Hoofdstuk 2 | ||
1.2 | Definities, meeteenheden en afkortingen | |
1.2.1 | Definities | |
1.2.2 | Meeteenheden |
Hoofdstuk 5 | ||
1.5 | Afwijkingen | |
1.5.1 | Tijdelijke afwijkingen | |
1.5.2 | Gereserveerd |
In aanvulling op de voorschriften van de hoofdstukken 8.1 t/m 8.4 zijn de volgende voorschriften op het vervoer van de betreffende stoffen of voorwerpen van toepassing indien in kolom (19) van tabel A van hoofdstuk 3.2 daarnaar verwezen wordt.
In het geval van strijdigheid met de voorschriften van de hoofdstukken 8.1 t/m 8.4 hebben de voorschriften van dit hoofdstuk voorrang.
Bijzondere bepaling S 01
- Bijzondere opleiding van bestuurders
Indien een bestuurder volgens andere, in het land van een Overeenkomstsluitende Partij van toepassing zijnde, voorschriften onder een afwijkend regiem of met een afwijkend doel een gelijkwaardige opleiding heeft gevolgd, die de in 8.2.2.3.4 genoemde onderwerpen omvat, mag van de specialisatieopleidingscursus geheel of gedeeltelijk dispensatie worden verleend. - Erkende beambte
Indien de nationale voorschriften hierin voorzien, mag de bevoegde autoriteit van een land dat Overeenkomstsluitende Partij is bij het ADR, verlangen dat op kosten van de vervoerder in het voertuig een erkend beambte aanwezig is. - Verbod op roken, vuur en open vlam
Roken en het gebruik van vuur of open vlam is verboden aan boord en in de nabijheid van voertuigen die stoffen en voorwerpen van klasse 1 vervoeren, en tijdens het laden en lossen van deze stoffen en voorwerpen. Dit rookverbod geldt ook voor elektronische sigaretten en soortgelijke hulpmiddelen. - Laad- en losplaatsen
- Het laden of lossen van stoffen en voorwerpen van klasse 1 mag zonder bijzondere toestemming van de bevoegde autoriteiten niet plaatsvinden op een voor het publiek toegankelijke plaats in een bebouwde kom;
- Zonder voorafgaande kennisgeving aan de bevoegde autoriteiten is het laden of lossen van stoffen en voorwerpen van klasse 1 op een voor het publiek toegankelijke plaats buiten een bebouwde kom verboden, tenzij die activiteiten om ernstige redenen van veiligheid gerechtvaardigd zijn;
- Indien behandeling om de een of andere reden op een voor het publiek toegankelijke plaats moet worden uitgevoerd, dan moeten stoffen en voorwerpen van verschillende aard volgens de etiketten worden gescheiden.
- Indien voertuigen die stoffen en voorwerpen van klasse 1 vervoeren, voor laad- of losactiviteiten worden verplicht te stoppen op een voor het publiek toegankelijke plaats, moet tussen de stilstaande voertuigen een afstand van ten minste 50 m worden gehandhaafd.
Deze afstand geldt niet voor voertuigen van een en dezelfde transporteenheid.
- Konvooien
- Indien voertuigen die stoffen en voorwerpen van klasse 1 vervoeren, in konvooi reizen, moet tussen elke transporteenheid en de volgende een afstand van ten minste 50 m worden bewaard.
- De bevoegde autoriteit mag regels stellen wat betreft de volgorde of samenstelling van konvooien.
- Toezicht op voertuigen
De voorschriften van hoofdstuk 8.4 zijn alleen van toepassing indien stoffen en voorwerpen van klasse 1 met een totale netto massa ontplofbare stof boven de hieronder aangegeven grenswaarden in een voertuig worden vervoerd:
- Subklasse 1.1: 0 kg
- Subklasse 1.2: 0 kg
- Subklasse 1.3, compatibiliteitsgroep C: 0 kg
- Subklasse 1.3, met uitzondering van compatibiliteitsgroep C: 50 kg
- Subklasse 1.4, met uitzondering van de hieronder genoemde: 50 kg
- Subklasse 1.5: 0 kg
- Subklasse 1.6: 0 kg
- Stoffen en voorwerpen van subklasse 1.4 behorend tot de UN-nummers 0104, 0237, 0255, 0267, 0289, 0361, 0365, 0366, 0440, 0441, 0455, 0456 en 0500: 0 kg
Voor gemengde ladingen moet de laagste grenswaarde van toepassing op één van de vervoerde stoffen of voorwerpen worden gebruikt voor de gehele lading.
Bovendien moeten deze stoffen en voorwerpen, als zij vallen onder de voorschriften in 1.10.3, te allen tijde onder toezicht staan in overeenstemming met het beveiligingsplan als genoemd in 1.10.3.2 teneinde elke kwaadwillige handeling te verhinderen en de bestuurder en de bevoegde autoriteiten in het geval van verlies of brand te waarschuwen.
- Vergrendeling van voertuigen
Deuren en stijve afdekplaten in de laadcompartimenten van EX/II-voertuigen en alle openingen in de laadcompartimenten van EX/III-voertuigen waarin stoffen en voorwerpen van klasse 1 worden vervoerd, moeten tijdens het vervoer, behalve gedurende de perioden van laden en lossen, zijn afgesloten.
Bijzondere bepaling S 02
Aanvullende voorschriften inzake het vervoer van brandbare vloeistoffen of gassen
- Draagbare verlichtingsapparatuur
Het laadcompartiment van gesloten voertuigen die vloeistoffen met een vlampunt van ten hoogste 60 oC of brandbare stoffen of voorwerpen van klasse 2 vervoeren, mogen niet worden binnengegaan door personen met draagbare verlichtingsapparatuur behalve die zo zijn ontworpen en geconstrueerd dat zij brandbare dampen of gassen die tot in het voertuig kunnen zijn doorgedrongen, niet kunnen ontsteken. - Het in bedrijf hebben van verwarmingssystemen op brandstof tijdens laden of lossen
Het in bedrijf hebben van verwarmingssystemen op brandstof, van FL-voertuigen (zie deel 9) is tijdens laden en lossen en op laadplaatsen verboden. - Voorzorgsmaatregelen tegen elektrostatische ladingen
Indien het FL-voertuigen betreft (zie deel 9) moet een goede elektrische verbinding tussen het voertuigchassis en de aarde worden gemaakt voordat tanks worden gevuld of geledigd. Bovendien dient de vulsnelheid te worden beperkt.
Bijzondere bepaling S 03
Bijzondere bepalingen inzake het vervoer van infectueuze stoffen
De voorschriften van kolom (2), (3) en (5) van de tabel in 8.1.4.1 en 8.3.4 zijn niet van toepassing.
Bijzondere bepaling S 04
Zie 7.1.7.
Opmerking: Deze bepaling S4 is niet van toepassing op stoffen waarnaar in 3.1.2.6 verwezen wordt indien stoffen zodanig door toevoeging van chemische inhibitoren gestabiliseerd zijn dat de SADT hoger is dan 50 oC.
In dit geval kan temperatuurbeheersing vereist zijn onder vervoersomstandigheden waarin de temperatuur de 55 oC kan overschrijden.
Bijzondere bepaling S 05
Bijzondere bepalingen voor het vervoer van radioactieve stoffen van klasse 7 in vrijgestelde colli (UN-nummers 2908, 2909, 2910 en 2911)
De voorschriften betreffende de schriftelijke instructies in 8.1.2.1 b) en van 8.2.1, 8.3.1 en 8.3.4 zijn niet van toepassing.
Bijzondere bepaling S 06
Bijzondere bepalingen voor het vervoer van radioactieve stoffen van klasse 7 met uitzondering van radioactieve stoffen in vrijgestelde colli.
De voorschriften van 8.3.1 zijn niet van toepassing op voertuigen die alleen colli, oververpakkingen of containers met etiketten van categorie I-WIT vervoeren.
De voorschriften van 8.3.4 zijn niet van toepassing, op voorwaarde dat er geen bijkomend gevaar is.
Bijzondere bepaling S 07
Geschrapt
Bijzondere bepaling S 08
Indien een transporteenheid met meer dan 2.000 kg van dit goed is beladen, mogen onderbrekingen voor bedrijfswerkzaamheden, voor zover mogelijk, niet dichtbij bewoonde of regelmatig bezochte plaatsen worden gehouden.
Een lange onderbreking dichtbij dergelijke plaatsen is alleen met toestemming van de bevoegde autoriteiten toelaatbaar.
Bijzondere bepaling S 09
Tijdens het vervoer van dit goed mag een oponthoud voor bedrijfswerkzaamheden, voor zover mogelijk, niet dichtbij bewoonde of regelmatig bezochte plaatsen plaatshebben.
Een langere onderbreking dichtbij dergelijke plaatsen is alleen met toestemming van de bevoegde autoriteiten toelaatbaar.
Bijzondere bepaling S 10
Gedurende de periode april t/m oktober moeten de colli in geval van oponthoud van een voertuig en indien de wetgeving van het land waarin het voertuig wordt opgehouden dit verlangt, doeltreffend tegen de inwerking van de zon worden beschermd, bijv. door middel van dekzeil dat ten minste 20 cm boven de lading wordt aangebracht.
Bijzondere bepaling S 11
Indien een bestuurder volgens andere, in het land van een Overeenkomstsluitende Partij van toepassing zijnde, voorschriften onder een afwijkend regiem of met een afwijkend doel een gelijkwaardige opleiding heeft gevolgd, die de in 8.2.2.3.5 genoemde onderwerpen omvat, mag van de specialisatieopleidingscursus geheel of gedeeltelijk dispensatie worden verleend.
Bijzondere bepaling S 12
Indien het totale aantal colli met radioactieve stoffen dat in de transporteenheid vervoerd wordt, niet meer bedraagt dan 10, de som van de transportindices niet meer bedraagt dan 3 en er geen bijkomende gevaren zijn, behoeven de voorschriften van 8.2.1 inzake de opleiding voor bestuurders niet te worden toegepast.
Bestuurders moeten dan echter een passende opleiding inzake de voorschriften voor het vervoer van radioactieve stoffen ontvangen die in verhouding staat tot hun taken.
Deze opleiding moet hen bewust maken van de stralingsrisico's die met het vervoer van radioactieve stoffen verband houden.
Een dergelijke bewustmaking moet worden bevestigd door middel van een door hun werkgever verleend certificaat.
Zie ook 8.2.3.
Bijzondere bepaling S 13
Geschrapt
Bijzondere bepaling S 14
De bepalingen van hoofdstuk 8.4 inzake het toezicht op voertuigen zijn van toepassing op voertuigen die een willekeurige hoeveelheid van deze stoffen vervoeren.
Bijzondere bepaling S 15
De bepalingen van hoofdstuk 8.4 inzake het toezicht op voertuigen zijn van toepassing op voertuigen die een willekeurige hoeveelheid van deze stoffen vervoeren.
De bepalingen van hoofdstuk 8.4 hoeven echter niet te worden toegepast, indien het beladen compartiment is afgesloten of de vervoerde colli op een andere manier tegen elk illegaal lossen zijn beschermd.
Bijzondere bepaling S 16
De voorschriften van hoofdstuk 8.4 inzake het toezicht op voertuigen zijn van toepassing indien de totale massa van dit goed in het voertuig meer dan 500 kg bedraagt.
Bovendien moeten voertuigen die meer dan 500 kg van dit goed vervoeren, als zij vallen onder de voorschriften van 1.10.3, te allen tijde onder toezicht staan conform de voorschriften uit het beveiligingsplan dat is voorgeschreven in 1.10.3.2 teneinde elke kwaadwillige handeling te verhinderen en de bestuurder en bevoegde autoriteiten in het geval van verlies of brand te waarschuwen.
Bijzondere bepaling S 17
De voorschriften van hoofdstuk 8.4 inzake het toezicht op voertuigen zijn van toepassing indien de totale massa van dit goed in het voertuig meer dan 1.000 kg bedraagt.
Bijzondere bepaling S 18
De voorschriften van hoofdstuk 8.4 inzake het toezicht op voertuigen zijn van toepassing indien de totale massa van dit goed in het voertuig meer dan 2.000 kg bedraagt.
Bijzondere bepaling S 19
De voorschriften van hoofdstuk 8.4 inzake het toezicht op voertuigen zijn van toepassing indien de totale massa van dit goed in het voertuig meer dan 5.000 kg bedraagt.
Bijzondere bepaling S 20
De bepalingen van hoofdstuk 8.4 inzake het toezicht op voertuigen zijn van toepassing indien de totale massa of het totale volume van deze stoffen in het voertuig 10.000 kg als verpakte goederen of 3000 liter in tanks overschrijdt.
Bijzondere bepaling S 21
De voorschriften van hoofdstuk 8.4 inzake het toezicht op voertuigen zijn van toepassing op alle stoffen, ongeacht de massa.
De voorschriften van hoofdstuk 8.4 behoeven echter niet te worden toegepast daar waar:
- het beladen compartiment is afgesloten of de vervoerde colli op een andere manier tegen illegaal lossen zijn beschermd; en
- het dosistempo op enig toegankelijk punt op het buitenoppervlak van het voertuig niet meer bedraagt dan 5 mSv/h.
Bovendien moet deze lading, als zij vallen onder de voorschriften in 1.10.3, te allen tijde onder toezicht staan in overeenstemming met het beveiligingsplan als genoemd in 1.10.3.2 teneinde elke kwaadwillige handeling te verhinderen en de bestuurder en de bevoegde autoriteiten in het geval van verlies of brand te waarschuwen.
Bijzondere bepaling S 22
De bepalingen van hoofdstuk 8.4 inzake het toezicht op voertuigen zijn van toepassing indien de totale massa of het totale volume van deze stoffen in het voertuig 5000 kg als verpakte goederen of 3000 liter in tanks overschrijdt.
Bijzondere bepaling S 23
De bepalingen van hoofdstuk 8.4 inzake het toezicht op voertuigen zijn van toepassing indien de totale massa of het totale volume van deze stoffen in het voertuig 5000 kg als verpakte goederen of 3000 liter in tanks overschrijdt.
Bijzondere bepaling S 24
De bepalingen van hoofdstuk 8.4 inzake het toezicht op voertuigen zijn van toepassing indien de totale massa van deze stoffen in het voertuig 100 kg overschrijdt.