Hoofdstuk 2 | ||
1.2 | Definities, meeteenheden en afkortingen | |
1.2.1 | Definities | |
1.2.2 | Meeteenheden |
Hoofdstuk 5 | ||
1.5 | Afwijkingen | |
1.5.1 | Tijdelijke afwijkingen | |
1.5.2 | Gereserveerd |
2.2.51
Klasse 5.1 Oxiderende stoffen
2.2.51.1
Criteria
De stoffen van klasse 5.1 en voorwerpen die dergelijke stoffen bevatten zijn als volgt onderverdeeld:
- O Oxiderende stoffen zonder bijkomend gevaar of voorwerpen die dergelijke stoffen bevatten
- O1 vloeistoffen
- O2 vaste stoffen
- O3 voorwerpen
- OF Oxiderende stoffen, brandbaar, vast
- OS Oxiderende stoffen, voor zelfontbranding vatbaar, vast
- OW Oxiderende stoffen, die in contact met water brandbare gassen ontwikkelen, vast
- OT Oxiderende stoffen, giftig
- OT1 vloeistoffen
- OT2 vaste stoffen
- OC Oxiderende stoffen, bijtend
- OC1 vloeistoffen
- OC2 vaste stoffen
- OTC Oxiderende stoffen, giftig, bijtend
De in klasse 5.1 ingedeelde stoffen en voorwerpen zijn genoemd in tabel A van hoofdstuk 3.2.
De indeling van stoffen en voorwerpen, die niet met name genoemd zijn in tabel A van hoofdstuk 3.2 onder één van de posities in 2.2.51.3 overeenkomstig het bepaalde in hoofdstuk 2.1 moet geschieden op grond van de beproevingsmethode, de werkwijze en de criteria van 2.2.51.1.6 t/m 2.2.51.1.10 hieronder en van het Handboek beproevingen en criteria, deel III, subsectie 34.4 of, voor vaste ammoniumnitraathoudende meststoffen, subsectie 39, behoudens de beperkingen van 2.2.51.2.2, dertiende en veertiende streepje.
Indien de resultaten van de beproevingen verschillen van bekende ervaringen, dan prevaleert de beoordeling op grond van ervaring boven de resultaten van de beproevingen.
Indien de stoffen van klasse 5.1 als gevolg van toevoegingen overgaan naar andere gevaarscategorieën dan die waartoe de met name genoemde stoffen in tabel A van hoofdstuk 3.2 behoren, moeten deze mengsels worden ingedeeld in de posities waartoe zij op grond van hun werkelijke gevaarseigenschappen behoren.
Opmerking: Voor de indelingen van oplossingen en mengsels (zoals preparaten, formuleringen en afvalstoffen) zie ook 2.1.3.
Op grond van de beproevingsmethoden volgens het Handboek beproevingen en criteria, deel III, subsectie 34.4 of, voor vaste ammoniumnitraathoudende meststoffen, subsectie 39, en de criteria van 2.2.51.1.6 t/m 2.2.51.1.10 kan ook worden vastgesteld of de aard van een met name genoemde stof zodanig is, dat deze stof niet is onderworpen aan de voorwaarden van deze klasse.
Oxiderende vaste stoffen
Classificatie
Indien niet met name in tabel A van hoofdstuk 3.2 genoemde oxiderende vaste stoffen onder één van de posities van 2.2.51.3 worden ingedeeld overeenkomstig de beproevingsmethoden van het Handboek beproevingen en criteria, deel III, subsectie 34.4.1 (beproeving O.1) dan wel subsectie 34.4.3 (beproeving O.3), zijn de volgende criteria van toepassing:
- a) In beproeving O.1 moet een vaste stof worden ingedeeld in klasse 5.1, indien deze in een massaverhouding van 4:1 of 1:1 gemengd met cellulose ontbrandt of brandt of een gemiddelde brandduur vertoont lager dan of gelijk aan die van een mengsel van kaliumbromaat en cellulose in een massaverhouding van 3:7; of
- b) In beproeving O.3 moet een vaste stof worden ingedeeld in klasse 5.1, indien deze in een massaverhouding van 4:1 of 1:1 gemengd met cellulose een gemiddelde brandduur vertoont hoger dan of gelijk aan die van een mengsel van calciumperoxide en cellulose in een massaverhouding van 1:2.
Oxiderende vaste stoffen, ingedeeld onder de verschillende posities in tabel A van hoofdstuk 3.2, moeten op grond van de beproevingsmethoden van het Handboek beproevingen en criteria, deel III, subsectie 34.4.1 (beproeving O.1) of subsectie 34.4.3 (beproeving O.3) en de volgende criteria in verpakkingsgroep I, II of III worden ingedeeld:
- Beproeving O.1:
- Verpakkingsgroep I: een stof die in een massaverhouding van 4:1 of 1:1 gemengd met cellulose een lagere gemiddelde brandduur vertoont dan de gemiddelde brandduur van een mengsel van kaliumbromaat en cellulose in een massaverhouding van 3:2;
- Verpakkingsgroep II: een stof die in een massaverhouding van 4:1 of 1:1 gemengd met cellulose een zelfde of een lagere gemiddelde brandduur vertoont dan de gemiddelde brandduur van een mengsel van kaliumbromaat en cellulose in een massaverhouding van 2:3 en die niet voldoet aan de indelingscriteria van verpakkingsgroep I;
- Verpakkingsgroep III: een stof die in een massaverhouding van 4:1 of 1:1 gemengd met cellulose een zelfde of een lagere gemiddelde brandduur vertoont dan de gemiddelde brandduur van een mengsel van kaliumbromaat en cellulose in een massaverhouding van 3:7 en die niet voldoet aan de indelingscriteria van de verpakkingsgroepen I en II.
- Beproeving O.3:
- Verpakkingsgroep I: een stof die in een massaverhouding van 4:1 of 1:1 gemengd met cellulose een hogere gemiddelde brandduur vertoont dan de gemiddelde brandduur van een mengsel van calciumperoxide en cellulose in een massaverhouding van 3:1;
- Verpakkingsgroep II: een stof die in een massaverhouding van 4:1 of 1:1 gemengd met cellulose een zelfde of een hogere gemiddelde brandduur vertoont dan de gemiddelde brandduur van een mengsel van calciumperoxide en cellulose in een massaverhouding van 1:1 en die niet voldoet aan de indelingscriteria van verpakkingsgroep I;
- Verpakkingsgroep III: een stof die in een massaverhouding van 4:1 of 1:1 gemengd met cellulose een zelfde of een hogere gemiddelde brandduur vertoont dan de gemiddelde brandduur van een mengsel van calciumperoxide en cellulose in een massaverhouding van 1:2 en die niet voldoet aan de indelingscriteria van de verpakkingsgroepen I en II.
Oxiderende vloeibare stoffen
Classificatie
Indien niet met name in tabel A van hoofdstuk 3.2 genoemde vloeistoffen onder één van de posities van subsectie 2.2.51.3 worden ingedeeld overeenkomstig de beproevingsmethoden van het Handboek beproevingen en criteria, deel III, subsectie 34.4.2, zijn de volgende criteria van toepassing:
een vloeistof moet worden ingedeeld in klasse 5.1, indien deze in een massaverhouding van 1:1 gemengd met cellulose een drukstijging veroorzaakt van 2070 kPa of meer en een hogere gemiddelde tijdsduur voor de drukverhoging vertoont dan een mengsel van 65% salpeterzuur in waterige oplossing/cellulose in een massaverhouding van 1:1.
Indeling in verpakkingsgroepen
Oxiderende vloeistoffen, ingedeeld onder de verschillende posities in tabel A van hoofdstuk 3.2 moeten op grond van de beproevingsmethoden van het Handboek beproevingen en criteria, deel III, subsectie 34.4.2 en de volgende criteria in verpakkingsgroep I, II of III worden ingedeeld:
- Verpakkingsgroep I: een stof die in een massaverhouding van 1:1 gemengd met cellulose spontaan ontbrandt of een gemiddelde tijdsduur voor de drukverhoging vertoont lager dan of gelijk aan die van een mengsel van 50% perchloorzuur/cellulose in een massaverhouding van 1:1;
- Verpakkingsgroep II: een stof die in een massaverhouding van 1:1 gemengd met cellulose een gemiddelde tijdsduur voor de drukverhoging vertoont lager dan of gelijk aan die van een mengsel van 40% natriumchloraat in waterige oplossing/cellulose in een massaverhouding van 1:1 en niet voldoet aan de indelingscriteria van verpakkingsgroep I;
- Verpakkingsgroep III: een stof die in een massaverhouding van 1:1 gemengd met cellulose een gemiddelde tijdsduur voor de drukverhoging vertoont lager dan of gelijk aan die van een mengsel van 65% salpeterzuur in waterige oplossing/cellulose in een massaverhouding van 1:1 en niet voldoet aan de indelingscriteria van de verpakkingsgroepen I en II.
2.2.51.2
Niet ten vervoer toegelaten stoffen
De chemisch instabiele stoffen van klasse 5.1 zijn niet ten vervoer toegelaten, tenzij de noodzakelijke maatregelen zijn getroffen om een gevaarlijke ontledings- of polymerisatiereactie tijdens het vervoer te verhinderen. Daartoe moet er in het bijzonder zorg voor worden gedragen, dat de houders en tanks geen stoffen bevatten, die deze reacties kunnen bevorderen.
De volgende stoffen en mengsels zijn niet ten vervoer toegelaten:
- oxiderende vaste stoffen, voor zelfverhitting vatbaar, die zijn ingedeeld onder UN-nummer 3100, oxiderende vaste stoffen, reactief met water, die zijn ingedeeld onder UN-nummer 3121 en oxiderende vaste stoffen, brandbaar, die zijn ingedeeld onder UN-nummer 3137, tenzij zij voldoen aan de voorschriften van klasse 1 (zie ook 2.1.3.7);
- waterstofperoxide, niet gestabiliseerd, of waterstofperoxide, oplossing in water, niet gestabiliseerd, met meer dan 60% waterstofperoxide;
- tetranitromethaan, dat niet vrij is van brandbare verontreinigingen;
- oplossingen van perchloorzuur met meer dan 72 massa% zuur of mengsels van perchloorzuur met een andere vloeistof dan water;
- oplossing van chloorzuur met meer dan 10% chloorzuur of mengsels van chloorzuur met een andere vloeistof dan water;
- andere gehalogeneerde fluorverbindingen dan UN 1745 BROOMPENTAFLUORIDE,UN 1746 BROOMTRIFLUORIDE en UN 2495 JOODPENTAFLUORIDE van klasse 5.1 alsmede UN 1749 CHLOORTRIFLUORIDE en UN 2548 CHLOORPENTAFLUORIDE van klasse 2;
- ammoniumchloraat en waterige oplossingen daarvan en mengsels van een chloraat met een ammoniumzout;
- ammoniumchloriet en waterige oplossingen daarvan en mengsels van een chloriet met een ammoniumzout;
- mengsels van een hypochloriet met een ammoniumzout;
- ammoniumbromaat en waterige oplossingen daarvan en mengsels van een bromaat met een ammoniumzout;
- ammoniumpermanganaat en waterige oplossingen daarvan en mengsels van een permanganaat met een ammoniumzout;
- ammoniumnitraat dat meer dan 0,2% brandbare stoffen (met inbegrip van organische stoffen, berekend als koolstof) bevat, behalve indien het een bestanddeel is van een stof of voorwerp van klasse 1;
- ammoniumnitraathoudende meststoffen met gehalten die bij indeling uitkomen in box 4, 6, 8, 15, 31 of 33 van het stroomschema onder 39.5.1 van het Handboek beproevingen en criteria, deel III, sectie 39, tenzij er een geschikt UN-nummer in klasse 1 aan toegekend is;
- mengsels van kaliumnitraat en natriumnitraat met een ammoniumzout