Hoofdstuk 2 | ||
1.2 | Definities, meeteenheden en afkortingen | |
1.2.1 | Definities | |
1.2.2 | Meeteenheden |
Hoofdstuk 5 | ||
1.5 | Afwijkingen | |
1.5.1 | Tijdelijke afwijkingen | |
1.5.2 | Gereserveerd |
Opmerking 1: Voor transporttanks zie hoofdstuk 6.7; voor vaste tanks (tankwagens), afneembare tanks, tankcontainers en wissellaadtanks met reservoirs van metaal zie hoofdstuk 6.8, voor tanks van vezelgewapende kunststof zie hoofdstuk 6.9, voor druk/vacuümtanks (voor afvalstoffen) zie hoofdstuk 6.10, voor bulkcontainers zie hoofdstuk 6.11.
Opmerking 2: Dit hoofdstuk is van toepassing op vaste tanks, afneembare tanks, tankcontainers en wissellaadtanks die niet voldoen aan alle voorschriften van de hoofdstukken, genoemd in Opmerking 1, alsmede op bulkcontainers en speciale compartimenten voor ontplofbare stoffen of voorwerpen.
6.12.2
Algemene bepalingen
6.12.3
Tanks
Voor UN-nummer 1942 en 3375 moet de tank voldoen aan de voorschriften van hoofdstuk 4.3 en hoofdstuk 6.8 voor be- en ontluchtingsinrichtingen en bovendien zijn voorzien van breekplaten of andere geschikte inrichtingen voor drukontlasting in noodsituaties, goedgekeurd door de bevoegde autoriteit van het land van gebruik.
Bij reservoirs met een niet-cirkelvormige dwarsdoorsnede, bijvoorbeeld doosvormige of elliptische reservoirs, die niet berekend kunnen worden overeenkomstig 6.8.2.1.4 en normen of technische reglementen die aldaar worden genoemd, kan het vermogen om de toelaatbare spanning te doorstaan worden aangetoond door een proefpersing, gespecificeerd door de bevoegde autoriteit.
Deze tanks moeten voldoen aan de voorschriften van subsectie 6.8.2.1 met uitzondering van 6.8.2.1.3, 6.8.2.1.4 en 6.8.2.1.13 t/m 6.8.2.1.22.
De wanddikte van deze reservoirs moet niet lager zijn dan de waarden aangegeven in de tabel hieronder:
Materiaal | Minimumwanddikte |
Austenitische roestvrije staalsoorten | 2,5 mm |
andere staalsoorten | 3 mm |
aluminium legeringen | 4 mm |
zuiver aluminium 99,80 % | 6 mm |
Er moet bescherming van de tank worden geboden tegen beschadiging door zijdelingse stoten of kantelen. De bescherming moet worden geboden overeenkomstig 6.8.2.1.20 of de bevoegde autoriteit moet alternatieve beschermende maatregelen goedkeuren.
6.12.3.2
Tanks met een inhoud van minder dan 1000 liter
De uitrusting van deze tanks moet voldoen aan de voorschriften van 6.8.2.2.1.
Voor UN-nummer 1942 en 3375 (1,2) moet de tank voldoen aan de voorschriften van hoofdstuk 4.3 en hoofdstuk 6.8 voor be- en ontluchtingsinrichtingen en bovendien zijn voorzien van breekplaten of andere geschikte inrichtingen voor drukontlasting in noodsituaties, goedgekeurd door de bevoegde autoriteit van het land van gebruik.
Delen van de constructie van tanks mogen zonder kromtestraal zijn. Alternatieve versterkende maatregelen kunnen bestaan uit gekromde wanden, gegolfde wanden of verstijvingsribben.
In ten minste één richting moet de afstand tussen parallelle steunen aan beide zijden van de tank niet groter zijn dan 100 maal de wanddikte.
Lassen moeten op vakkundige wijze wordt uitgevoerd en moeten de hoogste mate van veiligheid bieden.
De laswerkzaamheden moeten worden uitgevoerd door vakkundige lassers die gebruikmaken van een lasproces, waarvan de effectiviteit (met inbegrip van eventueel voorgeschreven warmtebehandelingen) is aangetoond door een beproeving.
De voorschriften van 6.8.2.4 zijn niet van toepassing.
Echter de eerste en periodieke onderzoeken van deze tanks moeten worden uitgevoerd onder de verantwoordelijkheid van de gebruiker of de eigenaar van de MEMU.
Reservoirs en de uitrusting ervan moeten tenminste elke drie jaar worden onderworpen aan visueel onderzoek van hun uitwendige en inwendige conditie en aan een dichtheidsproef tot tevredenheid van de bevoegde autoriteit.
6.12.4
Uitrustingsdelen
Teneinde elk verlies van de inhoud in geval van beschadiging van de uitwendige pompen en armaturen voor het lossen (pijpen) te vermijden, moeten de eerste sluiting en de zitting daarvan beschermd zijn tegen het gevaar te worden losgerukt door externe belastingen of moet zo zijn ontworpen dat zij deze kunnen doorstaan.
De vul- en losinrichtingen (met inbegrip van flenzen of pluggen met schroefdraad) en beschermkappen (indien aanwezig) moeten beveiligd kunnen worden tegen elk onbedoeld openen.
Be- en ontluchtingsinrichtingen overeenkomstig 6.8.2.2.6 op tanks voor UN-nummer 3375 mogen worden vervangen door "zwanenhalsbochten".
Een dergelijk onderdeel van de uitrusting moet beschermd zijn tegen het risico te worden losgerukt door externe belastingen of moet zo zijn ontworpen dat zij deze kunnen doorstaan.
Speciale compartimenten voor ontplofbare stoffen en voorwerpen
De compartimenten voor colli met ontplofbare stoffen en voorwerpen die slagpijpjes en/of samengestelde slagpijpjes bevatten en die welke stoffen of voorwerpen van compatibiliteitsgroep D bevatten, moeten zo zijn ontworpen dat zij een doeltreffende segregatie verschaffen zodat er geen gevaar bestaat van overdracht van een detonatie van de slagpijpjes en/of de samengestelde slagpijpjes naar de stoffen en voorwerpen van compatibiliteitsgroep D.
De segregatie moet worden bereikt door het gebruik van gescheiden compartimenten of door één van de twee typen ontplofbare stoffen of voorwerpen in een speciaal omhullingsysteem te plaatsen.
Beide segregatiemethoden moeten worden goedgekeurd door de bevoegde autoriteit.
Indien het materiaal gebruikt voor het compartiment metaal is, dan moet de binnenzijde van het compartiment volledig worden bedekt met materialen, die voldoende weerstand bieden tegen brand.
De compartimenten voor ontplofbare stoffen en voorwerpen moeten zich op een plaats bevinden waar ze beschermd zijn tegen schokken en tegen beschadiging op ruw terrein en gevaarlijke interactie met andere gevaarlijke goederen aan boord en tegen ontstekingsbronnen op het voertuig, bv. uitlaten.
Opmerking: Materialen ingedeeld als klasse B-s3-d2 overeenkomstig norm EN 13501-1:2007 + A1:2009 worden geacht te voldoen aan het voorschrift voor brand