximale toegestane stapelhoogte overeenkomstig 6.5.2.2.2. Dergelijke IBC's, die niet van het kenmerk overeenkomstig 6.5.2.2.2 zijn voorzien, mogen verder worden gebruikt na 31 december 2010, maar zij moeten van het kenmerk overeenkomstig 6.5.2.2.2 worden voorzien, indien zij na die datum worden omgebouwd of
gerepareerd. IBC's, vervaardigd, omgebouwd of gerepareerd tussen 1 januari 2011 en 31 december 2016 en voorzien van het kenmerk met de maximale toegestane stapelhoogte overeenkomstig 6.5.2.2.2 van kracht tot en met 31 december 2014, mogen verder worden gebruikt.

 

1.6.1.16

Geschrapt

1.6.1.17

Geschrapt

1.6.1.18

Geschrapt

1.6.1.19

Geschrapt

1.6.1.20

Geschrapt

1.6.1.21

Geschrapt

1.6.1.22

Geschrapt

 

1.6.1.23

Brandblusapparaten die zijn vervaardigd vóór 1 juli 2011 volgens de tot en met 31 december 2010 geldende voorschriften van 8.1.4.3 mogen verder worden gebruikt.

 

1.6.1.24

Geschrapt

1.6.1.25

Geschrapt

 

1.6.1.26

Vóór 1 januari 2014 vervaardigde of omgebouwde grote verpakkingen die niet voldoen aan de met ingang van 1 januari 2013 geldende voorschriften van 6.6.3.1 betreffende de hoogte van letters, getallen en symbolen, mogen verder worden gebruikt.

Vóór 1 januari 2015 vervaardigde of omgebouwde grote verpakkingen hoeven niet te zijn voorzien van het kenmerk met de maximaal toegestane stapelhoogte overeenkomstig 6.6.3.3.

Dergelijke grote verpakkingen die niet van het kenmerk overeenkomstig 6.6.3.3 zijn voorzien, mogen verder worden gebruikt na 31 december 2014, maar zij moeten van het kenmerk overeenkomstig 6.6.3.3 worden voorzien indien zij na die datum worden omgebouwd.

Tussen 1 januari 2011 en 31 december 2016 vervaardigde of omgebouwde grote verpakkingen die zijn voorzien van het tot en met 31 december 2014 geldende kenmerk met de maximaal toegestane stapelhoogte overeenkomstig 6.6.3.3 mogen verder worden gebruikt.

 

1.6.1.27

In uitrusting of machines geïntegreerde middelen van omsluiting, gebouwd vóór 1 juli 2013, die vloeibare brandstoffen van de UN-nummers 1202 (1,2,3), 1203, 1223, 1268 (1,2,3,4), 1863 (1,2,3,4) of 3475 bevatten en die niet voldoen aan de met ingang van 1 januari 2013 geldende voorschriften van paragraaf (a) van bijzondere bepaling 363 in hoofdstuk 3.3, mogen verder worden gebruikt.

 

1.6.1.28

Geschrapt

 

1.6.1.29

Lithiumcellen en –batterijen die zijn vervaardigd overeenkomstig een type dat voldoet aan de vereisten van subsectie 38.3 van het Handboek beproevingen en criteria, versie 3, wijziging 1 of enige latere versie en wijziging zoals die op de datum van de typekeuring van toepassing zijn, mogen verder worden vervoerd, tenzij in het ADR anders is bepaald.

Lithiumcellen en –batterijen die zijn vervaardigd voor 1 juli 2003 en die voldoen aan de vereisten van het Handboek beproevingen en criteria, versie 3, mogen verder worden vervoerd indien aan alle andere van toepassing zijnde vereisten wordt voldaan.

 

1.6.1.30

Geschrapt

1.6.1.31

Geschrapt

1.6.1.32

Geschrapt

 

1.6.1.33

Elektrische dubbellaags condensatoren van UN-nummer 3499 die vóór 1 januari 2014 zijn vervaardigd, hoeven niet te zijn voorzien van de onder subparagraaf (e) van bijzondere bepaling 361 van hoofdstuk 3.3 voorgeschreven vermelding van de energieopslagcapaciteit in Wh.

 

1.6.1.34

Asymmetrische condensatoren van UN-nummer 3508 die vóór 1 januari 2016 zijn vervaardigd, hoeven niet te zijn voorzien van de onder subparagraaf (c) van bijzondere bepaling 372 van hoofdstuk 3.3 voorgeschreven vermelding van de energieopslagcapaciteit in Wh.

 

1.6.1.35

Geschrapt

1.6.1.36

Geschrapt

1.6.1.37

Geschrapt

 

1.6.1.38

Overeenkomstsluitende Partijen mogen tot en met 31 december 2018 vakbekwaamheidscertificaten voor veiligheidsadviseurs voor gevaarlijke goederen blijven afgeven overeenkomstig het model van toepassing tot en met 31 december 2016 in plaats van de certificaten overeenkomstig 1.8.3.18 die met ingang van 1 januari 2017 van toepassing zijn.

Dergelijke certificaten mogen tot het einde van hun geldigheid van 5 jaar in gebruik blijven.

 

1.6.1.39

Geschrapt

1.6.1.40

Geschrapt

1.6.1.41

Geschrapt

1.6.1.42

Geschrapt

 

1.6.1.43

Voertuigen die vóór 1 juli 2017 geregistreerd of in gebruik gesteld zijn zoals gedefinieerd in bijzondere bepalingen 388 en 669 van hoofdstuk 3.3 alsmede de uitrustingsdelen ervan, bestemd voor gebruik tijdens het vervoer, die voldoen aan de voorschriften van het ADR van toepassing tot en met 31 december 2016, maar lithiumcellen en -batterijen bevatten die niet aan de bepalingen van 2.2.9.1.7 voldoen, mogen verder als lading worden vervoerd overeenkomstig de voorschriften van bijzondere bepaling 666 van hoofdstuk 3.3.

 

1.6.1.44

Ondernemingen die uitsluitend als verzenders bij het vervoer van gevaarlijke goederen betrokken zijn, en die op basis van de tot 31 december 2018 geldende bepalingen geen veiligheidsadviseur hoefden te benoemen, moeten, in afwijking van het gestelde in 1.8.3.1 dat vanaf januari 2019 van toepassing is, uiterlijk op 31 december 2022 een veiligheidsadviseur benoemen.

 

1.6.1.45

De Overeenkomstsluitende Partijen mogen tot en met 31 december 2020 vakbekwaamheidscertificaten voor veiligheidsadviseurs op het gebied van gevaarlijke goederen blijven afgeven overeenkomstig het model van toepassing tot en met 31 december 2018 in plaats van de certificaten overeenkomstig 1.8.3.18 die vanaf 1 januari 2019 van toepassing zijn.

Dergelijke certificaten mogen tot het einde van hun geldigheid van 5 jaar in gebruik blijven.

 

1.6.1.46

Geschrapt

 

1.6.1.47

Geschrapt

1.6.1.48

Certificaten van goedkeuring voor voertuigen waarmee gevaarlijke stoffen worden vervoerd overeenkomstig het model uit 9.1.3.5 met een geldigheid tot en met 31 december 2020 en die voor 1 juli 2021 zijn uitgegeven, mogen in gebruik blijven.

 

1.6.1.49

Het kenmerk volgens figuur 5.2.1.9.2 van toepassing tot en met 31 december 2022, mag worden toegepast tot en met 31 december 2026.

1.6.1.50

Voor voorwerpen die onder de definitie vallen voor SLAGPIJPJES, ELEKTRONISCH, zoals omschreven in 2.2.1.4 Glossarium van de benamingen en die ingedeeld worden onder UN-nummers 0511, 0512 en 0513, mogen de posities voor SLAGPIJPJES, ELEKTRISCH (UN-nummers 0030, 0255 en 0456) gebruikt worden tot en met 30 juni 2025.

1.6.1.51

Lijm, verf en verfverwante producten, drukinkt en drukinkt-verwante producten en harsoplossingen die ingedeeld worden onder UN-nummer 3082 milieugevaarlijke vloeistof, N.E.G., verpakkingsgroep III in overeenstemming met 2.2.9.1.10.6 als een gevolg van 2.2.9.1.10.5* en die 0.025% of meer van de volgende stoffen bevatten, op zichzelf of in combinatie:

  • 4,5-dichloor-2-octyl-2H-isothiazool-3-on (DCOIT);
  • octhilinon (OIT); en
  • zinkpyrithion (ZnPT);

mogen vervoerd worden tot en met 30 juni 2025 in stalen, aluminium, andere metalen of plastic verpakkingen, die niet voldoen aan de voorschriften van 4.1.1.3, indien deze vervoerd worden in hoeveelheden van 30 liter of minder per verpakking op de volgende wijze:

  1. In ladingen op pallets, in een palletbox of een samengestelde eenheid, bijv. afzonderlijke verpakkingen op een pallet geplaatst of gestapeld en doormiddel van omsnoering, krimp- of rek-folie of andere geschikte middelen erop vastgezet; of
  2. b) Als binnenverpakkingen van samengestelde verpakkingen met een maximale netto massa van 40 kg.

* Gedelegeerde verordening (EU) 2020/1182 van de Commissie van 19 mei 2020 tot wijziging, met het oog op de aanpassing aan de technische en wetenschappelijke vooruitgang, van bijlage VI, deel 3 bij Verordening (EG) nr. 1272/2008 van het Europese Parlement en de Raad betreffende de indeling, etikettering en verpakking van stoffen en mengsels (vijftiende ATP van CLP), van toepassing met ingang van 1 maart 2022.

 

1.6.1.52

Binnenhouders van combinatie-IBC's die vóór 1 juli 2021 volgens de tot en met 31 december 2020 geldende voorschriften van 6.5.2.2.4 zijn vervaardigd en die niet voldoen aan de met ingang van 1 januari 2021 geldende voorschriften van 6.5.2.2.4 betreffende de kenmerken op de binnenhouders die als gevolg van het ontwerp van de uitwendige omhulling niet gemakkelijk voor inspectie toegankelijk zijn, mogen verder worden gebruikt tot het einde van hun in 4.1.1.15 bepaalde gebruiksduur.

1.6.1.53

Gevaarlijke goederen met een hoog gevarenpotentieel van klasse 1 worden vervoerd in colli op een transporteenheid in hoeveelheden waarbij de in 1.1.3.6 bedoelde hoeveelheden niet worden overschreden, kunnen tot en met 31 december 2022 overeenkomstig het geldende eerste streepje van 1.1.3.6.2 worden vervoerd zonder toepassing van de vereisten van hoofdstuk 1.10 en mogen tot en met 31 december 2024 verder worden vervoerd zonder de voorschriften van hoofdstuk 1.10 toe te passen.

1.6.2

Drukhouders en houders voor klasse 2

1.6.2.1

Houders die vóór 1 januari 1997 gebouwd zijn en die niet voldoen aan de vanaf 1 januari 1997 geldende voorschriften van het ADR, maar waarin het vervoer toegestaan was volgens de voorschriften van het ADR van toepassing tot en met 31 december 1996, mogen na dit tijdstip verder gebruikt worden, onder voorwaarde dat aan de in de verpakkingsinstructies P200 en P203 beschreven voorschriften voor de periodieke beproevingen wordt voldaan.

 

1.6.2.2

Geschrapt

 

1.6.2.3

Houders, bestemd voor het vervoer van stoffen van klasse 2, die zijn vervaardigd vóór 1 januari 2003 mogen na 1 januari 2003 nog voorzien zijn van de kenmerken volgens de tot en met 31 december 2002 van toepassing zijnde voorschriften.

 

1.6.2.4

Drukhouders, ontworpen en geconstrueerd in overeenstemming met technische reglementen, die overeenkomstig 6.2.5 niet langer zijn erkend, mogen verder worden gebruikt.

 

1.6.2.5

Drukhouders en sluitingen daarvan, ontworpen en geconstrueerd in overeenstemming met normen, die van toepassing waren ten tijde van hun constructie (zie 6.2.4) overeenkomstig de bepalingen van het ADR die destijds van toepassing waren, mogen verder worden gebruikt tenzij dit beperkt is door een specifiek overgangsvoorschrift.

 

1.6.2.6

Drukhouders voor stoffen die niet vallen onder klasse 2, vervaardigd vóór 1 juli 2009 overeenkomstig de voorschriften van 4.1.4.4, van kracht tot en met 31 december 2008, maar die niet voldoen aan de voorschriften van 4.1.3.6, van toepassing vanaf 1 januari 2009, mogen verder worden gebruikt onder voorwaarde dat wordt voldaan aan de voorschriften van 4.1.4.4, van kracht tot en met 31 december 2008.

 

1.6.2.7

Geschrapt

1.6.2.8

Geschrapt

 

1.6.2.9

De bepalingen van verpakkingsinstructie P200 (10), bijzonder verpakkingsvoorschrift van 4.1.4.1, van toepassing tot en met 31 december 2010, mogen door Overeenkomstsluitende Partijen bij het ADR worden toegepast op flessen gefabriceerd vóór 1 januari 2015.

 

1.6.2.10

Hervulbare gelaste stalen flessen voor het vervoer van gassen van de UN-nummers 1011, 1075, 1965, 1969 of 1978, waaraan door de bevoegde autoriteit van het land (de landen) van het vervoer termijnen van 15 jaar voor het periodiek onderzoek zijn toegekend overeenkomstig verpakkingsinstructie P200 (10), bijzonder verpakkingsvoorschrift  van 4.1.4.1, zoals van toepassing tot en met 31 december 2010, mogen verder periodiek worden onderzocht overeenkomstig deze bepalingen.

 

1.6.2.11

Vóór 1 januari 2013 vervaardigde en voor het vervoer voorbereide gaspatronen waarop de voorschriften van 1.8.6, 1.8.7 of 1.8.8 inzake de conformiteitsbeoordeling van gaspatronen niet zijn toegepast, mogen na deze datum nog worden vervoerd, onder voorwaarde dat aan alle andere toepasselijke bepalingen van het ADR is voldaan.

 

1.6.2.12

Bergingsdrukhouders mogen tot en met 31 december 2013 verder worden vervaardigd en goedgekeurd volgens nationale voorschriften. Bergingsdrukhouders die vóór 1 januari 2014 volgens nationale voorschriften vervaardigd en goedgekeurd zijn, mogen verder worden gebruikt met goedkeuring van de bevoegde autoriteiten van de landen van gebruik.

 

1.6.2.13

Vóór 1 juli 2013 vervaardigde flessenbatterijen die niet zijn gekenmerkt overeenkomstig 6.2.3.9.7.2 en 6.2.3.9.7.3 zoals van toepassing met ingang van 1 januari 2013 of 6.2.3.9.7.2 zoals van toepassing met ingang van 1 januari 2015, mogen worden gebruikt tot het eerstvolgende periodiek onderzoek na 1 juli 2015.

 

1.6.2.14

Flessen die vóór 1 januari 2016 zijn geconstrueerd in overeenstemming met 6.2.3 en een door de bevoegde autoriteiten van het land van vervoer en het land van gebruik goedgekeurde specificatie, maar niet overeenkomstig ISO 11513:2011 of ISO 9809-1:2010 zoals vereist in 4.1.4.1, verpakkingsinstructie P208 , mogen worden gebruikt voor het vervoer van geadsorbeerde gassen, mits wordt voldaan aan de algemene verpakkingsinstructies van 4.1.6.1.

 

1.6.2.15

Flessenbatterijen die vóór 1 juli 2015 aan een periodiek onderzoek zijn onderworpen en die niet zijn gekenmerkt overeenkomstig 6.2.3.9.7.3 zoals van toepassing vanaf 1 januari 2015, mogen worden gebruikt tot het eerstvolgende periodiek onderzoek na 1 juli 2015.

 

1.6.2.16

Geschrapt

 

1.6.2.17

De bepalingen van opmerking 3 van 6.2.1.6.1 van toepassing tot en met 31 december 2022 mogen worden toegepast tot en met 31 december 2024

 

1.6.2.18

Gesloten cryo-houders vervaardigd voor 1 juli 2023 die zijn onderworpen aan het eerste onderzoek en de beproeving zoals bepaald in 6.2.1.5.2 voor 31 december 2022, maar die niet voldoen aan het bepaalde in 6.2.1.5.2 aangaande het eerste onderzoek en de beproeving zoals toepasbaar vanaf 1 januari 2023, mogen verder worden gebruikt.

 

1.6.2.19

Acetyleen cylinders vervaardigd voor 1 juli 2023 die niet zijn gekenmerkt overeenkomstig 6.2.2.7.3 k) of l) zoals van toepassing vanaf 1 januari 2023, mogen worden gebruikt tot het eerstvolgende periodiek onderzoek na 1 juli 2023.

 

1.6.2.20

Sluitingen van hervulbare drukhouders vervaardigd voor 1 juli 2023 die niet zijn gekenmerkt overeenkomstig 6.2.2.11 of 6.2.3.9.8 zoals van toepassing vanaf 1 januari 2023, mogen verder worden gebruikt.

 

1.6.2.21

De norm EN 14912:2015 waarnaar wordt verwezen in verpakkingsinstructie P200 (12) 3.4 van 4.1.4.1 die tot en met 31 december 2022 van kracht is, mag tot en met 31 december 2024 gebruikt blijven worden voor het reviseren of inspecteren van kleppen.

 

1.6.2.22

De norm EN ISO 22434:2011 waarnaar wordt verwezen in verpakkingsinstructie P200 (13) 3.4 van 4.1.4.1 die tot en met 31 december 2022 van kracht is, mag tot en met 31 december 2024 gebruikt blijven worden voor het reviseren of inspecteren van kleppen.

 

1.6.3

Vaste tanks (tankwagens), afneembare tanks en batterijwagens

1.6.3.1

Vaste tanks (tankwagens), afneembare tanks en batterijwagens, die vóór de invoering van de met ingang van 1 oktober 1978 geldende voorschriften zijn gebouwd, mogen verder worden gebruikt, indien de uitrusting van de tank voldoet aan de voorschriften van hoofdstuk 6.8.

De wanddikte van de reservoirs, met uitzondering van de reservoirs die zijn bestemd voor het vervoer van sterk gekoelde, vloeibaar gemaakte gassen van klasse 2, moet ten minste overeenkomen met een berekeningsdruk van 0,4 MPa (4 bar) (overdruk) voor zacht staal of 200 kPa (2 bar) (overdruk) voor aluminium en aluminiumlegeringen.

De dwarsdoorsnede die wordt gebruikt bij de berekening van die delen van een tank, die geen cilindrische doorsnede hebben, moet een cirkel zijn die in oppervlakte gelijk is aan de desbetreffende dwarsdoorsnede van de tank.

 

1.6.3.2

De periodieke keuringen van de vaste tanks (tankwagens), afneembare tanks en batterijwagens die in dienst blijven overeenkomstig de overgangsbepalingen, moeten worden uitgevoerd overeenkomstig de bepalingen van 6.8.2.4 en 6.8.3.4 en de overeenkomende bijzondere bepalingen voor de verschillende klassen.

Voor zover in de vroegere bepalingen geen hogere beproevingsdruk was voorgeschreven, is voor de reservoirs van aluminium en aluminiumlegeringen een beproevingsdruk van 200 kPa (2 bar) (overdruk) voldoende.

 

1.6.3.3

Vaste tanks (tankwagens), afneembare tanks en batterijwagens, die voldoen aan de overgangsbepalingen van 1.6.3.1 en 1.6.3.2, mogen tot 30 september 1993 gebruikt worden voor het vervoer van de gevaarlijke stoffen, waarvoor zij zijn toegelaten.

Deze overgangstermijn is niet van toepassing op vaste tanks (tankwagens), afneembare tanks en batterijwagens, bestemd voor het vervoer van de stoffen van klasse 2, en ook niet op vaste tanks (tankwagens), afneembare tanks en batterijwagens, waarvan de wanddikte en de uitrusting voldoen aan de voorschriften van hoofdstuk 6.8.

 

1.6.3.4

  1. Vaste tanks (tankwagens), afneembare tanks en batterijwagens die gebouwd zijn vóór 1 mei 1985 volgens de voorschriften van het ADR, die golden tussen 1 oktober 1978 en 30 april 1985, maar die niet voldoen aan de met ingang van 1 mei 1985 geldende voorschriften, mogen ook na deze datum verder worden gebruikt.
  2. Vaste tanks (tankwagens), afneembare tanks en batterijwagens die gebouwd zijn tussen 1 mei 1985 en de invoering van de met ingang van 1 januari 1988 geldende voorschriften, maar die niet voldoen aan deze voorschriften, mogen verder worden gebruikt.

 

1.6.3.5

Vaste tanks (tankwagens), afneembare tanks en batterijwagens, die gebouwd zijn vóór 1 januari 1993 volgens de tot en met 31 december 1992, maar die niet voldoen aan de met ingang van 1 januari 1993 geldende voorschriften, mogen verder worden gebruikt.

 

1.6.3.6

  1. Vaste tanks (tankwagens), afneembare tanks en batterijwagens die tussen 1 januari 1978 en 31 december 1984 zijn gebouwd, moeten bij gebruik na 31 december 2004 voldoen aan de vanaf 1 januari 1990 geldende voorschriften van randnummer 211.127 (5), betreffende wanddikte en bescherming tegen beschadiging.
  2. Vaste tanks (tankwagens), afneembare tanks en batterijwagens, die tussen 1 januari 1985 en 31 december 1989 zijn gebouwd, moeten bij gebruik na 31 december 2010 voldoen aan de vanaf 1 januari 1990 geldende voorschriften van randnummer 211.127 (5), betreffende wanddikte en bescherming tegen beschadiging.

 

1.6.3.7

Vaste tanks (tankwagens), afneembare tanks en batterijwagens, die vóór 1 januari 1999 zijn gebouwd volgens de tot en met 31 december 1998 geldende voorschriften, maar die niet voldoen aan de vanaf 1 januari 1999 geldende voorschriften, mogen verder worden gebruikt.

 

1.6.3.8

Indien op grond van wijzigingen van het ADR bepaalde juiste vervoersnamen van gassen zijn veranderd, dan is het niet nodig de benamingen op de plaat of op het reservoir zelf (zie 6.8.3.5.2 of 6.8.3.5.3) te wijzigen, onder voorwaarde dat de benamingen van de gassen op de vast tanks (tankwagens), afneembare tanks en batterijwagens of op de platen [zie 6.8.3.5.6 b of c)] bij de eerstvolgende periodieke keuring daarna worden aangepast.

 

1.6.3.9

Gereserveerd

1.6.3.10

Gereserveerd

 

1.6.3.11

Vaste tanks (tankwagens) en afneembare tanks, die gebouwd zijn vóór 1 januari 1997 volgens de tot en met 31 december 1996 geldende voorschriften, maar die niet voldoen aan de met ingang van 1 januari 1997 geldende voorschriften van de randnummers 211.332 en 211.333, mogen verder worden gebruikt.

 

1.6.3.12

Gereserveerd

1.6.3.13

Geschrapt

1.6.3.14

Gereserveerd

1.6.3.15

Geschrapt

 

1.6.3.16

Voor vaste tanks (tankwagens), afneembare tanks en batterijwagens, gebouwd vóór 1 juli 2007, die niet voldoen aan de voorschriften van 4.3.2, 6.8.2.3, 6.8.2.4 en 6.8.3.4 wat betreft het tankdossier, moet uiterlijk vanaf het eerstvolgende periodieke onderzoek na 30 juni 2007 worden begonnen met het bewaren van documenten voor het tankdossier.

 

1.6.3.17

Geschrapt

 

1.6.3.18

Vaste tanks (tankwagens), afneembare tanks en batterijwagens, die gebouwd zijn vóór 1 januari 2003 volgens de tot en met 30 juni 2001 geldende voorschriften, maar die niet voldoen aan de met ingang van 1 juli 2001 geldende voorschriften, mogen verder worden gebruikt onder voorwaarde dat de toekenning van de desbetreffende tankcode is uitgevoerd.

 

1.6.3.19

Vaste tanks (tankwagens) en afneembare tanks, gebouwd vóór 1 januari 2003 volgens de tot en met 31 december 2002 geldende voorschriften van 6.8.2.1.21, maar die echter niet voldoen aan de met ingang van 1 januari 2003 geldende voorschriften, mogen verder worden gebruikt.

 

1.6.3.20

Vaste tanks (tankwagens) en afneembare tanks, gebouwd vóór 1 juli 2003 volgens de tot en met 31 december 2002 geldende voorschriften, die echter niet voldoen aan de met ingang van 1 januari 2003 geldende voorschriften van 6.8.2.1.7 en aan bijzondere bepaling TE15 van 6.8.4 b), van toepassing van 1 januari 2003 tot en met 31 december 2006, mogen verder worden gebruikt.

 

1.6.3.21

Geschrapt

1.6.3.22

Gereserveerd

1.6.3.23

Gereserveerd

1.6.3.24

Gereserveerd

1.6.3.25

Geschrapt

 

1.6.3.26

Vaste tanks (tankwagens) en afneembare tanks, die gebouwd zijn vóór 1 januari 2007 volgens de tot en met 31 december 2006 geldende voorschriften, maar die echter niet voldoen aan de met ingang van 1 januari 2007 geldende voorschriften inzake de kenmerking met de uitwendige ontwerpdruk volgens 6.8.2.5.1, mogen verder worden gebruikt.

 

1.6.3.27

Gereserveerd

1.6.3.28

Gereserveerd

1.6.3.29

Gereserveerd

 

1.6.3.30

Druk/vacuümtanks vaste tanks (tankwagens) en afneembare tanks, die gebouwd zijn vóór 1 juli 2005 volgens de tot en met 31 december 2004 geldende voorschriften, maar niet voldoen aan de met ingang van 1 januari 2005 geldende voorschriften van 6.10.3.9, mogen nog worden gebruikt.

 

1.6.3.31

Vaste tanks (tankwagens), afneembare tanks en tanks als element van batterijwagens die zijn ontworpen en geconstrueerd in overeenstemming met technische regels, die erkend waren ten tijde van de constructie ervan overeenkomstig de bepalingen van 6.8.2.7 die destijds van toepassing waren, mogen verder worden gebruikt.

 

1.6.3.32

Vaste tanks (tankwagens) en afneembare tanks die gebouwd zijn vóór 1 juli 2007 volgens de voorschriften van kracht tot en met 31 december 2006, uitgerust met een samenstel voor de mangat afdekplaat overeenkomstig de bepalingen van de norm EN 13317:2002, waarnaar verwezen wordt in de tabel van paragraaf 6.8.2.6, van toepassing tot en met 31 december 2006, met inbegrip van die van de figuur en de tabel B. 2 in bijlage B van genoemde norm, welke niet langer worden aanvaard met ingang van 1 januari 2007, of waarvan het materiaal niet voldoet aan de voorschriften van EN 13094:2004, paragraaf 5.2, mogen verder worden gebruikt.

 

1.6.3.33

Geschrapt

 

1.6.3.34

Niettegenstaande de bepalingen van 4.3.2.2.4 mogen vaste tanks (tankwagens) en afneembare tanks bestemd voor het vervoer van vloeibaar gemaakte gassen of sterk gekoelde, vloeibaar gemaakte gassen, die voldoen aan de van toepassing zijnde constructievoorschriften van het ADR, maar die vóór 1 juli 2009 door scheidingswanden of slingerschotten in compartimenten van meer dan 7500 liter inhoud verdeeld waren, verder worden gevuld tot meer dan 20% en minder dan 80% van de inhoud daarvan.

 

1.6.3.35

Geschrapt

 

1.6.3.36

Vaste tanks (tankwagens) bestemd voor het vervoer van vloeibaar gemaakte, niet-giftige, brandbare gassen, gebouwd vóór 1 juli 2011, die zijn uitgerust met terugslagkleppen in plaats van inwendige snel sluitende veiligheidsinrichtingen en die niet overeenkomen met de voorschriften van 6.8.3.2.3, mogen verder worden gebruikt.

 

1.6.3.37

Geschrapt

 

1.6.3.38

Vaste tanks (tankwagens), afneembare tanks en batterijwagens die zijn ontworpen en gebouwd in overeenstemming met normen van toepassing ten tijde van hun constructie (zie 6.8.2.6 en 6.8.3.6) overeenkomstig de bepalingen van het ADR die destijds van toepassing waren mogen verder worden gebruikt tenzij dit beperkt is door een specifiek overgangsvoorschrift.

 

1.6.3.39

Vaste tanks (tankwagens) en afneembare tanks die vóór 1 juli 2011 zijn gebouwd in overeenstemming met de voorschriften van 6.8.2.2.3 van kracht tot en met 31 december 2010, die echter niet voldoen aan de voorschriften van 6.8.2.2.3, derde alinea, betreffende de plaats van de vlamdemper of beschermende voorziening tegen vlaminslag mogen verder worden gebruikt.

 

1.6.3.40

Geschrapt

 

1.6.3.41

Vaste tanks (tankwagens) en afneembare tanks die vóór 1 juli 2013 zijn gebouwd in overeenstemming met de tot en met 31 december 2012 geldende voorschriften maar die niet voldoen aan de met ingang van 1 januari 2013 geldende voorschriften voor kenmerking van 6.8.2.5.2 of 6.8.3.5.6, mogen verder worden gekenmerkt overeenkomstig de tot en met 31 december 2012 geldende voorschriften tot het eerstvolgende periodieke onderzoek na 1 juli 2013.

 

1.6.3.42

Geschrapt

 

1.6.3.43

Vaste tanks (tankwagens) en afneembare tanks die vóór 1 januari 2012 zijn gebouwd in overeenstemming met de tot en met 31 december 2012 geldende voorschriften, maar die niet voldoen aan de voorschriften van 6.8.2.6 betreffende de normen EN 14432:2006 en EN 14433:2006, van toepassing vanaf 1 januari 2011, mogen nog worden gebruikt.

 

1.6.3.44

Vaste tanks (tankwagens) en afneembare tanks bedoeld voor het vervoer van UN-nummers 1202 (1,2,3), 1203 , 1223 en 3475 en brandstof voor vliegtuigen, ingedeeld onder UN-nummer 1268 (1,2,3,4) of 1863 (1,2,3,4), die zijn uitgerust met inrichtingen voor additieven die vóór 1 juli 2015 overeenkomstig nationale wetgeving zijn ontworpen en gebouwd, maar die niet voldoen aan de vanaf 1 januari 2015 geldende bouw-, goedkeurings- en beproevingsvereisten van bijzondere bepaling 664 van hoofdstuk 3.3, mogen uitsluitend met goedkeuring van de bevoegde autoriteiten in de landen van gebruik worden gebruikt.

 

1.6.3.45

Gereserveerd

 

1.6.3.46

Vaste tanks (tankwagens) en afneembare tanks die vóór 1 juli 2017 zijn gebouwd overeenkomstig de tot en met 31 december 2016 van kracht zijnde voorschriften maar niet voldoen aan de vanaf 1 januari 2017 geldende voorschriften van 6.8.2.1.23 mogen verder worden gebruikt.

 

1.6.3.47

Vaste tanks (tankwagens) en afneembare tanks die vóór 1 juli 2019 zijn gebouwd, uitgerust met veiligheidskleppen in overeenstemming met de tot en met 31 december 2018 geldende voorschriften, maar die niet voldoen aan de met ingang van 1 januari 2019 van kracht zijnde voorschriften van 6.8.3.2.9, laatste subparagraaf, inzake het ontwerp of de bescherming daarvan, mogen verder worden gebruikt tot het volgende tussentijdse of periodieke onderzoek na 1 januari 2021.

 

1.6.3.48

Niettegenstaande de voorschriften van bijzondere bepaling TU 42 van 4.3.5, van toepassing met ingang van 1 januari 2019, mogen vaste tanks (tankwagens) en afneembare tanks met een reservoir van een aluminiumlegering, met inbegrip van reservoirs met beschermende bekleding, die vóór 1 januari 2019 werden gebruikt voor het vervoer van stoffen met een pH-waarde lager dan 5,0 of hoger dan 8,0, tot en met 31 december 2026 verder worden gebruikt voor het vervoer van dergelijke stoffen.

 

1.6.3.49

Vaste tanks (tankwagens) en afneembare tanks die vóór 1 juli 2019 zijn gebouwd in overeenstemming met de tot en met 31 december 2018 geldende voorschriften, maar niet voldoen aan de met ingang van 1 januari 2019 van kracht zijnde voorschriften van 6.8.2.2.10 inzake de barstdruk van de breekplaat, mogen verder worden gebruikt.

 

1.6.3.50

Vaste tanks (tankwagens) en afneembare tanks die vóór 1 juli 2019 zijn gebouwd in overeenstemming met de tot en met 31 december 2018 geldende voorschriften van 6.8.2.2.3, maar niet voldoen aan de met ingang van 1 januari 2019 van kracht zijnde voorschriften van 6.8.2.2.3, laatste alinea, inzake vlamkerende inrichtingen op be- en ontluchtingsinrichtingen, mogen verder worden gebruikt.

 

1.6.3.51

Vaste tanks (tankwagens) en afneembare tanks die vóór 1 juli 2019 zijn gebouwd in overeenstemming met de tot en met 31 december 2018 geldende voorschriften, maar niet voldoen aan de met ingang van 1 januari 2019 van kracht zijnde voorschriften van 6.8.2.1.23 inzake de controles van alle lassen in de kleine omhaling (radius) van de tankeindbodems, mogen verder worden gebruikt.

 

1.6.3.52

Vaste tanks (tankwagens) en afneembare tanks die vóór 1 juli 2019 zijn gebouwd in overeenstemming met de tot en met 31 december 2018 geldende voorschriften, maar niet voldoen aan de met ingang van 1 januari 2019 van kracht zijnde voorschriften van 6.8.2.2.11, mogen verder worden gebruikt.

 

1.6.3.53

Certificaten voor typegoedkeuring van vaste tanks (tankwagens), afneembare tanks en batterijwagens die vóór 1 juli 2019 zijn afgegeven in overeenstemming met de tot en met 31 december 2018 geldende voorschriften van 6.8.2.3.1, maar niet voldoen aan de met ingang van 1 januari 2019 van kracht zijnde voorschriften van 6.8.2.3.1 inzake het tonen van het onderscheidingsteken gebruikt voor motorvoertuigen in het internationale wegverkeer*1 van de staat voor wiens grondgebied de goedkeuring werd verleend, en een registratienummer, mogen verder worden gebruikt.

*1 Onderscheidend teken van het land van registratie gebruikt op motorvoertuigen en aanhangwagens in het internationale wegverkeer, bijv. overeenkomstig het Verdrag van Genève inzake het wegverkeer van 1949 of het Verdrag van Wenen inzake het wegverkeer van 1968.

1.6.3.54

Procedures gebruikt door de bevoegde autoriteit voor de erkenning van deskundigen die werkzaamheden verrichten met betrekking tot vaste tanks (tankwagens) en afneembare tanks bestemd voor het vervoer van andere stoffen dan die waarop TA4 en TT9 van 6.8.4 van toepassing zijn, die voldoen aan de tot en met 31 december 2022 geldende voorschriften van hoofdstuk 6.8, maar die niet voldoen aan de vanaf 1 januari 2023 voor keuringsinstanties geldende voorschriften van 1.8.6, mogen tot en met 31 december 2032 gebruikt blijven worden.

Opmerking: De term "deskundige" is vervangen door de term "keuringsinstantie".

 

1.6.3.55

Certificaten voor typegoedkeuring afgegeven voor vaste tanks (tankwagens) en afneembare tanks bestemd voor het vervoer van andere stoffen dan die waarvoor TA4 en TT9 van 6.8.4 gelden, afgegeven vóór 1 juli 2023 in overeenstemming met hoofdstuk 6.8 die niet voldoen aan 1.8.7 zoals van toepassing vanaf 1 januari 2023, mogen verder worden gebruikt tot het einde van hun geldigheid.

1.6.3.56

Vaste tanks (tankwagens) en afneembare tanks die voor 1 juli 2033 zijn gebouwd in overeenstemming met de voorschriften van Hoofdstuk 6.9 van kracht tot en met 31 december 2022, maar die niet voldoen aan de met ingang van 1 januari 2023 van kracht zijnde voorschriften van Hoofdstuk 6.13, mogen verder worden gebruikt.

1.6.3.57

Vaste tanks (tankwagens) en afneembare tanks die voor 1 januari 2024 zijn gebouwd in overeenstemming met de voorschriften van kracht tot en met 31 december 2022, maar die niet voldoen aan de met ingang van 1 januari 2023 van kracht zijnde voorschriften inzake de uitrusting met veiligheidskleppen in overeenstemming met 6.8.3.2.9, mogen verder worden gebruikt.

 

1.6.3.58

Gereserveerd

1.6.3.59

Vaste tanks (tankwagens) en afneembare tanks die vóór 1 juli 2023 volgens de tot en met 31 december 2022 geldende voorschriften zijn gebouwd, maar die niet voldoen aan de met ingang van 1 januari 2023 geldende voorschriften van de bijzondere bepaling TE 26 van 6.8.4 (b), mogen verder worden gebruikt.

1.6.3.60

Vaste tanks (tankwagens) en afneembare tanks die reeds zijn uitgerust met veiligheidskleppen die voldoen aan de met ingang van 1 januari 2023 geldende voorschriften van 6.8.3.2.9, behoeven tot de volgende tussentijdse of periodieke keuring na 31 december 2023 niet te zijn voorzien van de merktekens overeenkomstig 6.8.3.2.9.6.

 

1.6.3.61

Gereserveerd

1.6.3.62

Gereserveerd

1.6.3.63

Gereserveerd

1.6.3.64

Gereserveerd

1.6.3.65

Gereserveerd

1.6.3.66

Gereserveerd

1.6.3.67

Gereserveerd

1.6.3.68

Gereserveerd

1.6.3.69

Gereserveerd

1.6.3.70

Gereserveerd

1.6.3.71

Gereserveerd

1.6.3.72

Gereserveerd

1.6.3.73

Gereserveerd

1.6.3.74

Gereserveerd

1.6.3.75

Gereserveerd

1.6.3.76

Gereserveerd

1.6.3.77

Gereserveerd

1.6.3.78

Gereserveerd

1.6.3.79

Gereserveerd

1.6.3.80

Gereserveerd

1.6.3.81

Gereserveerd

1.6.3.82

Gereserveerd

1.6.3.83

Gereserveerd

1.6.3.84

Gereserveerd

1.6.3.85

Gereserveerd

1.6.3.86

Gereserveerd

1.6.3.87

Gereserveerd

1.6.3.88

Gereserveerd

1.6.3.89

Gereserveerd

1.6.3.90

Gereserveerd

1.6.3.91

Gereserveerd

1.6.3.92

Gereserveerd

1.6.3.93

Gereserveerd

1.6.3.94

Gereserveerd

1.6.3.95

Gereserveerd

1.6.3.96

Gereserveerd

1.6.3.97

Gereserveerd

1.6.3.98

Gereserveerd

1.6.3.99

Gereserveerd

 

1.6.3.100

Vezelgewapende kunststof tanks

1.6.3.100.1

Vezelgewapende kunststof tanks die gebouwd zijn vóór 1 juli 2002 in overeenstemming met een prototype, toegelaten vóór 1 juli 2001 overeenkomstig de voorschriften van Aanhangsel B.1c, zoals deze geldig waren tot en met 30 juni 2001, mogen verder worden gebruikt tot het einde van hun levensduur, onder voorwaarde dat aan de tot en met 30 juni 2001 geldende voorschriften is voldaan en zal worden blijven voldaan. Echter, vanaf 1 juli 2001 mag geen nieuw prototype worden toegelaten volgens de tot en met 30 juni 2001 geldende voorschriften.

 

1.6.3.100.2

Vezelgewapende tanks die gebouwd zijn vóór 1 juli 2021 in overeenstemming met de voorschriften met een geldigheidstermijn tot 31 december 2020, maar die niet voldoen aan de voorschriften voor de kenmerking van de tank code van 6.9.6.1 die van toepassing zijn van 1 januari tot en met 31 december 2022 of 6.13.6.1 is van toepassing met ingang van 1 januari 2023 mogen worden gekenmerkt overeenkomstig de voorschriften die van kracht zijn tot en met 31 december 2020 tot hun eerstvolgende periodieke keuring na 1 juli 2021.

 

1.6.4

Tankcontainers, transporttanks en MEGC’sldende voorschriften.

1.6.4.1

Tankcontainers die vóór 1 januari 1988 volgens de tot en met 31 december 1987 geldende voorschriften zijn gebouwd, maar die niet voldoen aan de vanaf 1 januari 1988 geldende voorschriften, mogen verder worden gebruikt.

 

1.6.4.2

Tankcontainers die vóór 1 januari 1993 volgens de tot en met 31 december 1992 geldende voorschriften zijn gebouwd, maar die niet voldoen aan de vanaf 1 januari 1993 geldende voorschriften, mogen verder worden gebruikt.

 

1.6.4.3

Tankcontainers, die vóór 1 januari 1999 volgens de tot en met 31 december 1998 geldende voorschriften zijn gebouwd, maar niet voldoen aan de vanaf 1 januari 1999 geldende voorschriften, mogen verder worden gebruikt.

 

1.6.4.4

Gereserveerd

 

1.6.4.5

Indien op grond van wijzigingen van het ADR bepaalde juiste vervoersnamen van gassen zijn veranderd, dan is het niet nodig de benamingen op de plaat of op het reservoir zelf (zie 6.8.3.5.2 of 6.8.3.5.3) te wijzigingen, onder voorwaarde dat de benamingen van de gassen op de tankcontainers en MEGC’s of op de platen [zie 6.8.3.5.6 b of c)] bij de eerstvolgende periodieke keuring daarna worden aangepast.

 

1.6.4.6

Tankcontainers die gebouwd zijn vóór 1 januari 2007 volgens de tot en met 31 december 2006 geldende voorschriften, maar die echter niet voldoen aan de met ingang van 1 januari 2007 geldende voorschriften inzake de kenmerking met de uitwendige ontwerpdruk volgens 6.8.2.5.1, mogen verder worden gebruikt.

 

1.6.4.7

Tankcontainers, die gebouwd zijn vóór 1 januari 1997 volgens de tot en met 31 december 1996 geldende voorschriften, maar die niet voldoen aan de met ingang van 1 januari 1997 geldende voorschriften van de randnummers 212.332 en 212.333, mogen verder worden gebruikt.

 

1.6.4.8

Tankcontainers die vóór 1 juli 2017 zijn gebouwd overeenkomstig de tot en met 31 december 2016 van kracht zijnde voorschriften maar niet voldoen aan de vanaf 1 januari 2017 geldende voorschriften van 6.8.2.1.23 mogen verder worden gebruikt.

 

1.6.4.9

Tankcontainers en MEGC's, ontworpen en gebouwd overeenkomstig technische regels, die erkend waren ten tijde van hun constructie overeenkomstig de bepalingen van 6.8.2.7, die destijds van toepassing waren, mogen verder worden gebruikt.

 

1.6.4.10

Geschrapt

1.6.4.11

Gereserveerd

 

1.6.4.12

Tankcontainers en MEGC’s, die gebouwd zijn vóór 1 januari 2003 volgens de tot en met 30 juni 2001 geldende voorschriften, maar die niet voldoen aan de met ingang van 1 juli 2001 geldende voorschriften, mogen verder worden gebruikt.

Zij moeten echter gemerkt zijn met de desbetreffende tankcode en, indien van toepassing, met de desbetreffende alfanumerieke codes van de bijzondere bepalingen TC en TE, overeenkomstig 6.8.4.

 

1.6.4.13

Tankcontainers, gebouwd vóór 1 juli 2003 volgens de tot en met 31 december 2002 geldende voorschriften, die echter niet voldoen aan de met ingang van 1 januari 2003 geldende voorschriften van 6.8.2.1.7 en aan bijzondere bepaling TE15 van 6.8.4 b), van toepassing van 1 januari 2003 tot en met 31 december 2006, mogen verder worden gebruikt.

 

1.6.4.14

Gereserveerd

1.6.4.15

Geschrapt

1.6.4.16

Geschrapt

1.6.4.17

Geschrapt

 

1.6.4.18

Voor tankcontainers en MEGC´s, gebouwd vóór 1 juli 2007, die niet voldoen aan de voorschriften van 4.3.2, 6.8.2.3, 6.8.2.4 en 6.8.3.4 wat betreft het tankdossier, moet uiterlijk vanaf het eerstvolgende periodieke onderzoek na 30 juni 2007 worden begonnen met het bewaren van documenten voor het tankdossier.

 

1.6.4.19

Geschrapt

 

1.6.4.20

Druk/vacuümtankcontainers (voor afvalstoffen), die gebouwd zijn vóór 1 juli 2005 volgens de tot en met 31 december 2004 geldende voorschriften, maar niet voldoen aan de met ingang van 1 januari 2005 geldende voorschriften van 6.10.3.9, mogen nog worden gebruikt.

 

1.6.4.21

Gereserveerd

1.6.4.22

Gereserveerd

1.6.4.23

Gereserveerd

1.6.4.24

Gereserveerd

1.6.4.25

Gereserveerd

1.6.4.26

Gereserveerd

1.6.4.27

Gereserveerd

1.6.4.28

Gereserveerd

1.6.4.29

Gereserveerd

 

1.6.4.30

Transporttanks en UN-MEGC's, die niet voldoen aan de voorschriften voor het ontwerp, van toepassing vanaf 1 januari 2007, maar die zijn gebouwd overeenkomstig een goedkeuringscertificaat voor het prototype, afgegeven vóór 1 januari 2008, mogen verder worden gebruikt.

 

1.6.4.31

Geschrapt

 

1.6.4.32

Geschrapt

 

1.6.4.33

Niettegenstaande de bepalingen van 4.3.2.2.4 mogen tankcontainers bestemd voor het vervoer van vloeibaar gemaakte gassen of sterk gekoelde, vloeibaar gemaakte gassen die voldoen aan de van toepassing zijnde constructievoorschriften van het ADR, maar die vóór 1 juli 2009 door scheidingswanden of slingerschotten in compartimenten van meer dan 7500 liter inhoud verdeeld waren, verder worden gevuld tot meer dan 20 % en minder dan 80 % van de inhoud daarvan.

 

1.6.4.34

Geschrapt

1.6.4.35

Geschrapt

1.6.4.36

Geschrapt

 

1.6.4.37

Transporttanks en MEGC’s gebouwd vóór 1 januari 2012, die voldoen aan de voorschriften voor de kenmerking van 6.7.2.20.1, 6.7.3.16.1, 6.7.4.15.1 of 6.7.5.13.1, al naar gelang, van toepassing tot en met 31 december 2010, mogen verder worden gebruikt indien zij voldoen aan alle andere desbetreffende voorschriften van het ADR van toepassing vanaf 1 januari 2011, met inbegrip van, indien van toepassing, het voorschrift van 6.7.2.20.1 g) voor de kenmerking op de plaat met het symbool van “S” indien het reservoir of het compartiment door slingerschotten is verdeeld in secties van ten hoogste 7500 liter inhoud.

 

1.6.4.38

Geschrapt

 

1.6.4.39

Tankcontainers en MEGC’s die zijn ontworpen en gebouwd in overeenstemming met normen van toepassing ten tijde van hun constructie (zie 6.8.2.6 en 6.8.3.6) overeenkomstig de bepalingen van het ADR die destijds van toepassing waren, mogen verder worden gebruikt, tenzij dit beperkt is door een specifiek overgangsvoorschrift.

 

1.6.4.40

Tankcontainers die vóór 1 juli 2011 zijn gebouwd in overeenstemming met de voorschriften van 6.8.2.2.3 van kracht tot en met 31 december 2010 die echter niet voldoen aan de voorschriften van 6.8.2.2.3, derde alinea, betreffende de plaats van de vlamdemper of beschermende voorziening tegen vlaminslag mogen verder worden gebruikt.

 

1.6.4.41

Geschrapt

 

1.6.4.42

Tankcontainers die vóór 1 juli 2013 zijn gebouwd in overeenstemming met de tot en met 31 december 2012 geldende voorschriften, maar die niet voldoen aan de met ingang van 1 januari 2013 geldende voorschriften voor kenmerking van 6.8.2.5.2 of 6.8.3.5.6, mogen verder worden gekenmerkt overeenkomstig de tot en met 31 december 2012 geldende voorschriften tot het eerstvolgende periodieke onderzoek na 1 juli 2013.

 

1.6.4.43

Transporttanks en MEGC's die vóór 1 januari 2014 zijn gebouwd hoeven niet te voldoen aan de voorschriften van 6.7.2.13.1 f), 6.7.3.9.1 e), 6.7.4.8.1 e) en 6.7.5.6.1 d) betreffende de kenmerking van drukontlastingsinrichtingen.

 

1.6.4.44

Geschrapt

1.6.4.45

Geschrapt

 

1.6.4.46

Tankcontainers die vóór 1 januari 2012 zijn gebouwd in overeenstemming met de tot en met 31 december 2012 geldende voorschriften, maar die niet voldoen aan de voorschriften van 6.8.2.6 betreffende de normen EN 14432:2006 en EN 14433:2006, van toepassing vanaf 1 januari 2011, mogen nog worden gebruikt.

 

1.6.4.47

Tankcontainers voor sterk gekoelde vloeibaar gemaakte gassen die vóór 1 juli 2017 zijn gebouwd in overeenstemming met de tot en met 31 december 2016 geldende voorschriften, maar die niet voldoen aan de met ingang van 1 januari 2017 geldende voorschriften van 6.8.3.4.10, 6.8.3.4.11 en 6.8.3.5.4 mogen verder worden gebruikt tot de eerstvolgende inspectie na 1 juli 2017.

Om aan de voorschriften van 4.3.3.5 en 5.4.1.2.2 d) te voldoen, mogen de werkelijke verblijftijden tot die tijd worden geschat zonder rekening te houden met de referentie-verblijftijd.

 

1.6.4.48

Tankcontainers die vóór 1 juli 2017 zijn gebouwd in overeenstemming met de tot en met 31 december 2016 geldende voorschriften, maar die niet voldoen aan de met ingang van 1 januari 2017 geldende voorschriften van 6.8.2.1.23 mogen verder worden gebruikt.

 

1.6.4.49

Met veiligheidskleppen uitgeruste tankcontainers die vóór 1 juli 2019 zijn gebouwd in overeenstemming met de tot en met 31 december 2018 geldende voorschriften, maar niet voldoen aan de met ingang van 1 januari 2019 van kracht zijnde voorschriften van 6.8.3.2.9, laatste subparagraaf, inzake het ontwerp of de bescherming daarvan, mogen verder worden gebruikt tot het volgende tussentijdse of periodieke onderzoek na 1 januari 2021.

 

1.6.4.50

Niettegenstaande de eisen van bijzondere bepaling TU 42 van 4.3.5, van toepassing met ingang van 1 januari 2019, mogen tankcontainers met een reservoir van een aluminiumlegering, met inbegrip van reservoirs met beschermende bekleding, die vóór 1 januari 2019 werden gebruikt voor het vervoer van stoffen met een pH-waarde lager dan 5,0 of hoger dan 8,0, tot en met 31 december 2026 verder worden gebruikt voor het vervoer van dergelijke stoffen.

 

1.6.4.51

Tankcontainers die vóór 1 juli 2019 zijn gebouwd in overeenstemming met de tot en met 31 december 2018 geldende voorschriften, maar niet voldoen aan de met ingang van 1 januari 2019 van kracht zijnde voorschriften van 6.8.2.2.10 inzake de barstdruk van de breekplaat, mogen verder worden gebruikt.

 

1.6.4.52

Tankcontainers die vóór 1 juli 2019 zijn gebouwd in overeenstemming met de tot en met 31 december 2018 geldende voorschriften van 6.8.2.2.3, maar niet voldoen aan de met ingang van 1 januari 2019 van kracht zijnde voorschriften van 6.8.2.2.3, laatste alinea, inzake vlamkerende inrichtingen op be- en ontluchtingsinrichtingen, mogen verder worden gebruikt.

 

1.6.4.53

Tankcontainers die vóór 1 juli 2019 zijn gebouwd in overeenstemming met de tot en met 31 december 2018 geldende voorschriften, maar niet voldoen aan de met ingang van 1 januari 2019 van kracht zijnde voorschriften van 6.8.2.1.23 inzake het onderzoek van de lassen in de kleine omhaling (radius) van de tankeindbodems, mogen verder worden gebruikt.

 

1.6.4.54

Tankcontainers die vóór 1 juli 2019 zijn gebouwd in overeenstemming met de tot en met 31 december 2018 geldende voorschriften, maar niet voldoen aan de met ingang van 1 januari 2019 van kracht zijnde voorschriften van 6.8.2.2.11, mogen verder worden gebruikt.

 

1.6.4.55

Voertuigen

1.6.4.56

Tankcontainers die niet voldoen aan de met ingang van 1 januari 2023 van kracht zijnde voorschriften van 6.8.3.4.6 b), mogen verder worden gebruikt indien tussentijds onderzoek plaatsvindt binnen ten minste 6 jaar na ieder periodiek onderzoek dat wordt uitgevoerd na 1 juli 2023.

 

1.6.4.57

Met uitzondering van 6.8.1.5, tweede alinea, tweede streepje, mogen de procedures die door de bevoegde autoriteit worden gebruikt voor de goedkeuring van deskundigen die werkzaamheden verrichten met betrekking tot tankcontainers bestemd voor het vervoer van andere stoffen dan die waarop TA4 en TT9 van 6.8.4 van toepassing zijn en die voldoen aan de tot en met 31 december 2022 geldende voorschriften van hoofdstuk 6.8, maar niet voldoen aan de voorschriften van 1.8.6 die vanaf 1 januari 2023 van toepassing zijn op keuringsinstanties, tot en met 31 december 2032 gebruikt blijven worden.
Opmerking: De term "deskundige" is vervangen door de term "keuringsinstantie".

 

1.6.4.58

Certificaten van typegoedkeur afgegeven voor tankcontainers bestemd voor het vervoer van andere stoffen dan die waarvoor TA4 en TT9 van 6.8.4 gelden, die vóór 1 juli 2023 zijn afgegeven in overeenstemming met hoofdstuk 6.8 en die niet voldoen aan 1.8.7 zoals van toepassing vanaf 1 januari 2023, mogen verder worden gebruikt tot het einde van hun geldigheid.

 

1.6.4.59

Tankcontainers die voor 1 juli 2033 zijn gebouwd in overeenstemming met de voorschriften van Hoofdstuk 6.9 van kracht tot en met 31 december 2022, mogen verder worden gebruikt.

1.6.4.60

Tankcontainers die voor 1 januari 2024 zijn gebouwd in overeenstemming met de voorschriften van kracht tot en met 31 december 2022, maar die niet voldoen aan de met ingang van 1 januari 2023 van kracht zijn voorschriften inzake de uitrusting met veiligheidskleppen in overeenstemming met 6.8.3.2.9, mogen verder worden gebruikt.

1.6.4.61

Tankcontainers die gebouwd zijn vóór 1 juli 2023 volgens de tot en met 31 december 2022 geldende voorschriften, maar die niet voldoen aan de met ingang van 1 januari 2023 geldende voorschriften van 6.8.2.2.4, tweede en derde lid, mogen verder worden gebruikt.

1.6.4.62

Extra grote tankcontainers die vóór 1 juli 2023 zijn gebouwd volgens de tot en met 31 december 2022 geldende voorschriften, maar die niet voldoen aan de met ingang van 1 januari 2023 geldende voorschriften van 6.8.2.1.18, derde alinea, betreffende de minimumdikte van de wand, mogen nog worden gebruikt.

1.6.4.63

Tankcontainers die gebouwd zijn vóór 1 juli 2023 volgens de tot en met 31 december 2022 geldende voorschriften, maar die niet voldoen aan de met ingang van 1 januari 2023 geldende voorschriften van de bijzondere bepaling TE26 van 6.8.4, onder b), mogen verder worden gebruikt.

1.6.4.64

Tankcontainers die reeds zijn uitgerust met veiligheidskleppen die voldoen aan de met ingang van 1 januari 2023 geldende voorschriften van 6.8.3.2.9, behoeven tot de volgende tussentijdse of periodieke inspectie na 31 december 2023 niet te zijn voorzien van de merktekens volgens 6.8.3.2.9.6.

 

1.6.5

Voertuigen

1.6.5.1

Gereserveerd

1.6.5.2

Gereserveerd

1.6.5.3

Geschrapt

1.6.5.4

Gereserveerd

 

1.6.5.5

Voertuigen die vóór 1 januari 2003 geregistreerd of in dienst zijn gesteld, waarvan de elektrische uitrusting niet aan de voorschriften van 9.2.2, 9.3.7 of 9.7.8 voldoet, maar voldoet aan de tot en met 30 juni 2001 van toepassing zijnde voorschriften mogen nog worden gebruikt.

 

1.6.5.6

Geschrapt

 

1.6.5.7

Complete of afgebouwde voertuigen, waarvan het type is goedgekeurd vóór 31 december 2002 volgens VN-Reglement 105 *3, zoals gewijzigd door de wijzigingen van serie 01 of de overeenkomstige bepalingen van Richtlijn 98/91/EG *4 en die niet voldoen aan de voorschriften van hoofdstuk 9.2, maar voldoen aan de tot en met 30 juni 2001 geldende voorschriften die van toepassing zijn op de constructie van basisvoertuigen (randnummers 220.100 tot en met 220.540 van Aanhangsel B.2), mogen nog worden toegelaten en gebruikt indien ze voor het eerst zijn geregistreerd of in bedrijf genomen vóór 1 juli 2003.

*3 VN-Reglement nr. 105 (Uniforme voorschriften betreffende de goedkeuring van voertuigen bestemd voor het vervoer van gevaarlijke goederen voor zover het betreft hun specifieke constructiekenmerken).

*4 Richtlijn 98/91/EG van het Europese Parlement en de Raad van 14 december 1998 betreffende motorvoertuigen en aanhangwagens daarvan, bestemd voor het vervoer van gevaarlijke goederen over de weg en tot wijziging van Richtlijn 70/156/EEG betreffende de typegoedkeuring van motorvoertuigen en aanhangwagens daarvan (Publicatieblad van de Europese Gemeenschappen nr. L 011 van 16-01-1999, p. 0025-0036).

1.6.5.8

EX/II- en EX-III-voertuigen die voor het eerst zijn toegelaten vóór 1 juli 2005 en die voldoen aan de tot en met 31 december 2004 geldende voorschriften van deel 9, maar die echter niet voldoen aan de met ingang van 1 januari 2005 geldende voorschriften, mogen nog worden gebruikt.

 

1.6.5.9

Tankwagens met vaste tanks met een inhoud van meer dan 3 m3, bestemd voor het vervoer van gevaarlijke goederen in vloeibare of gesmolten toestand en beproefd met een druk van minder dan 4 bar, die niet voldoen aan de voorschriften van 9.7.5.2 en die voor het eerst geregistreerd zijn (of die in bedrijf zijn genomen, indien de registratie niet verplicht is) vóór 1 juli 2004, mogen nog worden gebruikt.

 

1.6.5.10

Certificaten van goedkeuring, die overeenkomen met het model getoond in 9.1.3.5, van toepassing tot en met 31 december 2006, en die welke overeenkomen met het model getoond in 9.1.3.5, van toepassing van 1 januari tot en met 31 december 2008, mogen verder worden gebruikt. Certificaten van goedkeuring overeenkomstig het model van 9.1.3.5 zoals van toepassing van 1 januari 2009 tot en met 31 december 2014 mogen verder worden gebruikt.

 

1.6.5.11

MEMU's die vóór 1 juli 2009 zijn geconstrueerd en goedgekeurd in overeenstemming met de bepalingen van nationale wetgeving, maar die echter niet voldoen aan de voorschriften voor de constructie en goedkeuring, van toepassing vanaf 1 januari 2009, mogen worden gebruikt onder voorwaarde van goedkeuring door de bevoegde autoriteiten in de landen van gebruik.

 

1.6.5.12

 EX/III en FL-voertuigen, geregistreerd of in dienst gesteld vóór 1 april 2012, waarvan de elektrische verbindingen niet voldoen aan de voorschriften van 9.2.2.6.3, maar die voldoen aan de voorschriften van toepassing tot en met 31 december 2010, mogen verder worden gebruikt.

 

1.6.5.13

Aanhangwagens die voor de eerste keer zijn geregistreerd (of die in dienst zijn gesteld indien registratie niet verplicht was) vóór 1 juli 1995, uitgerust met een antiblokkeerremsysteem in overeenstemming met VN-Reglement Nr.13, serie 06 van wijzigingen, maar die niet voldoen aan de technische voorschriften voor antiblokkeerremsystemen van categorie A, mogen verder worden gebruikt.

 

1.6.5.14

MEMU's die vóór 1 juli 2013 zijn goedgekeurd in overeenstemming met de tot en met 31 december 2012 geldende voorschriften van het ADR, maar die niet voldoen aan de met ingang van 1 januari 2013 geldende voorschriften van 6.12.3.1.2 of 6.12.3.2.2, mogen nog worden gebruikt.

 

1.6.5.15

Wat de toepassing van de bepalingen van deel 9 betreft, mogen voertuigen die vóór 1 november 2014 voor het eerst geregistreerd of in bedrijf genomen zijn en die zijn goedgekeurd overeenkomstig de bij Verordening (EG) nr. 661/2009*5 ingetrokken richtlijnen, verder worden gebruikt.

*5 Verordening (EG) nr. 661/2009 van het Europees Parlement en de Raad van 13 juli 2009 betreffende typegoedkeuringsvoorschriften voor de algemene veiligheid van motorvoertuigen, aanhangwagens daarvan en daarvoor bestemde systemen, onderdelen en technische eenheden (Publicatieblad L 200 van 31.7.2009, blz. 1).

 

1.6.5.16

Vóór 1 april 2018 geregistreerde EX/II-, EX/III-, FL- en OX-voertuigen, uitgerust met brandstofreservoirs die niet volgens VN-Reglement Nr. 34 zijn goedgekeurd, mogen verder worden gebruikt.

 

1.6.5.17

 Vóór 1 april 2018 geregistreerde of in bedrijf genomen voertuigen die niet voldoen aan de vereisten van subsectie 9.2.2.8.5 of de normen ISO 6722-1:2011 + Cor 01:2012 of ISO 6722-2:2013 voor kabels van subsectie 9.2.2.2.1, maar wel voldoen aan de voorschriften die tot en met 31 december 2016 van toepassing zijn, mogen verder worden gebruikt.

 

1.6.5.18

Vóór 1 april 2018 geregistreerde of in bedrijf genomen voertuigen die specifiek als OX-voertuig zijn goedgekeurd mogen verder worden gebruikt voor het vervoer van stoffen van UN-nr. 2015 (1,2).

 

1.6.5.19

Wat betreft de jaarlijkse technische inspectie van de vóór 1 april 2018 geregistreerde of in bedrijf genomen voertuigen die specifiek als OX-voertuig zijn goedgekeurd, mogen de tot en met 31 december 2016 geldende voorschriften van deel 9 verder worden toegepast.

 

1.6.5.20

Certificaten van Goedkeuring voor OX-voertuigen die overeenkomen met het model getoond in 9.1.3.5, van toepassing tot en met 31 december 2016, mogen verder worden gebruikt.

 

1.6.5.21

Geschrapt

 

1.6.5.22

Voertuigen die vóór 1 januari 2021 voor de eerste keer zijn geregistreerd (of die in dienst zijn genomen indien registratie niet verplicht was) in overeenstemming met de tot en met 31 december 2018 van toepassing zijnde voorschriften van 9.7.3, maar niet voldoen aan de met ingang van 1 januari 2019 geldende voorschriften van 9.7.3, mogen verder worden gebruikt.

 

1.6.5.23

EX/III-voertuigen die vóór 1 januari 2029 zijn geregistreerde of in bedrijf zijn genomen in overeenstemming met de tot en met 31 december 2022 geldende vereisten van 9.7.9.2, maar die niet voldoen aan de met ingang van 1 januari 2023 geldende vereisten van 9.7.9.2, mogen verder worden gebruikt.

 

1.6.5.24

Vóór 1 januari 2029 geregistreerde of in bedrijf genomen FL-voertuigen, die niet voldoen aan de met ingang van 1 januari 2023 geldende vereisten van 9.7.9.1, mogen verder worden gebruikt.

 

1.6.5.25

Vóór 1 januari 2029 geregistreerde of in bedrijf genomen FL-voertuigen, die niet voldoen aan de met ingang van 1 januari 2023 geldende vereisten van 9.7.9.2, mogen verder worden gebruikt.

 

1.6.6

Klasse 7

1.6.6.1

Colli waarvoor geen typegoedkeuring door de bevoegde autoriteit is vereist conform de uitgaven 1985 en 1985 (zoals gewijzigd in 1990), 1996, 1996 (herzien), 1996 (zoals gewijzigd in 2003), 2005, 2009 en 2012 van de “IAEA Regulations for the Safe Transport of Radioactive Material”.

Colli waarvoor geen typegoedkeuring door een bevoegde autoriteit vereist is (vrijgestelde colli, colli van type IP-1, type IP-2 en type IP-3 en colli van type A) moeten volledig aan de vereisten van het ADR voldoen, behalve dat:

  1. Colli die voldoen aan de vereisten van de uitgaven 1985 of 1985 (zoals gewijzigd in 1990) van de "Regulations for the Safe Transport of Radioactive Material" van de IAEA:
    1. vervoerd mogen blijven worden, mits zij vóór 31 december 2003 voor vervoer gereed zijn gemaakt, en met inachtneming van de vereisten van 1.6.6.3, voor zover van toepassing;
    2. in gebruik mogen blijven, onder voorwaarde dat:
      • zij niet zijn ontworpen om uraniumhexafluoride te bevatten;
      • de toepasselijke voorschriften van 1.7.3 worden toegepast;
      • de grenswaarden voor activiteit en de classificatie van 2.2.7 worden toegepast;
      • de vervoersvoorschriften en -controles van de delen 1, 3, 4, 5 en 7 worden toegepast;
      • de verpakking niet na 31 december 2003 vervaardigd of gewijzigd is.
  2. Colli die voldoen aan de vereisten van de uitgaven 1996, 1996 (herzien), 1996 (gewijzigd in 2003), 2005, 2009 of 2012 van de "Regulations for the Safe Transport of Radioactive Material" van de IAEA
    1. vervoerd mogen blijven worden mits zij voor vervoer gereed zijn gemaakt vóór 31 december 2025 en met inachtneming van de vereisten van 1.6.6.3, voor zover van toepassing; of
    2. In gebruik mogen blijven, mits wordt voldaan aan alle onderstaande voorwaarden:
      • de toepasselijke voorschriften uit 1.7.3 worden toegepast;
      • de grenswaarden van activiteit en classificatie van 2.2.7 worden toegepast;
      • de vervoersvoorschriften en –controles van de delen 1, 3, 4, 5 en 7 worden toegepast;
      • de verpakking niet na 31 december 2025 is geproduceerd of gewijzigd.

 

1.6.6.2

Verpakkingsontwerpen toegestaan conform de uitgaven 1985 en 1985 (zoals gewijzigd in 1990), 1996, 1996 (herzien), 1996 (zoals gewijzigd in 2003), 2005, 2009 of 2012 van de “IAEA Regulations for the Safe Transport of Radioactive Material”.

1.6.6.2.1

Verpakkingen waarvoor typegoedkeuring door de bevoegde autoriteit vereist is, moeten volledig aan de vereisten van het ADR voldoen, behalve dat:

  1. Verpakkingen die zijn vervaardigd volgens een model dat is goedgekeurd door de bevoegde autoriteit krachtens de bepalingen van de uitgaven 1985 of 1985 (zoals gewijzigd in 1990) van de "IAEA Regulations for the Safe Transport of Radioactive Material" mogen in gebruik blijven mits:
    1. Voor het model multilaterale goedkeuring is verkregen;
    2. de toepasselijke voorschriften van 1.7.3 worden toegepast;
    3. de grenswaarden voor activiteit en classificatie van 2.2.7 worden toegepast
    4. de vervoersvoorschriften en -controles van de delen 1, 3, 4, 5 en 7 worden toegepast
    5. (Gereserveerd)
  2. Verpakkingen die zijn vervaardigd volgens een model dat is goedgekeurd door de bevoegde autoriteit krachtens de bepalingen van de uitgaven 1996, 1996 (herzien), 1996 (zoals gewijzigd in 2003), 2005, 2009 of 2012 van de "IAEA Regulations for the Safe Transport of Radioactive Material" mogen in gebruik blijven mits:
    1. voor het model multilaterale goedkeuring is verkregen na 31 december 2025;
    2. de toepasselijke voorschriften van 1.7.3 worden toegepast;
    3. de grenswaarden voor activiteit en classificatie van 2.2.7 worden toegepast.
    4. de vervoersvoorschriften en –controles van de delen 1, 3, 4, 5 en 7 worden toegepast.

 

1.6.6.2.2

De fabricage van nieuwe verpakkingen volgens een ontwerp dat voldoet aan de bepalingen van de uitgaven 1985 of 1985 (zoals gewijzigd in 1990) van de "IAEA Regulations fort he Safe Transport of Radioactive Material" is niet toegestaan.

 

1.6.6.2.3

De fabricage van nieuwe verpakkingen volgens een ontwerp van colli dat voldoet aan de bepalingen van de uitgaven 1996, 1996 (herzien), 1996 (gewijzigd in 2003), 2005, 2009 of 2012 van de "IAEA Regulations fort he Safe Transport of Radioactive Material" is niet toegestaan na 31 december 2028.

 

1.6.6.3

Colli die zijn vrijgesteld van de vereisten voor splijtbare stoffen krachtens de uitgaven 2011 en 2013 van het ADR (uitgave 2009 van de "IAEA Regulations for the Safe Transport of Radioactive Material”)

Colli met splijtbare stoffen die overeenkomstig 2.2.7.2.3.5 (a) (i) of (iii) van de uitgaven 2011 en 2013 van het ADR (paragrafen 417 (a) (i) of (iii) van de uitgave 2009 van de "IAEA Regulations for the Safe Transport of Radioactive Material") zijn vrijgesteld van indeling als "SPLIJTBAAR" en die vóór 31 december 2014 voor vervoer gereed zijn gemaakt, mogen verder worden vervoerd en mogen verder als "niet splijtbaar" of "splijtbaar, vrijgesteld" worden ingedeeld, behalve dat de massagrenswaarden per zending van tabel 2.2.7.2.3.5 van deze uitgaven op het voertuig van toepassing zijn. De zending moet onder exclusief gebruik worden vervoerd.

 

1.6.6.4

Radioactieve stoffen in speciale toestand, goedgekeurd conform de uitgaven 1985 en 1985 (zoals gewijzigd in 1990), 1996, 1996 (herzien), 1996 (gewijzigd in 2003), 2005, 2009 of 2012 van de “IAEA Regulations fort he Safe Transport of Radioactive Material”

Radioactieve stoffen in speciale toestand, vervaardigd volgens een model waarvoor unilaterale goedkeuring door de bevoegde autoriteit is verkregen krachtens de uitgaven 1985 of 1985 (zoals gewijzigd in 1990), 1996, 1996 (herzien), 1996 (gewijzigd in 2003), 2005, 2009, 2012 van de “IAEA Regulations for the Safe Tansport of Radioactive Material”, mogen gebruikt blijven worden indien zij voldoen aan het verplichte beheersysteem in overeenstemming met de van toepassing zijnde bepalingen van 1.7.3.

Er mag geen vervaardiging plaatsvinden van nieuwe radioactieve stoffen in speciale toestand, volgens een model waarvoor unilaterale goedkeuring door de bevoegde autoriteit is verkregen krachtens de uitgaven 1985 of 1985 (zoals gewijzigd in 1990) van de “IAEA Regulations fort he Safe Transport of Radioactive Material”.

De vervaardiging van nieuweradioactieve stoffen in speciale toestand, volgens een model waarvoor unilaterale goedkeuring door de bevoegde autoriteit is verkregen krachtens de uitgaven 1996, 1996 (herzien), 1996 (gewijzigd in 2003), 2005, 2009 en 2012 van de “IAEA Regulations for the transport of Radiactove Material” is na 31 december 2025 niet toegestaan.