Hoofdstuk 2 | ||
1.2 | Definities, meeteenheden en afkortingen | |
1.2.1 | Definities | |
1.2.2 | Meeteenheden |
Hoofdstuk 5 | ||
1.5 | Afwijkingen | |
1.5.1 | Tijdelijke afwijkingen | |
1.5.2 | Gereserveerd |
2.2.61
Klasse 6.1 Giftige stoffen
2.2.61.1
Criteria
De titel van klasse 6.1 omvat stoffen, waarvan uit ervaring bekend is of waarvan na experimenten op proefdieren kan worden aangenomen, dat zij in relatief geringe hoeveelheid door een eenmalige of kortstondige inwerking bij inademing, opname door de huid of inslikken de gezondheid van de mens kunnen schaden of de dood kunnen veroorzaken.
Opmerking: Genetisch gemodificeerde micro-organismen en organismen moeten in deze klasse worden ingedeeld indien zij voldoen aan de voorwaarden voor deze klasse.
De stoffen van klasse 6.1 zijn als volgt onderverdeeld:
- T Giftige stoffen zonder bijkomend gevaar:
- T1 organische vloeistoffen
- T2 organische vaste stoffen
- T3 metaalorganische stoffen
- T4 anorganische vloeistoffen
- T5 anorganische vaste stoffen
- T6 pesticiden, vloeistoffen
- T7 pesticiden, vaste stoffen
- T8 monsters
- T9 andere giftige stoffen
- T10 voorwerpen
- TF Giftige stoffen, brandbaar:
- TF1 vloeistoffen
- TF2 vloeistoffen, gebruikt als pesticiden
- TF3 vaste stoffen
- TS Giftige stoffen voor zelfverhitting vatbaar, vast
- TW Giftige stoffen die in contact met water brandbare gassen ontwikkelen:
- TW1 vloeistoffen
- TW2 vaste stoffen
- TO Giftige stoffen, oxiderend:
- TO1 vloeistoffen
- TO2 vaste stoffen
- TC Giftige stoffen, bijtend:
- TC1 organische vloeistoffen
- TC2 organische vaste stoffen
- TC3 anorganische vloeistoffen
- TC4 anorganische vaste stoffen
- TFC Giftige stoffen, brandbaar, bijtend
- TFW Giftige stoffen, brandbaar, die in contact met water gassen ontwikkelen
Definities
In de zin van het ADR wordt verstaan onder:
LD50 -waarde (gemiddelde dodelijke dosis) voor de acute giftigheid bij inslikken:
de statistisch afgeleide enkelvoudige dosis van een stof, waarbij verwacht kan worden dat binnen veertien dagen na het inslikken bij 50% jonge, volgroeide albinoratten de dood zal intreden. De LD50-waarde wordt in massa van de geteste stof ten opzichte van massa proefdier (mg/kg) uitgedrukt.
LD50-waarde voor de acute giftigheid bij opname door de huid:
De toegediende dosis stof, die bij voortdurende aanraking gedurende 24 uur met de kale huid van albinokonijnen, met de grootste waarschijnlijkheid binnen 14 dagen de dood veroorzaakt van de helft van de dieren van de groep.
Het aantal dieren, dat aan deze proef wordt onderworpen, moet voldoende zijn voor een statistisch significant resultaat en moet overeenkomen met wat gebruikelijk is in de farmacologie. Het resultaat wordt uitgedrukt in mg per kg lichaamsmassa.
LC50-waarde voor de acute giftigheid bij inademen:
De toegediende concentratie damp, nevel of stof, die bij voortdurende inademing gedurende één uur met de grootste waarschijnlijkheid binnen 14 dagen de dood veroorzaakt van de helft van een groep jonge, volwassen mannelijke en vrouwelijke albino-ratten.
Een vaste stof moet aan een beproeving worden onderworpen indien het gevaar bestaat dat ten minste 10% van de totale massa daarvan bestaat uit stofdeeltjes die kunnen worden ingeademd, bijvoorbeeld indien de aerodynamische diameter van deze deeltjesfractie ten hoogste 10 µm bedraagt. Een vloeistof moet aan de beproeving worden onderworpen indien het gevaar bestaat dat tijdens een lekkage uit de voor het vervoer gebruikte dichte omhulling een nevel ontstaat.
Zowel bij vaste stoffen als vloeistoffen moet meer dan 90 massa-% van het voor de beproeving voorbereide monster bestaan uit deeltjes, die zoals hierboven beschreven kunnen worden ingeademd. Het resultaat wordt uitgedrukt in mg per liter lucht in het geval van stof en nevels, en in ml per m3 lucht (ppm) in het geval van dampen.
Classificatie en indeling in verpakkingsgroepen
Op grond van de mate van gevaar tijdens vervoer moeten de stoffen en voorwerpen van klasse 6.1 worden ingedeeld in één van de volgende groepen:
- verpakkingsgroep I: zeer giftige stoffen,
- verpakkingsgroep II: giftige stoffen,
- verpakkingsgroep III: zwak giftige stoffen.
De in klasse 6.1 ingedeelde stoffen, mengsels, oplossingen en voorwerpen zijn opgenomen in tabel A van hoofdstuk 3.2. Niet met name in tabel A van hoofdstuk 3.2 genoemde stoffen, mengsels en oplossingen moeten in een juiste positie van subsectie 2.2.61.3 en een juiste verpakkingsgroep overeenkomstig de bepalingen van hoofdstuk 2.1 worden ingedeeld volgens de volgende criteria van 2.2.61.1.6 t/m 2.2.61.1.11.
Teneinde de mate van giftigheid te beoordelen moet rekening worden gehouden met de bij vergiftigingsongevallen bij mensen opgedane ervaringen alsmede met de bijzondere eigenschappen van de diverse stoffen: vloeibare toestand, grote vluchtigheid, bijzondere eigenschappen bij opname door de huid, speciale biologische werkingen.
Bij het ontbreken van waarnemingen bij de mens wordt de mate van giftigheid vastgesteld met behulp van uit dierproeven afkomstige gegevens, overeenkomstig de volgende tabel:
VP Groep | Giftigheid bij inslikken LD50 (mg/kg) | Giftigheid bij opname door de huid LD50 (mg/kg) | Giftigheid bij inademen stof en nevels LC50 (mg/l) | |
Zeer giftig | I | ≤ 5 | ≤ 50 | ≤ 0,2 |
Giftig | II | > 5 en ≤ 50 | > 50 en ≤ 200 | > 0,2 en ≤ 2 |
zwak giftig | IIIA | > 50 en ≤ 300 | 200 en ≤ 1000 | > 2 en ≤ 4 |
A Stoffen voor de fabricage van traangas moeten worden ingedeeld in verpakkingsgroep II, zelfs indien de gegevens betreffende de giftigheid overeenkomen met de criteria van verpakkingsgroep III. |
Stoffen die voldoen aan de criteria van klasse 8 en waarvan de giftigheid bij inademen van stof en nevels (LC50) overeenkomt met verpakkingsgroep I, mogen slechts in klasse 6.1 worden ingedeeld indien gelijktijdig de giftigheid bij inslikken of bij opname door de huid ten minste overeenkomt met verpakkingsgroep I of II.
Anders moet de stof zo nodig in klasse 8 worden ingedeeld (zie 2.2.8.1.4.5).
De criteria voor de giftigheid bij inademen van stof en nevels zijn gebaseerd op de LC50-waarden bij een blootstellingsduur van één uur, en wanneer dergelijke waarden beschikbaar zijn, moeten zij worden gebruikt.
Wanneer echter alleen LC50-waarden bij een blootstellingsduur van vier uur beschikbaar zijn, kunnen de desbetreffende waarden met 4 vermenigvuldigd worden, en kan het product de waarden in de bovenvermelde criteria vervangen; d.w.z. de LC50-waarde (4 uur) x 4 wordt beschouwd als equivalent aan de LC50-waarde (1 uur).
Giftigheid bij inademen van dampen
Vloeistoffen die giftige dampen afgeven, moeten in de volgende groepen worden ingedeeld, waarbij de letter "V" de verzadigde dampconcentratie (in ml/m3 lucht) (vluchtigheid) bij 20 oC en bij normale atmosferische druk aangeeft:
VP GROEP | ||
Zeer giftig | I | indien V => 10 LC50 en LC50 ≤ 1000 ml/m3 |
Giftig | II | indien V => LC50 en LC50 ≤ 3000 ml/m3 en aan de criteria voor verpakkingsgroep I niet wordt voldaan |
Zwak giftig | IIIA | indien V => 1/5 LC50 en LC50 ≤ 5000 ml/m3 en aan de criteria voor verpakkingsgroep I of II niet wordt voldaan |
A Stoffen voor de fabricage van traangas moeten worden ingedeeld in verpakkingsgroep II, zelfs indien de gegevens betreffende de giftigheid overeenkomen met de criteria van verpakkingsgroep III. |
Deze criteria voor de giftigheid bij inademen van dampen zijn gebaseerd op de LC50-waarden bij een blootstellingsduur van één uur, en wanneer dergelijke waarden beschikbaar zijn, moeten zij worden gebruikt.
Wanneer echter alleen LC50-waarden bij een blootstellingsduur aan dampen van vier uur beschikbaar zijn, kunnen de desbetreffende waarden met 2 vermenigvuldigd worden, en kan het product de waarden in de bovenvermelde criteria vervangen; d.w.z. de LC50-waarde (4 uur) x 2 wordt beschouwd als equivalent aan de LC50-waarde (1 uur).
In deze afbeelding worden de criteria weergegeven in grafische vorm, als hulpmiddel voor de stofindeling. In verband met de onnauwkeurigheden inherent aan het gebruik van grafieken, moet echter de giftigheid van stoffen op/nabij de scheidingslijnen met behulp van de numerieke criteria worden gecontroleerd.
SCHEIDINGSLIJNEN VAN DE VERPAKKINGSGROEPEN GIFTIGHEID BIJ INADEMEN VAN DAMPEN
Legenda: Not dangerous for transport: Niet gevaarlijk voor vervoer Packing group: Verpakkingsgroep Volatility ml/m3 Vluchtigheid ml/m3 |
Indien de LC50-waarde voor elke giftige stof afzonderlijk die deel uitmaakt van het mengsel bekend is, kan de
verpakkingsgroep als volgt worden vastgesteld:
- Berekening van de LC50-waarde van het mengsel:
waarin
fi = molaire fractie van de i-de component van het mengsel,
LC50i = gemiddelde letale concentratie van de i-de component in ml/m3. - Berekening van de vluchtigheid van elke component van het mengsel afzonderlijk:
waarin
Pi = partiele druk van de i-de component in kPa bij 20 oC en bij normale atmosferische druk. - Berekening van de verhouding van de vluchtigheid tot de LC50-waarde
- De berekende waarden voor LC50 (mengsel) en R dienen ertoe om de groep van het mengsel vast te
stellen:- Verpakkingsgroep I R =>10 en LC50 (mengsel) ≤ 1000 ml/m3;
- Verpakkingsgroep II R => 1 en LC50 (mengsel) ≤ 3000 ml/m3 en indien het mengsel niet voldoet aan de
criteria van verpakkingsgroep I; - Verpakkingsgroep III R => 1/5 en LC50 (mengsel) ≤ 5000 ml/m3 en indien het mengsel niet voldoet aan de
criteria van verpakkingsgroep I of II.
Indien de LC50-waarden van de giftige componenten niet bekend zijn, kan het mengsel in een groep worden
ingedeeld met behulp van de hierna beschreven vereenvoudigde beproevingen voor de drempelwaarden van
de giftigheid.
In dit geval moet de meest restrictieve groep worden bepaald en voor het vervoer van het mengsel
worden gebruikt.
Een mengsel wordt alleen dan in groep I ingedeeld, indien het voldoet aan de volgende twee criteria:
- Een monster van het vloeibare mengsel wordt verdampt en met lucht verdund zodat een
beproevingsatmosfeer ontstaat van 1000 ml/m3 verdampt mengsel in lucht.
Tien albino-ratten (vijf mannelijke en vijf vrouwelijke) worden gedurende een uur blootgesteld aan deze atmosfeer en vervolgens gedurende veertien dagen geobserveerd.
Indien ten minste vijf dieren gedurende deze observatieperiode sterven, wordt aangenomen dat de LC50-waarde van het mengsel gelijk aan of lager dan 1000 ml/m3 is. - Een monster van de damp in evenwicht met het vloeibare mengsel wordt met het 9-voudige volume lucht
verdund om een beproevingsatmosfeer te vormen.
Tien albino-ratten (vijf mannelijke en vijf vrouwelijke) worden gedurende een uur blootgesteld aan deze atmosfeer en vervolgens gedurende veertien dagen geobserveerd.
Indien ten minste vijf dieren gedurende deze observatieperiode sterven, wordt aangenomen
dat het mengsel een vluchtigheid bezit die gelijk aan of groter is dan 10 maal de LC50-waarde van het
mengsel.
Een mengsel wordt alleen dan in verpakkingsgroep II ingedeeld, indien het voldoet aan de volgende twee
criteria, en indien het niet voldoet aan de criteria van verpakkingsgroep I:
- Een monster van het vloeibare mengsel wordt verdampt en met lucht verdund zodat een
beproevingsatmosfeer ontstaat van 3000 ml/m3 verdampt mengsel in lucht.
Tien albino-ratten (vijf mannelijke en vijf vrouwelijke) worden gedurende een uur blootgesteld aan de beproevingsatmosfeer en vervolgens gedurende veertien dagen geobserveerd.
Indien ten minste vijf dieren gedurende deze observatieperiode sterven, wordt aangenomen dat de LC50-waarde van het mengsel gelijk aan of lager dan 3000 ml/m3 is. - Een monster van de damp in evenwicht met het vloeibare mengsel wordt gebruikt om een beproevingsatmosfeer te vormen.
Tien albino-ratten (vijf mannelijke en vijf vrouwelijke) worden gedurende een uur blootgesteld aan deze beproevingsatmosfeer en vervolgens gedurende veertien dagen geobserveerd.
Indien ten minste vijf dieren gedurende deze observatieperiode sterven, wordt aangenomen dat het mengsel een vluchtigheid bezit die gelijk aan of groter is dan LC50-waarde van het mengsel.
Een mengsel wordt alleen dan in groep III ingedeeld, indien het voldoet aan de volgende twee criteria, en indien het niet voldoet aan de criteria van verpakkingsgroep I of II:
- Een monster van het vloeibare mengsel wordt verdampt en met lucht verdund zodat een beproevingsatmosfeer ontstaat van 5000 ml/m3 verdampt mengsel in lucht.
Tien albino-ratten (vijf mannelijke en vijf vrouwelijke) worden gedurende een uur blootgesteld aan de beproevingsatmosfeer en vervolgens gedurende veertien dagen geobserveerd.
Indien ten minste vijf dieren gedurende deze observatieperiode sterven, wordt aangenomen dat de LC50-waarde van het mengsel gelijk aan of lager dan 5000 ml/m3 is - De dampconcentratie (vluchtigheid) van het vloeibare mengsel wordt gemeten; indien deze gelijk aan of groter dan 1000 ml/m3 is, wordt aangenomen dat het mengsel een vluchtigheid bezit gelijk aan of groter dan 1/5 van de LC50-waarde van het mengsel.
Berekeningsmethoden voor de giftigheid van mengsels bij inslikken en bij opname door de huid.
Voor de indeling van de mengsels van klasse 6.1 en de indeling in de juiste verpakkingsgroep overeenkomstig de criteria voor de giftigheid bij inslikken en bij opname door de huid (zie 2.2.61.1.3) is het noodzakelijk de acute LD50-waarde van het mengsel te berekenen.
Indien een mengsel slechts één werkzame stof bevat, en de LD50-waarde daarvan is bekend, kan bij gebrek aan betrouwbare gegevens voor de acute giftigheid van het te vervoeren mengsel bij inslikken en bij opname door de huid de LD50-waarde bij inslikken en bij opname door de huid met behulp van de volgende methode worden bepaald:
Indien een mengsel meer dan één werkzame stof bevat, kunnen 3 mogelijke methoden voor de berekening van de LD50-waarde bij inslikken en bij opname door de huid worden gebruikt.
De aanbevolen methode bestaat uit het verkrijgen van betrouwbare gegevens voor de acute giftigheid bij inslikken en bij opname door de huid voor het werkelijk te vervoeren mengsel.
Indien geen betrouwbare exacte gegevens beschikbaar zijn, kan worden teruggegrepen op één van de volgende methoden:
- Indeling van het preparaat afhankelijk van de gevaarlijkste werkzame stof van het mengsel onder de aanname, dat deze aanwezig is in dezelfde concentratie als de totale concentratie van alle werkzame componenten; of
- Toepassing van de formule:
waarin:
C = de concentratie in procenten van de component A, B, ..., Z van het mengsel;
T = de LD50-waarde bij inslikken van de component A, B, ..., Z;
TM = de LD50-waarde bij inslikken van het mengsel.
Opmerking: Deze formule kan ook worden gebruikt voor de giftigheid bij opname door de huid, onder voorwaarde dat de informatie op dezelfde wijze voor alle bestanddelen beschikbaar is. Het gebruik van deze formule houdt geen rekening met eventuele verschijnselen van versterking of verzwakking van de werking van de stof.
Classificatie van pesticiden (bestrijdingsmiddelen)
De werkzame stoffen van pesticiden en hun formuleringen waarvan de LC50- en/of LD50-waarden bekend zijn en die zijn ingedeeld in klasse 6.1 moeten in de juiste verpakkingsgroep overeenkomstig de criteria van 2.2.61.1.6 t/m 2.2.61.1.9 hierboven worden ingedeeld.
Stoffen en formuleringen, die gekenmerkt zijn door bijkomende gevaren, moeten worden ingedeeld overeenkomstig de tabel van overheersende gevaren in 2.1.3.9, de juiste verpakkingsgroep inbegrepen.
Indien de LD50-waarde bij inslikken of bij opname door de huid van een formulering van een pesticide niet bekend is, maar de LD50-waarde van de werkzame stof(fen) is (zijn) bekend, kan de LD50-waarde van de formulering worden verkregen door toepassing van de procedures in 2.2.61.1.10.
Opmerking: De LD50-waarden voor de giftigheid van een aantal gebruikelijke pesticiden kunnen worden gevonden in de meest recente uitgave van de publicatie “The WHO Recommended Classification of Pesticides by Hazard and Guidelines to Classification” die kan worden betrokken bij: World Health Organisation (WHO), International Programme on Chemical Safety, CH-1211 Genève 27.
Hoewel dit document kan dienen als bron voor gegevens van de LD50-waarden van pesticiden, mag het classificatiesysteem daarvan niet worden gebruikt voor de indeling van pesticiden voor het vervoer of voor de indeling in verpakkingsgroepen. Deze indelingen moeten overeenkomstig de voorschriften van het ADR worden uitgevoerd.
De juiste vervoersnaam, gebruikt voor het vervoer van pesticiden, moet worden gekozen op grond van de werkzame stof, de aggregatietoestand van het pesticide en mogelijke bijkomende gevaren die het vertoont (zie 3.1.2).
Indien stoffen van klasse 6.1 als gevolg van toevoegingen overgaan naar andere gevaarscategorieën dan die waartoe de met name genoemde stoffen in tabel A van hoofdstuk 3.2 behoren, moeten deze mengsels of oplossingen worden ingedeeld in de posities waartoe zij op grond van hun werkelijke gevaarseigenschappen behoren.
Opmerking: Zie voor de classificatie van oplossingen en mengsels (zoals preparaten, formuleringen en afvalstoffen) ook 2.1.3.
Op grond van de criteria van 2.2.61.1.6 t/m 2.2.61.1.11 kan ook worden vastgesteld of de aard van een met name genoemde oplossing of mengsel, respectievelijk een oplossing of een mengsel, die/dat een met name genoemde stof bevat zodanig is, dat deze oplossing of dit mengsel niet is onderworpen aan de voorwaarden van deze klasse.
Stoffen, oplossingen en mengsels, - met uitzondering van stoffen en preparaten die worden gebruikt als pesticiden -, die niet zijn ingedeeld in de categorie 1, 2 of 3 voor acute giftigheid overeenkomstig Verordening (EG) nr. 1272/2008 *1 kunnen worden beschouwd als stoffen die niet tot de klasse 6.1 behoren.
*1 Lijst van reeds ingedeelde zelfontledende stoffen in verpakkingen.
2.2.61.2
Niet ten vervoer toegelaten stoffen
De chemisch instabiele stoffen van de klasse 6.1 zijn niet ten vervoer toegelaten, tenzij de noodzakelijke voorzorgsmaatregelen zijn getroffen om de mogelijkheid van een gevaarlijke ontleding of polymerisatie onder normale vervoersomstandigheden te verhinderen.
Voor de benodigde voorzorgsmaatregelen om polymerisatie te voorkomen, zie bijzondere bepaling 386 van hoofdstuk 3.3. Daartoe moet er in het bijzonder zorg voor worden gedragen, dat de houders en tanks geen stoffen bevatten, die deze reacties bevorderen.
De volgende stoffen en mengsels zijn niet ten vervoer toegelaten:
- cyaanwaterstof, watervrij of in oplossing, dat niet voldoet aan de omschrijvingen van de UN-nummers
- 1051,
- 1613,
- 1614,
- 3294
- metaalcarbonylen met een vlampunt lager dan 23 oC, met uitzondering van UN 1259 NIKKELCARBONYL en UN 1994 IJZERPENTACARBONYL,
- 2,3,7,8-TETRACHLOORDIBENZO-p-DIOXINE (TCDD) in concentraties, die volgens de criteria van 2.2.61.1.7 als zeer giftig beschouwd worden,
- UN 2249 DICHLOORMETHYLETHER, SYMMETRISCH,
- preparaten van fosfiden zonder toevoegingen die de ontwikkeling van brandbare giftige gassen vertragen.
|
Noten:
- Stoffen en preparaten die alkaloïden of nicotine bevatten, gebruikt als pesticiden moeten worden ingedeeld onder UN 2588 PESTICIDEN, VAST, GIFTIG, N.E.G., UN 2902 PESTICIDEN, VLOEIBAAR, GIFTIG, N.E.G. of UN 2903 PESTICIDEN, VLOEIBAAR, GIFTIG, BRANDBAAR, N.E.G.
- Werkzame stoffen en trituraties of mengsels van stoffen met andere stoffen, bestemd voor laboratoria en
beproevingen en voor de fabricage van farmaceutische producten, moeten overeenkomstig hun giftigheid worden ingedeeld (zie 2.2.61.1.7 t/m 2.2.61.1.11). - Voor zelfverhitting vatbare stoffen, zwak giftig en voor zelfontbranding vatbare, metaalorganische verbindingen, zijn stoffen van klasse 4.2.
- Met water reactieve stoffen, zwak giftig, en met water reactieve metaalorganische verbindingen, zijn stoffen van klasse 4.3.
- Kwikfulminaat, bevochtigd met minder dan 20 massa-% water of een mengsel van alcohol en water, is een stof van klasse 1, UN-nummer 0135.
- Ferricyaniden, ferrocyaniden, alkali-thiocyanaten en ammonium-thiocyanaten zijn niet onderworpen aan de voorschriften van het ADR.
- Loodzouten en loodpigmenten, die slechts tot ten hoogste 5% oplosbaar zijn indien ze gedurende één uur bij een temperatuur van 23 °C ± 2 °C in een mengverhouding van 1:1000 met 0,07M-zoutzuur geroerd worden, zijn niet onderworpen aan de voorschriften van het ADR.
- Voorwerpen, geïmpregneerd met dit pesticide, zoals kartonnen borden, papieren stroken, wattenbollen en kunststofplaten, in hermetisch afgesloten omhullingen, zijn niet onderworpen aan de voorschriften van het ADR.
- Mengsels van vaste stoffen, die niet zijn onderworpen aan de voorschriften van het ADR, met giftige vloeistoffen, mogen worden vervoerd onder UN-nummer 3243, zonder dat eerst de indelingscriteria van klasse 6.1 worden toegepast, onder voorwaarde dat geen overtollige vloeistof zichtbaar is op het moment van het laden van de stof of van het sluiten van de verpakking, container of transporteenheid. De verpakkingen moeten overeenkomen met een constructietype dat met goed gevolg de dichtheidsproef voor verpakkingsgroep II heeft doorstaan. Deze positie mag niet worden gebruikt voor vaste stoffen, die een vloeistof van verpakkingsgroep I bevatten.
- Zeer giftige en giftige, brandbare vloeistoffen met een vlampunt lager dan 23 °C zijn stoffen van klasse 3, met uitzondering van die welke zeer giftig zijn bij inademen, zoals gedefinieerd in 2.2.61.1.4 t/m 2.2.61.1.9. Vloeistoffen die zeer giftig zijn bij inademen worden aangeduid als "bij inademen giftig" in hun juiste vervoersnaam in kolom (2) of met bijzondere bepaling 354 in kolom (6) van tabel A van hoofdstuk 3.2.
- Brandbare vloeistoffen, zwak giftig, met uitzondering van stoffen en preparaten gebruikt als pesticiden, met een vlampunt van 23 °C t/m 60 °C , zijn stoffen van klasse 3.
- Zwak giftige, oxiderende stoffen, zijn stoffen van klasse 5.1.
- Zwak giftige en zwak bijtende stoffen zijn stoffen van klasse 8.
- Metaalfosfiden, ingedeeld onder de UN-nummers 1360, 1397, 1432, 1714, 2011 en 2013, zijn stoffen van klasse 4.3.