Hoofdstuk 2 | ||
1.2 | Definities, meeteenheden en afkortingen | |
1.2.1 | Definities | |
1.2.2 | Meeteenheden |
Hoofdstuk 5 | ||
1.5 | Afwijkingen | |
1.5.1 | Tijdelijke afwijkingen | |
1.5.2 | Gereserveerd |
2.2.3
Klasse 3 Brandbare vloeistoffen
2.2.3.1
Criteria
De titel van klasse 3 omvat stoffen, alsmede voorwerpen die stoffen van deze klasse bevatten, die:
- vloeistoffen zijn overeenkomstig onderdeel a) van de definitie "vloeistof" in 1.2.1,
- bij 50O C een dampdruk hebben van ten hoogste 300 kPa (3 bar) en bij 20O C en een standaarddruk van 101,3 kPa niet volledig gasvormig zijn, en
- een vlampunt hebben van ten hoogste 60O C (zie 2.3.3.1 voor de betreffende beproeving).
De titel van klasse 3 omvat tevens brandbare vloeistoffen en vaste stoffen in gesmolten toestand, met een vlampunt hoger dan 60O C, die bij een temperatuur gelijk aan of hoger dan hun vlampunt verwarmd vervoerd of ten vervoer aangeboden worden. Deze stoffen zijn ingedeeld onder UN-nummer 3256. (1,2)
De titel van klasse 3 omvat ook vloeibare ontplofbare stoffen in niet explosieve toestand. Vloeibare ontplofbare stoffen in niet-explosieve toestand zijn ontplofbare stoffen die zijn opgelost of gesuspendeerd in water of andere vloeistoffen, zodat een homogeen vloeibaar mengsel ontstaat, met het doel hun explosieve eigenschappen te onderdrukken. Dergelijke posities in tabel A van hoofdstuk 3.2 zijn UN-nummers 1204, 2059 (1,2,3,4), 3064, 3343, 3357 en 3379.
Opmerking 1: Stoffen met een vlampunt hoger dan 35O C, die geen verbranding onderhouden volgens de criteria van het Handboek beproevingen en criteria, deel III, subsectie 32.2.5, zijn geen stoffen van klasse 3; indien deze stoffen echter bij een temperatuur gelijk aan of hoger dan hun vlampunt verwarmd vervoerd of ten vervoer aangeboden worden, zijn zij wel stoffen van klasse 3.
Opmerking 2: In afwijking van 2.2.3.1.1 zijn dieselolie, gasolie of lichte stookolie, met inbegrip van synthetisch vervaardigde producten, met een vlampunt hoger dan 600 C en ten hoogste 1000 C stoffen van klasse 3, UN-nummer 1202.
Opmerking 3: Brandbare vloeistoffen die zeer giftig zijn bij inademen, zoals gedefinieerd in 2.2.61.1.4 t/m 2.2.61.1.9, en giftige stoffen met een vlampunt van 230 C of hoger zijn stoffen van klasse 6.1 (zie 2.2.61.1). Vloeistoffen die zeer giftig zijn bij inademen worden aangeduid als "bij inademen giftig" in hun juiste vervoersnaam in kolom (2) of met bijzondere bepaling 354 in kolom (6) van tabel A van hoofdstuk 3.2.
Opmerking 4: Brandbare vloeistoffen en vloeibare preparaten die gebruikt worden als pesticide, en die zeer giftig, giftig of zwak giftig zijn, met een vlampunt gelijk aan of hoger dan 23 oC, zijn stoffen van klasse 6.1 (zie 2.2.61.1).
De stoffen en voorwerpen van klasse 3 zijn als volgt onderverdeeld:
- F Brandbare vloeistoffen zonder bijkomend gevaar en voorwerpen die dergelijke stoffen bevatten:
- F1 Brandbare vloeistoffen met een vlampunt van ten hoogste 60O C
- F2 Brandbare vloeistoffen met een vlampunt hoger dan 60O C die bij een temperatuur gelijk aan of hoger dan het vlampunt vervoerd of ten vervoer aangeboden worden (verwarmde stoffen)
- F3 Voorwerpen die brandbare vloeistoffen bevatten
- FT Brandbare vloeistoffen, giftig:
- FT1 Brandbare vloeistoffen, giftig
- FT2 Pesticiden
- FC Brandbare vloeistoffen, bijtend
- FTC Brandbare vloeistoffen, giftig, bijtend
- D Vloeibare ontplofbare stoffen in niet explosieve toestand
De stoffen en voorwerpen die zijn ingedeeld in klasse 3 zijn genoemd in hoofdstuk 3.2, tabel A. Stoffen die niet met name zijn genoemd in tabel A van hoofdstuk 3.2 moeten overeenkomstig de bepalingen van deze sectie in de juiste positie van 2.2.3.3 en de juiste verpakkingsgroep worden ingedeeld.
Op grond van de mate van gevaarlijkheid voor het vervoer moeten brandbare vloeistoffen worden ingedeeld in een van de volgende verpakkingsgroepen:
Verpakkingsgroep | Vlampunt (gesloten cup) | Beginkookpunt |
I II a) III a) |
-- < 23 °C ≥ 23 °C en ≤ 60 °C |
≤ 35 °C > 35 °C > 35 °C |
a) Zie ook 2.2.3.1.4
Bij vloeistoffen met (een) bijkomend(e) gevaar (gevaren) is de overeenkomstig bovenstaande tabel bepaalde verpakkingsgroep en de op basis van het (de) bijkomend(e) gevaar (gevaren) bepaalde verpakkingsgroep in acht te nemen; de classificatie en de verpakkingsgroep moet in overeenstemming met de voorschriften van de tabel van de overheersende gevaren in 2.1.3.10 worden bepaald.
Viskeuze brandbare vloeistoffen zoals verf, emaillak, lakverf, vernis, lijm en polijstmiddelen met een vlampunt van minder dan 23 °C kunnen in verpakkingsgroep III worden ingedeeld overeenkomstig de procedures in het Handboek beproevingen en criteria, deel III, subsectie 32.3, onder voorwaarde dat:
- De viscositeit en het vlampunt overeenkomen met de waarden in de volgende tabel:
Geëxtrapoleerde kinematische viscositeit n (bij een afschuifsnelheid van bijna 0) mm2/s bij 23°C |
Uitlooptijd t in s | Diameter van de uitloopopening (mm) |
Vlampunt, gesloten kroesmethode (°C) |
20 < n <= 80 | 20 < t <= 60 | 4 | hoger dan 17 |
80 < n <= 135 | 60 < t <= 100 | 4 | hoger dan 10 |
135 < n <= 220 | 20 < t <= 32 | 6 | hoger dan 5 |
220 < n <= 300 | 32 < t <= 44 | 6 | hoger dan -1 |
300 < n <= 700 | 44 < t <= 100 | 6 | hoger dan -5 |
700 < n | 100 < t | 6 | geen limiet |
- Bij de beproeving van afscheiding van het oplosmiddel de afscheiding van de heldere laagoplosmiddel minder dan 3% bedraagt;
- Het mengsel of het eventueel afgescheiden oplosmiddel niet voldoet aan de criteria van klasse6.1 of klasse 8;
- De stoffen zijn verpakt in houders met een inhoud van maximaal 450 liter.
Opmerking: Deze bepalingen zijn ook van toepassing op mengsels die ten hoogste 20% nitrocellulose met een stikstofgehalte van ten hoogste 12,6% in de droge stof bevatten. Mengsels die meer dan 20% maar niet meer dan 55% nitrocellulose met een stikstofgehalte van ten hoogste 12,6% in de droge stof bevatten, worden ingedeeld onder UN-nr. 2059. (1,2,3,4)
Mengsels met een vlampunt lager dan 23° C die:
- meer dan 55% nitrocellulose bevatten, ongeacht het stikstofgehalte; of
- ten hoogste 55% nitrocellulose met een stikstofgehalte van meer dan 12,6% in de drogestof bevatten, zijn stoffen van klasse 1 (UN-nrs. 0340 of 0342) of van klasse 4.1 (UN-nrs. 2555, 2556 of 2557).
2.2.3.1.5
Viskeuze vloeistoffen
Behalve zoals bepaald in 2.2.3.1.5.2, zijn viskeuze vloeistoffen die:
- een vlampunt hebben van 23° C of hoger en ten hoogste 60° C;
- niet giftig, bijtend of milieugevaarlijk zijn;
- niet meer dan 20% nitrocellulose bevatten, mits de nitrocellulose een stikstofgehalte van maximaal 12,6% in de droge stof bevat; en
- in houders met een inhoud van maximaal 450 liter worden verpakt;
niet onderworpen aan het ADR, indien:
- bij de beproeving van afscheiding van het oplosmiddel (zie Handboek beproevingen en criteria, deel III, subsectie 32.5.1) de hoogte van de afgescheiden laag van het oplosmiddel kleiner is dan 3% van de totale hoogte; en
- de uitlooptijd in de viscositeitsproef (zie Handboek beproevingen en criteria, deel III, subsectie 32.4.3) bij een uitloopopening van 6 mm ten minste:
- 60 seconden bedraagt; of
- 40 seconden bedraagt indien de viskeuze vloeistof niet meer dan 60% stoffen van klasse 3 bevat.
Viskeuze vloeistoffen die ook gevaarlijk voor het milieu zijn maar aan alle overige criteria in 2.2.3.1.5.1 voldoen, zijn niet onderworpen aan enige andere bepalingen van het ADR indien zij worden vervoerd in enkelvoudige of samengestelde verpakkingen die een netto hoeveelheid per enkelvoudige of binnenverpakking van 5 liter of minder bevatten, mits de verpakkingen aan de algemene bepalingen van 4.1.1.1, 4.1.1.2 en 4.1.1.4 tot en met 4.1.1.8 van het ADR voldoen.
Indien stoffen van klasse 3 als gevolg van toevoegingen overgaan naar andere gevaarscategorieën dan die waartoe de met name genoemde stoffen in tabel A van hoofdstuk 3.2 behoren, moeten deze mengsels of oplossingen worden ingedeeld in de posities waartoe zij op grond van hun werkelijke gevaarseigenschappen behoren.
Opmerking: Zie voor de indeling van oplossingen en mengsels (zoals preparaten, formuleringen en afvalstoffen) ook sectie 2.1.3.
Op grond van de beproevingen van 2.3.3.1 en 2.3.4 en de criteria van 2.2.3.1.1 kan ook worden vastgesteld of de aard van een met name genoemde oplossing of een met name genoemd mengsel, respectievelijk een oplossing of een mengsel, die/dat een met name genoemde stof bevat, zodanig is, dat deze oplossing of dit mengsel niet is onderworpen aan de voorwaarden van deze klasse (zie ook sectie 2.1.3).
2.2.3.2
Niet ten vervoer toegelaten stoffen
Stoffen van klasse 3, die gemakkelijk peroxiden kunnen vormen (zoals ethers of bepaalde heterocyclische zuurstofhoudende stoffen) zijn niet ten vervoer toegelaten, indien het peroxidegehalte, berekend als waterstofperoxide (H2O2), hoger is dan 0,3%. Het peroxidegehalte moet worden bepaald zoals aangegeven in subsectie 2.3.3.3.
De chemisch instabiele stoffen van klasse 3 zijn niet ten vervoer toegelaten, tenzij de noodzakelijke voorzorgsmaatregelen zijn getroffen om de mogelijkheid van een gevaarlijke ontleding of polymerisatie onder normale vervoersomstandigheden te verhinderen. Voor de benodigde voorzorgsmaatregelen om polymerisatie te voorkomen, zie bijzondere bepaling 386 van hoofdstuk 3.3. Hiertoe moet er in het bijzonder voor worden zorggedragen, dat de houders en tanks geen stoffen bevatten, die deze reacties kunnen bevorderen.