Hoofdstuk 2 | ||
1.2 | Definities, meeteenheden en afkortingen | |
1.2.1 | Definities | |
1.2.2 | Meeteenheden |
Hoofdstuk 5 | ||
1.5 | Afwijkingen | |
1.5.1 | Tijdelijke afwijkingen | |
1.5.2 | Gereserveerd |
7.5.1
Algemene voorschriften inzake het laden, lossen en de behandeling
Het voertuig en zijn bemanning, alsmede, in voorkomend geval, de container(s), bulkcontainer(s), MEGC(’s), tankcontainer(s) of transporttanks moeten voldoen aan de voorschriftmatige bepalingen (in het bijzonder inzake veiligheid, beveiliging, properheid en het goed functioneren van de uitrusting, gebruikt bij het laden en lossen) bij aankomst op de laad- en losplaatsen, waaronder begrepen containerterminals.
Tenzij anders aangegeven in het ADR mag de belading niet worden uitgevoerd indien blijkt dat:
- bij een controle van de documenten; of
- bij een visuele inspectie van het voertuig of, in voorkomend geval, de container(s), bulkcontainer(s), MEGC(’s), tankcontainer(s) of transporttank(s), alsmede van de uitrusting gebruikt voor het laden en lossen, het voertuig, zijn bemanning, een container, een bulkcontainer, een MEGC, een tankcontainer, een transporttank of de uitrusting daarvan niet voldoen aan de voorschriftmatige bepalingen.
Vóór de belading moeten de binnenzijde en buitenzijde van een voertuig of container worden geïnspecteerd, teneinde te garanderen dat er geen beschadigingen zijn die de goede staat ervan of die van de te laden colli ongunstig zouden kunnen beïnvloeden.
Overeenkomstig de bijzondere voorschriften van 7.3.3 of 7.5.11 mogen overeenkomstig de kolommen (17) en (18) van tabel A van hoofdstuk 3.2 bepaalde gevaarlijke goederen alleen als "wagenlading" worden verzonden (zie de definitie in 1.2.1).
In een dergelijk geval kan de bevoegde autoriteit bepalen, dat het voertuig of de grote container, welke voor het betreffende vervoer wordt gebruikt, slechts op één plek mag worden geladen en slechts op één plek mag worden gelost.
7.5.2
Samenladingsverboden
Colli die van verschillende gevaarsetiketten zijn voorzien, mogen niet tezamen in hetzelfde voertuig of dezelfde container worden geladen, tenzij samenlading is toegestaan volgens de hierna volgende tabel, die is gebaseerd op de gevaarsetiketten, waarvan zij zijn voorzien.
Opmerking 1: Volgens 5.4.1.4.2 moeten afzonderlijke vervoerdocumenten worden opgemaakt voor zendingen die niet gezamenlijk in hetzelfde voertuig of dezelfde container mogen worden geladen.
Opmerking 2: Voor colli die alleen stoffen en voorwerpen van klasse 1 bevatten en die voorzien zijn van een etiket volgens model nr. 1, 1.4, 1.5 of 1.6, ongeacht alle andere gevaarsetiketten die voor deze colli vereist zijn, is samenlading toegestaan overeenkomstig 7.5.2.2.
De tabel in 7.5.2.1 is enkel van toepassing indien dergelijke colli worden samengeladen met colli die stoffen of voorwerpen van andere klassen bevatten.
Etiketten nrs. | 1 | 1.4 | 1.5 | 1.6 | 2.1, 2.2, 2.3 |
3 | 4.1 | 4.1 & 1 |
4.2 | 4.3 | 5.1 | 5.2 | 5.2 & 1 |
6.1 | 6.2 | 7 A, B, C |
8 | 9, 9A |
1 | Zie 7.5.2.2 | d | b | |||||||||||||||
1.4 | a | a | a | a | a | a | a | a | a | a | a | a b c | ||||||
1.5 | b | |||||||||||||||||
1.6 | b | |||||||||||||||||
2.1, 2.2, 2.3 |
a | X | X | X | X | X | X | X | X | X | X | X | X | |||||
3 | a | X | X | X | X | X | X | X | X | X | X | X | X | |||||
4.1 | a | X | X | X | X | X | X | X | X | X | X | X | X | |||||
4.1 & 1 | X | |||||||||||||||||
4.2 | a | X | X | X | X | X | X | X | X | X | X | X | X | |||||
4.3 | a | X | X | X | X | X | X | X | X | X | X | X | X | |||||
5.1 | d | a | X | X | X | X | X | X | X | X | X | X | X | X | ||||
5.2 | a | X | X | X | X | X | X | X | X | X | X | X | X | X | ||||
5.2 & 1 | X | X | ||||||||||||||||
6.1 | a | X | X | X | X | X | X | X | X | X | X | X | X | |||||
6.2 | a | X | X | X | X | X | X | X | X | X | X | X | X | |||||
7A, 7B, 7C |
a | X | X | X | X | X | X | X | X | X | X | X | X | |||||
8 | a | X | X | X | X | X | X | X | X | X | X | X | X | |||||
9, 9A | b | a b c |
b | b | X | X | X | X | X | X | X | X | X | X | X | X |
X Samenlading toegestaan
a - Samenlading met stoffen en voorwerpen van 1.4S is toegestaan.
b - Samenlading met goederen van klasse 1 en reddingsmiddelen van klasse 9 (UN -nummers 2990, 3072 en 3268) is toegestaan.
c - Samenlading van veiligheidsinrichtingen, pyrotechnisch van subklasse 1.4, compatibiliteitsgroep G (UN-nr. 0503) met veiligheidsinrichtingen, elektrisch ingeleid van klasse 9 IUN-nr. 3268) is toegestaan.
d - Samenlading van springstoffen (uitgezonderd UN 0083 springstof, type C) met ammoniumnitraat (UN-nummers 1942 en 2067), ammoniumnitraat-emulsie, -suspensie of -gel (UN 3375), nitraten van alkalimetalen en nitraten van aardalkalimetalen is toegestaan, onder voorwaarde dat het geheel aangemerkt wordt als springstoffen van klasse 1 voor doeleinden van het aanbrengen van grote etiketten, gescheiden houden, stuwage en grootste toelaatbare belading.
Onder nitraten van alkalimetalen vallen cesiumnitraat (UN 1451), lithiumnitraat (UN 2722), kaliumnitraat (UN 1486), natriumnitraat (UN 1498) en rubidiumnitraat (UN 1477).
Onder nitraten van aardalkalimetalen vallen bariumnitraat (UN 1446), berylliumnitraat (UN 2464), calciumnitraat (UN 1454), magnesiumnitraat (UN 1474) en strontiumnitraat (UN 1507).
Colli die stoffen of voorwerpen van klasse 1 bevatten, voorzien van een etiket volgens model nr. 1, 1.4, 1.5 of 1.6, die evenwel tot verschillende compatibiliteitsgroepen behoren, mogen niet tezamen in één voertuig worden geladen tenzij samenlading volgens de hierna volgende tabel voor de betreffende compatibiliteitsgroepen is toegestaan.
COMPATIBILITEITSGROEP | A | B | C | D | E | F | G | H | J | L | N | S |
A | X | |||||||||||
B | X | a | X | |||||||||
C | X | X | X | X | b c | X | ||||||
D | a | X | X | X | X | b c | X | |||||
E | X | X | X | X | b c | X | ||||||
F | X | X | ||||||||||
G | X | X | X | X | X | |||||||
H | X | X | ||||||||||
J | X | X | ||||||||||
L | d | |||||||||||
N | b c | b c | b c | b | X | |||||||
S | X | X | X | X | X | x | X | X | X | X |
X - Samenlading toegestaan
a - Colli met voorwerpen van compatibiliteitsgroep B en colli met stoffen of voorwerpen van compatibiliteitsgroep D, mogen op één voertuig of in één container worden samengeladen, onder voorwaarde dat zij doeltreffend zijn gescheiden zodat er geen gevaar is van overdracht van detonatie van de voorwerpen van compatibiliteitsgroep B naar de stoffen of voorwerpen van compatibiliteitsgroep D.
De scheiding moet worden bereikt door het gebruik van afgescheiden compartimenten of door één van de twee typen ontplofbare stoffen of voorwerpen in een speciaal omhullingsysteem te plaatsen.
In elk geval moet de methode van scheiding door de bevoegde autoriteit worden goedgekeurd.
b - Diverse soorten voorwerpen van classificatiecode 1.6 N mogen alleen als voorwerpen van classificatiecode 1.6 N gezamenlijk worden vervoerd indien door beproevingen of naar analogie is aangetoond dat geen bijkomend ontploffingsgevaar als gevolg van onderlinge beïnvloeding van de voorwerpen bestaat. Anders moeten zij worden behandeld als voorwerpen van subklasse 1.1.
c - Indien voorwerpen van de compatibiliteitsgroep N met stoffen of voorwerpen van de compatibiliteitsgroepen C, D of E worden samengeladen, moeten de voorwerpen van compatibiliteitsgroep N worden beschouwd alsof zij de eigenschappen van compatibiliteitsgroep D hebben.
d - Colli met stoffen en voorwerpen van compatibiliteitsgroep L mogen met colli met stoffen en voorwerpen van hetzelfde type van deze compatibiliteitsgroep tezamen in één voertuig of één container worden geladen.
Ten behoeve van het toepassen van de verbodsbepalingen voor het samenladen op één voertuig wordt geen rekening gehouden met stoffen die zich in gesloten containers met dichte zijden bevinden.
Niettemin zijn de in 7.5.2.1 aangegeven samenladingsverboden inzake het samenladen van colli die zijn voorzien van etiketten volgens model no. 1, 1.4, 1.5 of 1.6 met andere colli, en de in 7.5.2.2 aangegeven samenladingsverboden inzake het samenladen van ontplofbare stoffen van verschillende compatibiliteitsgroepen ook van toepassing op gevaarlijke goederen die zich in een container bevinden en de andere gevaarlijke goederen die op hetzelfde voertuig zijn geladen, ongeacht of de laatstgenoemde goederen in één of meer andere containers zijn besloten.
Voorzorgsmaatregelen met betrekking tot levens- en genotsmiddelen en voer voor dieren
Indien in kolom (18) van tabel A van hoofdstuk 3.2 voor een stof of voorwerp de bijzondere bepaling CV28 is aangegeven, moeten als volgt voorzorgsmaatregelen met betrekking tot levens- en genotsmiddelen en voer voor dieren worden genomen.
Colli alsmede ongereinigde lege verpakkingen met inbegrip van grote verpakkingen en IBC's, die voorzien zijn van etiketten volgens model no. 6.1 of 6.2 en die welke voorzien zijn van etiketten volgens model nr. 9 en stoffen bevatten met de UN-nummers 2212, 2315, 2590, 3151, 3152 of 3245 mogen in de voertuigen en op de laad-, los- of de overlaadplaatsen niet worden gestapeld op, of in de onmiddellijke nabijheid worden geladen van, colli waarvan bekend is dat zij levensmiddelen, genotmiddelen of voer voor dieren bevatten.
Indien deze colli, voorzien van voornoemde etiketten, toch in de onmiddellijke nabijheid worden geladen van colli waarvan bekend is dat zij levensmiddelen, genotmiddelen of voer voor dieren bevatten, dan moeten zij hiervan zijn gescheiden:
- door volwandige scheidingswanden, die even hoog moeten zijn als de colli, voorzien van de voornoemde etiketten;
- door colli die niet zijn voorzien van etiketten volgens model nr. 6.1, 6.2 of 9 of door colli die zijn voorzien van etiketten volgens model nr. 9 maar die geen stoffen bevatten van de UN-nummers 2212, 2315, 2590, 3151, 3152 of 3245, of
- door een afstand van ten minste 0,8 meter;
tenzij de colli met voornoemde etiketten voorzien zijn van een aanvullende verpakking of volledig afgedekt zijn (bijvoorbeeld door een folie, bedekking van karton of andere maatregelen).
7.5.5
Beperking van de vervoerde hoeveelheden
Indien de onderstaande bepalingen of de aanvullende voorschriften, toe te passen volgens kolom (18) van tabel A van hoofdstuk 3.2, een beperking vereisen van de hoeveelheid van specifieke goederen, die mag worden vervoerd, mag het feit dat gevaarlijke goederen in één of meer containers zijn verpakt, niet van invloed zijn op de door deze voorschriften aangegeven massabeperkingen per transporteenheid.
7.5.5.2
Beperkingen met betrekking tot ontplofbare stoffen en voorwerpen
Te vervoeren stoffen en hoeveelheden
De totale netto massa ontplofbare stof in kg - of, in geval van ontplofbare voorwerpen, de totale netto massa ontplofbare stof die zich in de gezamenlijke voorwerpen bevindt - die met eenzelfde transporteenheid mag worden vervoerd, is beperkt zoals aangegeven in onderstaande tabel (zie ook 7.5.2.2 met betrekking tot de samenladingsverboden):
Maximaal toelaatbare netto massa in kg van ontplofbare stof die zich in goederen van klasse 1 bevindt, per transporteenheid
a Voor de omschrijving van EX/II- en EX/III-voertuigen, zie deel 9.
Indien stoffen en voorwerpen van verschillende subklassen van klasse 1, met inachtneming van de samenladingsverboden van 7.5.2.2, op één transporteenheid worden geladen, moet de lading in zijn geheel worden behandeld als een lading behorende tot de gevaarlijkste subklasse (in de volgorde 1.1, 1.5, 1.2, 1.3, 1.6, 1.4). Echter de netto massa van de explosieven van compatibiliteitsgroep S behoeft niet te worden meegerekend bij de beperking van de vervoerde hoeveelheid.
Indien stoffen, ingedeeld als 1.5D, tezamen met stoffen of voorwerpen van subklasse 1.2 met één transporteenheid worden vervoerd, moet de gehele lading voor het vervoer worden behandeld als een lading behorende tot subklasse 1.1.
Vervoer van ontplofbare stoffen en voorwerpen op MEMU's
Het vervoer van ontplofbare stoffen en voorwerpen op MEMU's is slechts toegestaan onder de volgende voorwaarden:
- De bevoegde autoriteit moet het vervoersproces op haar grondgebied goedkeuren;
- Het type en de hoeveelheid verpakte ontplofbare stoffen en voorwerpen die worden vervoerd moet beperkt zijn tot die welke nodig zijn voor de hoeveelheid op de MEMU te fabriceren stof, en mag in geen geval overschrijden:
- 200 kg ontplofbare stoffen en voorwerpen van compatibiliteitsgroep D; en
- totaal 400 eenheden slagpijpjes of samengestelde slagpijpjes of een mengsel van beide, behalve indien de bevoegde autoriteit iets anders heeft goedgekeurd;
- Verpakte ontplofbare stoffen en voorwerpen mogen alleen worden vervoerd in compartimenten die voldoen aan de voorschriften van 6.12.5;
- Er mogen geen andere gevaarlijke goederen worden vervoerd in hetzelfde compartiment als de verpakte ontplofbare stoffen en voorwerpen;
- Verpakte ontplofbare stoffen en voorwerpen mogen pas op de MEMU worden geladen nadat het laden van andere gevaarlijke goederen is voltooid en onmiddellijk vóór het begin van het vervoer;
- Indien samenlading van ontplofbare stoffen en voorwerpen met stoffen van klasse 5.1 (UN 1942 en UN 3375) is toegestaan, dan wordt de combinatie voor doeleinden van segregatie, vastzetten en maximaal toelaatbare lading behandeld als springstof vallend onder klasse 1.
Beperkingen met betrekking tot organische peroxiden, zelfontledende stoffen en polymeriserende stoffen
De grootste hoeveelheid organische peroxiden van klasse 5.2 en zelfontledende stoffen van klasse 4.1 van de typen B, C, D, E of F en van polymeriserende stoffen van klasse 4.1 is beperkt tot 20.000 kg per transporteenheid.
Zonodig moet het voertuig of container zijn voorzien van inrichtingen die het vastzetten en de behandeling van de gevaarlijke goederen mogelijk maken.
Colli die gevaarlijke goederen bevatten en onverpakte gevaarlijke voorwerpen moeten zijn vastgezet met geschikte middelen die in staat zijn de goederen in het voertuig of de container in bedwang te houden (zoals bevestigingsbanden, schuifwanden, verstelbare steunen) op een wijze die bewegingen die de stand van de colli zouden kunnen wijzigen, voorkomt of die zouden kunnen leiden tot beschadiging van de colli.
Indien gevaarlijke goederen samen met andere goederen worden vervoerd (bijvoorbeeld grote machines of kratten), moeten alle goederen op stevige wijze worden vastgezet of verpakt in de voertuigen of de containers, zodat het vrijkomen van gevaarlijke goederen wordt voorkomen.
Beweging van de colli kan ook worden voorkomen door het opvullen van lege ruimten met behulp van stuwmiddelen of door blokkeren en vastbinden.
Indien bindmiddelen worden gebruikt zoals vastzetbanden of riemen, dan moeten deze niet zo sterk worden gespannen, dat beschadiging of vervorming van het collo wordt veroorzaakt.*
Aan de voorschriften van deze paragraaf wordt geacht te zijn voldaan indien de lading is vastgezet overeenkomstig de norm EN 12195-1:2010.
* Een leidraad voor het vastzetten van gevaarlijke stoffen is te vinden in de praktijkcode van de IMO/ILO/UNECE voor de verpakking van laadeenheden (CTU-code – zie bijv. hoofdstuk 9 voor de verpakking van goederen in laadeenheden en hoofdstuk 10 voor aanvullend advies over de verpakking van gevaarlijke goederen) en in de "European Best Practice Guidelines on Cargo Securing for Road Transport" gepubliceerd door de Europese Commissie. Andere leidraden zijn ook beschikbaar bij bevoegde autoriteiten en instellingen van de industrie.
Colli mogen niet worden gestapeld, behalve indien zij voor dat doel zijn ontworpen.
Indien verschillende typen colli, die zijn ontworpen om te worden gestapeld, samengeladen moeten worden, dan moet rekening worden gehouden hun onderlinge verenigbaarheid wat betreft stapeling.
Zo nodig moet worden voorkomen dat gestapelde colli de eronder gelegen colli beschadigen door het gebruik van lading dragende hulpmiddelen.
Gedurende het laden en lossen moeten colli met gevaarlijke goederen worden beschermd tegen beschadiging.
Opmerking: Er moet bijzondere aandacht worden geschonken aan de behandeling van de colli bij de voorbereiding voor het vervoer, het type voertuig of container waarmee zij zullen worden vervoerd en de methode van laden of lossen, zodat onopzettelijke beschadiging niet wordt veroorzaakt door slepen met de colli of door een ruwe behandeling.
De voorschriften van 7.5.7.1 zijn ook van toepassing op het laden, stuwen en verwijderen van containers, tankcontainers, transporttanks en MEGC's op en van voertuigen. Wanneer tankcontainers, transporttanks en MEGC’s door hun constructie niet voorzien zijn van hoekstukken zoals gedefinieerd in ISO 1496-1 Serie-1-containers Specificatie en beproeving Deel 1: Stukgoedcontainers voor algemeen gebruik, moet worden gecontroleerd of de systemen die op de tankcontainers, transporttanks of MEGC’s worden gebruikt, passen bij het systeem op het voertuig en in overeenstemming zijn met de vereisten in 9.7.3.
Leden van de bemanning van het voertuig mogen een collo dat gevaarlijke goederen bevat, niet openen.
In afwijking van randnummers 7.5.7.5 / 8.3.3 van Bijlage 1, mag de chauffeur of de bijrijder:
a.een buitenverpakking openen die gevaarlijke stoffen bevat, die als pesticiden worden toegepast;
b.een IBC openen, waarin UN1202 (1,2,3), dieselolie, gasolie of lichte stookolie wordt vervoerd.
Dit openen is uitsluitend toegestaan voor het direct afleveren van genoemde stoffen in de land- en de wegenbouw alsmede op bouwplaatsen.
7.5.7.6
Laden van flexibele bulkcontainers
Flexibele bulkcontainers moeten worden vervoerd in een voertuig of container met vaste zij- en kopwanden die ten minste twee derde boven de hoogte van de flexibele bulkcontainer uitsteken.
De voertuigen die voor het vervoer worden gebruikt, moeten zijn uitgerust met een voertuigstabiliteitsfunctie goedgekeurd overeenkomstig VN-Reglement nr. 13*
Opmerking: Wanneer flexibele bulkcontainers in een voertuig of container worden geladen, moet bijzondere aandacht worden geschonken aan de bepalingen in 7.5.7.1 over de behandeling en stuwage van gevaarlijke goederen.
* VN-Reglement nr. 13 (Uniforme voorschriften voor de goedkeuring van voertuigen van de categorieën M, N en O wat het remsysteem betreft)
Flexibele bulkcontainers moeten met behulp van passende middelen voor het immobiliseren van de goederen zodanig in het voertuig of de container worden vastgezet dat elke verplaatsing tijdens het vervoer waardoor de stand van de flexibele bulkcontainer verandert of de flexibele bulkcontainer beschadigd wordt, uitgesloten is.
Het bewegen van de flexibele bulkcontainer kan ook worden voorkomen door lege ruimten op te vullen met stuwhout of door blokkeren en vastbinden.
Indien bindmiddelen worden gebruikt zoals vastzetbanden of riemen, dan moeten deze niet zo sterk worden gespannen dat beschadiging of vervorming van de flexibele bulkcontainers wordt veroorzaakt.
7.5.8
Reiniging na het lossen
Indien bij het lossen van een voertuig of container, waarin zich verpakte gevaarlijke goederen bevinden, wordt vastgesteld, dat de verpakkingen een deel van hun inhoud hebben verloren, moet het voertuig of de container zo spoedig mogelijk en in elk geval vóór elke nieuwe lading worden gereinigd.
Indien het reinigen ter plekke niet mogelijk is, moet het voertuig of de container, met inachtneming van voldoende veiligheid bij het vervoer, worden vervoerd naar de dichtstbijzijnde geschikte plaats waar reiniging kan plaatsvinden.
Er is sprake van voldoende veiligheid bij het vervoer indien passende maatregelen zijn genomen ter vermijding van een ongecontroleerd verlies van de gevaarlijke goederen die uit de verpakkingen zijn vrijgekomen.
Voorzorgsmaatregelen tegen elektrostatische ladingen
Indien het brandbare gassen betreft, of vloeistoffen met een vlampunt van 60 °C of lager, of UN-nummer 1361, kool of roet, verpakkingsgroep II, moet een goede elektrische verbinding tot stand worden gebracht tussen het chassis van het voertuig, de transporttank of de tankcontainer en de aarde, vóór het vullen of ledigen van de tanks.
Bovendien dient de vulsnelheid te worden beperkt.
Bijzondere bepaling CV 01
- De volgende activiteiten zijn verboden:
- het zonder bijzondere toestemming van de bevoegde autoriteit laden of lossen van goederen op een voor het publiek toegankelijke plaats binnen een bebouwde kom;
- het zonder tevoren de bevoegde autoriteit te hebben ingelicht, laden en lossen van goederen op een voor het publiek toegankelijke plaats buiten een bebouwde kom, tenzij deze werkzaamheden om ernstige redenen van veiligheid gerechtvaardigd zijn.
- Indien behandeling om de een of andere reden op een voor het publiek toegankelijke plaats moet worden uitgevoerd, dan moeten stoffen en voorwerpen van verschillende aard overeenkomstig de etiketten worden gescheiden.
Bijzondere bepaling CV 02
- Alvorens tot laden wordt overgegaan, moet het laadoppervlak van het voertuig of de container grondig worden gereinigd.
- Het is verboden vuur of een open vlam te gebruiken in voertuigen die goederen vervoeren, in de nabijheid daarvan alsmede tijdens het laden en lossen van deze goederen.
Bijzondere bepaling CV 03
Zie 7.5.5.2 -->
7.5.5.2. Beperkingen met betrekking tot ontplofbare stoffen en voorwerpen
7.5.5.2.1 - Te vervoeren stoffen en hoeveelheden
De totale netto massa ontplofbare stof in kg - of, in geval van ontplofbare voorwerpen, de totale netto massa ontplofbare stof die zich in de gezamenlijke voorwerpen bevindt - die met eenzelfde transporteenheid mag worden vervoerd, is beperkt zoals aangegeven in onderstaande tabel (zie ook 7.5.2.2 met betrekking tot de samenladingsverboden):
Maximaal toelaatbare netto massa in kg van ontplofbare stof die zich in goederen van klasse 1 bevindt, per transporteenheid
a Voor de omschrijving van EX/II- en EX/III-voertuigen, zie deel 9.
7.5.5.2.2
Indien stoffen en voorwerpen van verschillende subklassen van klasse 1, met inachtneming van de samenladingsverboden van 7.5.2.2, op één transporteenheid worden geladen, moet de lading in zijn geheel worden behandeld als een lading behorende tot de gevaarlijkste subklasse (in de volgorde 1.1, 1.5, 1.2, 1.3, 1.6, 1.4). Echter de netto massa van de explosieven van compatibiliteitsgroep S behoeft niet te worden meegerekend bij de beperking van de vervoerde hoeveelheid.
Indien stoffen, ingedeeld als 1.5D, tezamen met stoffen of voorwerpen van subklasse 1.2 met één transporteenheid worden vervoerd, moet de gehele lading voor het vervoer worden behandeld als een lading behorende tot subklasse 1.1.
7.5.5.2.3
Vervoer van ontplofbare stoffen en voorwerpen op MEMU's
Het vervoer van ontplofbare stoffen en voorwerpen op MEMU's is slechts toegestaan onder de volgende voorwaarden:
- De bevoegde autoriteit moet het vervoersproces op haar grondgebied goedkeuren;
- Het type en de hoeveelheid verpakte ontplofbare stoffen en voorwerpen die worden vervoerd moet beperkt zijn tot die welke nodig zijn voor de hoeveelheid op de MEMU te fabriceren stof, en mag in geen geval overschrijden:
- 200 kg ontplofbare stoffen en voorwerpen van compatibiliteitsgroep D; en
- totaal 400 eenheden slagpijpjes of samengestelde slagpijpjes of een mengsel van beide, behalve indien de bevoegde autoriteit iets anders heeft goedgekeurd;
- Verpakte ontplofbare stoffen en voorwerpen mogen alleen worden vervoerd in compartimenten die voldoen aan de voorschriften van 6.12.5;
- Er mogen geen andere gevaarlijke goederen worden vervoerd in hetzelfde compartiment als de verpakte ontplofbare stoffen en voorwerpen;
- Verpakte ontplofbare stoffen en voorwerpen mogen pas op de MEMU worden geladen nadat het laden van andere gevaarlijke goederen is voltooid en onmiddellijk vóór het begin van het vervoer;
- Indien samenlading van ontplofbare stoffen en voorwerpen met stoffen van klasse 5.1 (UN 1942 en UN 3375) is toegestaan, dan wordt de combinatie voor doeleinden van segregatie, vastzetten en maximaal toelaatbare lading behandeld als springstof vallend onder klasse 1.
Bijzondere bepaling CV 04
Stoffen en voorwerpen van compatibiliteitsgroep L mogen alleen als wagenlading worden vervoerd.
Bijzondere bepaling CV 05
Gereserveerd
Bijzondere bepaling CV 06
Gereserveerd
Bijzondere bepaling CV 07
Gereserveerd
Bijzondere bepaling CV 08
Gereserveerd
Bijzondere bepaling CV 09
Men mag niet met de colli gooien of deze aan schokken blootstellen.
De houders moeten zodanig in het voertuig of de container worden gestuwd, dat zij niet kunnen kantelen of vallen.
Bijzondere bepaling CV 10
Flessen, zoals gedefinieerd in 1.2.1, moeten parallel aan of loodrecht op de lengteas van het voertuig of de container worden neergelegd; de flessen die echter dichtbij het kopschot worden geplaatst, moeten loodrecht op de genoemde as worden neergelegd.
Korte flessen met grote diameter (ongeveer 30 cm en meer) mogen in de lengterichting worden gestuwd waarbij de voorzieningen die hun afsluiters beschermen naar het midden van het voertuig of de container moeten zijn gericht.
Flessen die voldoende stabiel zijn, of worden vervoerd in bijbehorende voorzieningen die het kantelen doeltreffend verhinderen, mogen rechtop worden geplaatst.
Flessen die plat zijn neergelegd, moeten veilig en op geschikte wijze worden geborgd, vastgemaakt of vastgezet zodat zij niet kunnen verschuiven.
Bijzondere bepaling CV 11
Bijzondere bepaling CV 12
Bijzondere bepaling CV 13
Indien stoffen naar buiten zijn getreden en in een voertuig of container zijn verspreid, mag het voertuig of de container niet worden hergebruikt voordat hij grondig is gereinigd en zonodig is gedesinfecteerd of ontsmet.
Alle andere goederen en voorwerpen die in hetzelfde voertuig of dezelfde container zijn vervoerd, moeten op mogelijke verontreiniging worden onderzocht.
Bijzondere bepaling CV 14
Goederen moeten tijdens het vervoer tegen direct zonlicht en warmte worden beschermd.
Colli mogen alleen op koele, goed geventileerde plaatsen, verwijderd van warmtebronnen, worden opgeslagen.
Bijzondere bepaling CV 15
7.5.5.3
Beperkingen met betrekking tot organische peroxiden, zelfontledende stoffen en polymeriserende stoffen
De grootste hoeveelheid organische peroxiden van klasse 5.2 en zelfontledende stoffen van klasse 4.1 van de typen B, C, D, E of F en van polymeriserende stoffen van klasse 4.1 is beperkt tot 20.000 kg per transporteenheid.
Bijzondere bepaling CV 16
Bijzondere bepaling CV 17
Bijzondere bepaling CV 18
Bijzondere bepaling CV 19
Bijzondere bepaling CV 20
Bijzondere bepaling CV 21
De transporteenheid moet voorafgaand aan de belading grondig worden geïnspecteerd.
Vóór vervoer moet de vervoerder worden ingelicht:
- omtrent het functioneren van het koelsysteem, waaronder begrepen een lijst met leveranciers van onderweg beschikbaar koelmiddel;
- omtrent de te volgen procedures in het geval van verlies van temperatuurbeheersing.
In het geval van temperatuurbeheersing volgens de methoden beschreven in 7.1.7.4.5 b) of d), moet een voldoende hoeveelheid niet-brandbaar koelmiddel (bijv. vloeibare stikstof of droogijs), waaronder begrepen een redelijke marge voor mogelijke vertragingen, worden meegevoerd, tenzij aanvulling wordt gewaarborgd.
Colli mogen niet bovenop andere goederen worden geplaatst; bovendien moeten zij zodanig worden gestuwd dat zij gemakkelijk bereikbaar zijn.
De gespecificeerde controletemperatuur moet tijdens het gehele vervoersproces, met inbegrip van het laden en lossen, alsmede alle tussenstops worden gehandhaafd.
Bijzondere bepaling CV 22
Colli moeten zodanig worden geladen dat een onbelemmerde luchtcirculatie binnen de laadruimte een homogene temperatuur van de lading oplevert.
Indien de inhoud van één voertuig of grote container meer dan 5.000 kg brandbare vaste stoffen, polymeriserende stoffen en/of organische peroxiden bedraagt, moet de lading worden verdeeld in stapels van ten hoogste 5.000 kg, gescheiden door luchtruimten van ten minste 0,05 m.
Bijzondere bepaling CV 23
Bijzondere bepaling CV 24
Alvorens tot laden wordt overgegaan moeten voertuigen en containers grondig worden gereinigd en in het bijzonder vrij zijn van alle brandbare overblijfselen (stro, hooi, papier, enz.).
Het gebruik van gemakkelijk brandbare materialen voor het stuwen van colli is verboden.
Bijzondere bepaling CV 25
- Colli moeten zodanig worden gestuwd dat zij gemakkelijk bereikbaar zijn.
- Indien colli bij een omgevingstemperatuur van ten hoogste 15o C of gekoeld moeten worden vervoerd, moet de temperatuur bij het lossen of tijdens opslag worden gehandhaafd.
- Colli mogen alleen op koele plaatsen, verwijderd van warmtebronnen, worden opgeslagen.
Bijzondere bepaling CV 26
De houten delen van een voertuig of container die met deze stoffen in contact zijn gekomen, moeten worden verwijderd en verbrand.
Bijzondere bepaling CV 27
- Colli moeten zodanig worden gestuwd dat zij gemakkelijk bereikbaar zijn.
- Indien colli gekoeld moeten worden vervoerd, moet de werking van de koelketen bij het lossen of tijdens opslag worden gewaarborgd.
- Colli mogen alleen op koele plaatsen, verwijderd van warmtebronnen, worden opgeslagen.
Bijzondere bepaling CV 28
Zie 7.5.4. -->
7.5.4.
Voorzorgsmaatregelen met betrekking tot levens- en genotsmiddelen en voer voor dieren
Indien in kolom (18) van tabel A van hoofdstuk 3.2 voor een stof of voorwerp de bijzondere bepaling CV28 is aangegeven, moeten als volgt voorzorgsmaatregelen met betrekking tot levens- en genotsmiddelen en voer voor dieren worden genomen.
Colli alsmede ongereinigde lege verpakkingen met inbegrip van grote verpakkingen en IBC's, die voorzien zijn van etiketten volgens model no. 6.1 of 6.2 en die welke voorzien zijn van etiketten volgens model nr. 9 en stoffen bevatten met de UN-nummers 2212, 2315, 2590, 3151, 3152 of 3245 mogen in de voertuigen en op de laad-, los- of de overlaadplaatsen niet worden gestapeld op, of in de onmiddellijke nabijheid worden geladen van, colli waarvan bekend is dat zij levensmiddelen, genotmiddelen of voer voor dieren bevatten.
Indien deze colli, voorzien van voornoemde etiketten, toch in de onmiddellijke nabijheid worden geladen van colli waarvan bekend is dat zij levensmiddelen, genotmiddelen of voer voor dieren bevatten, dan moeten zij hiervan zijn gescheiden:
- door volwandige scheidingswanden, die even hoog moeten zijn als de colli, voorzien van de voornoemde etiketten;
- door colli die niet zijn voorzien van etiketten volgens model nr. 6.1, 6.2 of 9 of door colli die zijn voorzien van etiketten volgens model nr. 9 maar die geen stoffen bevatten van de UN-nummers 2212, 2315, 2590, 3151, 3152 of 3245, of
- door een afstand van ten minste 0,8 meter;
tenzij de colli met voornoemde etiketten voorzien zijn van een aanvullende verpakking of volledig afgedekt zijn (bijvoorbeeld door een folie, bedekking van karton of andere maatregelen).
Bijzondere bepaling CV 29
Gereserveerd
Bijzondere bepaling CV 30
Gereserveerd
Bijzondere bepaling CV 31
Gereserveerd
Bijzondere bepaling CV 32
Gereserveerd
Bijzondee bepaling CV 33
Opmerking 1: “Kritische groep” is een groep personen uit het publiek die redelijk homogeen is met betrekking tot haar blootstelling aan een aanwezige stralingsbron en blootstellingsweg
en die kenmerkend is voor individuen die door de aanwezige blootstellingsweg van de aanwezige stralingsbron de hoogste effectieve dosis ontvangen.
Opmerking 2: “Personen uit het publiek” zijn in het algemeen de individuen uit de bevolking, uitgezonderd degenen die beroepsmatig of om medische redenen aan straling worden blootgesteld.
Opmerking 3: “Werknemers” zijn alle personen die full-time, part-time of tijdelijk voor een werkgever werken en die erkende rechten en plichten hebben met betrekking tot beroepsmatige stralingsbescherming.
- 1.0 Gescheiden houden
- 1.1 Colli, oververpakkingen, containers en tanks die radioactieve stoffen bevatten en onverpakte radioactieve stoffen moeten tijdens het vervoer zijn gescheiden:
- van werknemers op regelmatig gebruikte werkplekken:
- overeenkomstig tabel A hieronder; of
- door afstanden berekend uitgaande van een criterium voor de dosis van 5 mSv per jaar en conservatieve waarden voor de parameters van de modellen;
- van werknemers op regelmatig gebruikte werkplekken:
Opmerking: Werknemers die vallen onder individueel toezicht voor doeleinden van stralingsbescherming, moeten niet in aanmerking worden genomen voor segregatiedoeleinden.
-
- van leden uit het publiek, op plaatsen waar het publiek regelmatig toegang heeft:
- overeenkomstig tabel A hieronder; of
- door afstanden berekend uitgaande van een criterium voor de dosis van 1 mSv per jaar en conservatieve waarden voor de parameters van de modellen;
- van niet-ontwikkelde fotografische films en postzakken:
- overeenkomstig tabel B hieronder; of
- door afstanden berekend uitgaande van een criterium voor de blootstelling aan straling van niet-ontwikkelde fotografische film als gevolg van het vervoer van radioactieve stoffen van 0,1 mSv per verzending van een dergelijke film; en
- van leden uit het publiek, op plaatsen waar het publiek regelmatig toegang heeft:
Opmerking: Er wordt verondersteld dat postzakken niet-ontwikkelde fotografische films en platen bevatten en dat ze derhalve op dezelfde wijze van radioactieve stoffen moeten worden gescheiden.
-
- van andere gevaarlijke goederen overeenkomstig 7.5.2.
Tabel A: Minimumafstanden tussen colli van categorie II-GEEL
of van categorie III-GEEL en personen.
Som van de transportindices niet hoger dan | BLOOTSTELLINGSDUUR PER JAAR (UREN) | |||
Plaatsen waar personen uit het publiek regelmatig toegang hebben |
Regelmatig gebruikte werkplekken | |||
50 | 250 | 50 | 250 | |
Scheidingsafstand in meters, geen tussenliggend afschermingsmateriaal, van: | ||||
2 | 1 | 3 | 0,5 | 1 |
4 | 1,5 | 4 | 0,5 | 1,5 |
8 | 2,5 | 6 | 1,0 | 2,5 |
12 | 3 | 7,5 | 1,0 | 3 |
20 | 4 | 9,5 | 1,5 | 4 |
30 | 5 | 12 | 2 | 5 |
40 | 5,5 | 13,5 | 2,5 | 5,5 |
50 | 6,5 | 15,5 | 3 | 6,5 |
Tabel B: Minimumafstanden tussen colli van categorie II-GEEL of
van categorie III-GEEL en colli met het opschrift "FOTO" of postzakken
Totaal aantal colli niet hoger dan | Som van de transport- indices niet hoger dan |
REIS- OF OPSLAGDUUR, IN UREN | ||||||||
CATEGORIE | 1 | 2 | 4 | 10 | 24 | 48 | 120 | 240 | ||
III- GEEL | II- GEEL | Minimale afstand in meters | ||||||||
0,2 | 0,5 | 0,5 | 0,5 | 0,5 | 1 | 1 | 2 | 3 | ||
0,5 | 0,5 | 0,5 | 0,5 | 1 | 1 | 2 | 3 | 5 | ||
1 | 1 | 0,5 | 0,5 | 1 | 1 | 2 | 3 | 5 | 7 | |
2 | 2 | 0,5 | 1 | 1 | 1,5 | 3 | 4 | 7 | 9 | |
4 | 4 | 1 | 1 | 1,5 | 3 | 4 | 6 | 9 | 13 | |
8 | 8 | 1 | 1,5 | 2 | 4 | 6 | 8 | 13 | 18 | |
1 | 10 | 10 | 1 | 2 | 3 | 4 | 7 | 9 | 14 | 20 |
2 | 20 | 20 | 1,5 | 3 | 4 | 6 | 9 | 13 | 20 | 30 |
3 | 30 | 30 | 2 | 3 | 5 | 7 | 11 | 16 | 25 | 35 |
4 | 40 | 40 | 3 | 4 | 5 | 8 | 13 | 18 | 30 | 40 |
5 | 50 | 50 | 3 | 4 | 6 | 9 | 14 | 20 | 32 | 45 |
- 1.2 Colli of oververpakkingen van categorie II-GEEL of III-GEEL mogen niet worden vervoerd in compartimenten waarin passagiers verblijven, behalve in compartimenten die uitsluitend gereserveerd zijn voor koeriers die speciale toestemming hebben om dergelijke colli of over verpakkingen te begeleiden.
- 1.3 Geen andere personen dan leden van de bemanning van het voertuig mogen worden toegelaten in voertuigen die colli, oververpakkingen of containers vervoeren, voorzien van etiketten van de categorie II-GEEL of III-GEEL.
- 2 Grenswaarden van de activiteit
De totale activiteit in een voertuig mag voor vervoer van LSA-stoffen of SCO in industriële colli van type 1 (type IP-1), type 2 (type IP-2), type 3 (type IP-3) of onverpakt, niet meer bedragen dan de in tabel C hieronder aangegeven grenswaarden. Voor SCO-III mogen de in Tabel C hieronder genoemde grenswaarden worden overschreden op voorwaarde dat het vervoersplan voorziet in maatregelen die een veiligheidsniveau opleveren dat minstens gelijk is aan het niveau dat bereikt zou zijn als de grenswaarden wel in acht waren genomen.
Tabel C: Grenswaarden van de activiteit in voertuigen
voor LSA-stoffen en SCO in industriële colli of onverpakt
AARD VAN DE STOF OF HET VOORWERP | GRENSWAARDE VAN DE ACTIVITEIT VOOR HET VOERTUIG |
LSA-I | Geen grenswaarde |
LSA-II en LSA-III onbrandbare vaste stoffen |
Geen grenswaarde |
LSA-II en LSA-III brandbare vaste stoffen en alle vloeistoffen en gassen |
100 A2 |
SCO | 100 A2 |
- 3 Stuwage tijdens vervoer en opslag onderweg
- 3.1 Zendingen moeten veilig worden gestuwd.
- 3.2 Onder voorwaarde dat de betreffende gemiddelde warmtestroomdichtheid aan het oppervlak 15 W/m2 niet overschrijdt en de lading in de onmiddellijke nabijheid niet in zakken is verpakt, mag een collo of ververpakking zonder bijzondere voorzorgsmaatregelen voor de wijze van beladen samen met gewone lading worden vervoerd, tenzij de bevoegde autoriteit dergelijke eisen uitdrukkelijk stelt in het certificaat van goedkeuring.
- 3.3 De belading van containers en opeenstapeling van colli, oververpakkingen en containers moet als volgt worden geregeld:
- Behalve onder de voorwaarde van exclusief gebruik en bij zendingen van LSA-I-stoffen, moet het totale aantal colli, oververpakkingen en containers op één voertuig dusdanig worden beperkt dat de totale som van de transportindices van het voertuig de in tabel D hieronder aangegeven waarden niet overschrijdt.
- Het dosistempo onder voorwaarden die waarschijnlijk zijn onder normale vervoersomstandigheden mag op geen enkel punt van het uitwendige oppervlak van het voertuig 2 mSv/h en op een afstand van 2 m van het buitenoppervlak van het voertuig 0,1 mSv/h overschrijden, uitgezonderd zendingen vervoerd onder exclusief gebruik, waarvoor de grenswaarden van het dosistempo rondom het voertuig vermeld zijn in (3.5) b) en c).
- De totale som van de criticaliteits-veiligheidsindices in een container of aan boord van een voertuig mag niet meer bedragen dan de in tabel E hieronder aangegeven waarden.
Tabel D: Grenswaarden voor de transportindex voor containers
en voertuigen niet onder exclusief gebruik
TYPE CONTAINER OF VOERTUIG | GRENSWAARDE VOOR DE TOTALE SOM VAN TRANSPORTINDICES IN EEN CONTAINER OF AAN BOORD VAN EEN VOERTUIG |
Kleine container | 50 |
Grote container | 50 |
Voertuig | 50 |
Tabel E: Criticaliteits-veiligheidsindex voor containers
en voertuigen die splijtbare stoffen bevatten
TYPE CONTAINER OF VOERTUIG | GRENSWAARDE VOOR DE TOTALE SOM VAN CRITICALITEITS- VEILIGHEIDSINDICES | |
Niet onder exclusief gebruik | Onder exclusief gebruik |
|
Kleine container | 50 | niet van toepassing |
Grote container | 50 | 100 |
Voertuig | 50 | 100 |
- 3.4 Ofwel elk collo of elke oververpakking met een transportindex groter dan 10, danwel elke zending met een criticaliteits-veiligheidsindex groter dan 50, mag alleen onder exclusief gebruik worden vervoerd.
- 3.5 Voor zendingen onder exclusief gebruik mag het dosistempo niet meer bedragen dan:
- 10 mSv/h op enig punt van het uitwendige oppervlak van elk collo of elke oververpakking; het dosistempo mag alleen meer bedragen dan 2 mSv/h indien:
- het voertuig is voorzien van een omhulling die tijdens routinematige vervoersomstandigheden de toegang van onbevoegde personen tot het inwendige van de omhulling verhindert, en
- maatregelen zijn getroffen om het collo of de oververpakking dusdanig vast te zetten dat zijn positie binnen de omhulling van het voertuig tijdens routinematige vervoersomstandigheden gefixeerd blijft, en
- tijdens de verzending geen laden of lossen plaatsvindt;
- 2 mSv/h op enig punt van de buitenoppervlakken van het voertuig, met inbegrip van het boven- en onderoppervlak, of, in het geval van een open voertuig, op enig punt van de verticale vlakken in het verlengde van de buitenkanten van het voertuig, op het bovenoppervlak van de lading en op het uitwendige onderoppervlak van het voertuig, en
- 0,1 mSv/h op enig punt op 2 m vanaf de verticale vlakken, voorgesteld door de buitenste zijvlakken van het voertuig, of, indien de lading wordt vervoerd in een open voertuig, op enig punt op 2 m vanaf de verticale vlakken in het verlengde van de buitenkanten van het voertuig.
- 10 mSv/h op enig punt van het uitwendige oppervlak van elk collo of elke oververpakking; het dosistempo mag alleen meer bedragen dan 2 mSv/h indien:
- 4.0 Aanvullende vereisten voor vervoer en tussenopslag van splijtbare stoffen
- 4.1 Elke groep van colli, oververpakkingen en containers met splijtbare stof die voor tussenopslag op een willekeurige opslagplaats aanwezig zijn, moet zodanig worden beperkt dat de totale som van de criticaliteits-veiligheidsindices in elke groep niet meer bedraagt dan 50. Elke groep moet dusdanig worden opgeslagen dat tussen deze en andere dergelijke groepen een ruimte van ten minste 6 m wordt gehandhaafd.
- 4.2 In de gevallen waarin de totale som van de criticaliteits-veiligheidsindices aan boord van een voertuig of in een container meer bedraagt dan 50, zoals toegestaan in tabel E hierboven, moet de opslag zodanig plaatsvinden dat ten opzichte van andere groepen van colli, oververpakkingen of containers met splijtbare stoffen of ten opzichte van andere voertuigen met radioactieve stoffen een ruimte van ten minste 6 m gehandhaafd blijft.
- 4.3 Splijtbare stoffen die voldoen aan een van de bepalingen (a) tot en met (f) van 2.2.7.2.3.5 moeten aan de volgende eisen voldoen:
- Per zending is slechts één van de bepalingen (a) tot en met (f) van 2.2.7.2.3.5 toegestaan;
- Per zending is slechts één goedgekeurde splijtbare stof in colli ingedeeld overeenkomstig 2.2.7.2.3.5 (f) toegestaan, tenzij volgens het certificaat van goedkeuring meerdere stoffen zijn toegestaan;
- Splijtbare stoffen vervoerd in colli die zijn ingedeeld overeenkomstig 2.2.7.2.3.5 (c) moeten worden vervoerd in een zending die niet meer dan 45 g splijtbare nucliden bevat;
- Splijtbare stoffen vervoerd in colli die zijn ingedeeld overeenkomstig 2.2.7.2.3.5 (d) moeten worden vervoerd in een zending die niet meer dan 15 g splijtbare nucliden bevat;
- Onverpakte of verpakte splijtbare stoffen die zijn ingedeeld overeenkomstig 2.2.7.2.3.5 (e) moeten onder exclusief gebruik worden vervoerd in een voertuig dat niet meer dan 45 g splijtbare nucliden bevat.
- 5.0 Beschadigde of lekkende colli, besmette verpakkingen
- 5.1 Indien het duidelijk is dat een collo beschadigd is of lekt, of indien er wordt vermoed dat het collo kan hebben gelekt of beschadigd kan zijn, moet toegang tot het collo worden beperkt en een gekwalificeerd persoon moet zo snel mogelijk de omvang van de besmetting en het resulterende dosistempo van het collo vaststellen. De omvang van de vaststelling moet zich uitstrekken tot het collo, het voertuig, de aangrenzende laad- en losplaatsen, en, zonodig, alle andere goederen die in het voertuig zijn vervoerd.
Zonodig moeten, overeenkomstig de door de bevoegde autoriteit vastgestelde voorschriften, aanvullende maatregelen ter bescherming van mensen, bezittingen en het milieu worden genomen om de gevolgen van een dergelijke lekkage of schade te ondervangen en tot een minimum te beperken. - 5.2 Beschadigde colli of colli waaruit meer radioactieve inhoud lekt dan de toegestane grenswaarden voor normale vervoersomstandigheden mogen onder toezicht worden overgebracht naar een aanvaardbare, tijdelijk, tussenopslagplaats, en mogen pas verder worden vervoerd nadat ze zijn hersteld of gereconditioneerd en ontsmet.
- 5.3 Een voertuig en uitrusting, die regelmatig worden gebruikt voor het vervoer van radioactieve stoffen, moeten periodiek worden gecontroleerd om het besmettingniveau te bepalen. De frequentie van dergelijke controles moet verband houden met de waarschijnlijkheid van besmetting en de mate waarin radioactieve stoffen worden vervoerd.
- 5.4 Behoudens het bepaalde in paragraaf (5.5) moet elk voertuig, de uitrusting of gedeelten daarvan dat/die in de loop van het vervoer van de radioactieve stoffen besmet is geraakt tot een niveau hoger dan de in 4.1.9.1.2 gespecificeerde grenswaarden, of aan het oppervlak een dosistempo vertoont van meer dan 5 μSv/h, zo snel mogelijk worden ontsmet door een gekwalificeerd persoon en mag het niet worden hergebruikt, tenzij aan de volgende voorwaarden is voldaan:
- de afwrijfbare besmetting bedraagt niet méér dan de in 4.1.9.1.2 genoemde grenswaarden;
- het dosistempo dat het gevolg is van de niet-afwrijfbare besmetting is niet hoger dan 5 μSv/h op het oppervlak.
- 5.5 Een container of voertuig die/dat speciaal bestemd is voor het vervoer van onverpakte radioactieve stoffen onder exclusief gebruik, is alleen met betrekking tot de inwendige oppervlakken en alleen zo lang het onder dat specifieke exclusieve gebruik blijft vallen, vrijgesteld van de voorschriften van de voorafgaande paragraaf (5.4) en van 4.1.9.1.4.
- 6.0 Andere voorschriften
In het geval dat een zending onbestelbaar is, moet de zending op een veilige plaats worden neergezet en moet de bevoegde autoriteit zo snel mogelijk worden ingelicht met het verzoek aanwijzingen te verstrekken hoe verder moet worden gehandeld.
Bijzondee bepaling CV 34
Voorafgaand aan het vervoer van drukhouders moet worden gewaarborgd dat de druk niet is opgelopen vanwege mogelijke ontwikkeling van waterstof.
Bijzondee bepaling CV 35
Indien als enkelvoudige verpakkingen zakken worden gebruikt, moeten zij voldoende van elkaar worden gescheiden om warmteafvoer mogelijk te maken.
Bijzondere bepaling CV 36
Colli moeten bij voorkeur in open of geventileerde voertuigen of open of geventileerde containers worden geladen.
Indien dit niet mogelijk is en colli in andere, gesloten voertuigen of containers worden vervoerd, moet worden voorkomen dat gas vanuit het laadcompartiment naar de bestuurderscabine ontsnapt en moeten de laaddeuren van de voertuigen of containers worden gemerkt met de volgende tekst in letters van ten minste 25 mm hoog:
"WAARSCHUWING
GEEN VENTILATIE
VOORZICHTIG OPENEN"
Dit moet gesteld zijn in een taal die door de afzender als geschikt wordt beschouwd. Wat de UN-nummers 2211 en 3314 betreft, is dit kenmerk niet vereist wanneer het voertuig of de container al is gekenmerkt overeenkomstig bijzondere bepaling 965 van de IMDG Code*.
* Waarschuwingsteken met de woorden “VOORZICHTIG – KAN BRANDBARE DAMPEN BEVATTEN” met letters van ten minste 25 mm hoog, dat op elk punt van toegang is aangebracht op een plaats waar het gemakkelijk kan worden gezien door personen voordat ze het voertuig of de container binnengaan.
Bijzondere bepaling CV 37
Voorafgaand aan het laden moeten deze bijproducten tot omgevingstemperatuur worden gekoeld, tenzij ze zijn gecalcineerd om vocht te verwijderen.
Voertuigen en containers geladen met stortgoed moeten tijdens de gehele duur van het vervoer voldoende geventileerd zijn en beschermd tegen het binnendringen van water.
De laaddeuren van gesloten voertuigen en gesloten containers moeten zijn gekenmerkt met de volgende tekst in letters van ten minste 25 mm hoog:
"WAARSCHUWING GESLOTEN MIDDEL
VAN OMSLUITING VOORZICHTIG OPENEN"
Dit moet gesteld zijn in een taal die door de afzender als geschikt wordt beschouwd.