Hoofdstuk 2 | ||
1.2 | Definities, meeteenheden en afkortingen | |
1.2.1 | Definities | |
1.2.2 | Meeteenheden |
Hoofdstuk 5 | ||
1.5 | Afwijkingen | |
1.5.1 | Tijdelijke afwijkingen | |
1.5.2 | Gereserveerd |
Hoofdstuk 4.2 |
2.2.42
Klasse 4.2 Voor zelfontbranding vatbare stoffen
2.2.42.1
Criteria
De titel van klasse 4.2 omvat:
- pyrofore stoffen; dit zijn stoffen, met inbegrip van mengsels en oplossingen (vloeibaar of vast), die in contact met lucht, zelfs in kleine hoeveelheden binnen 5 minuten ontbranden. Dit zijn de stoffen van klasse 4.2 die het sterkst voor zelfontbranding vatbaar zijn, en
- voor zelfverhitting vatbare stoffen en voorwerpen; dit zijn stoffen en voorwerpen met inbegrip van mengsels en oplossingen, die in contact met lucht zonder toevoer van energie voor zelfverhitting vatbaar zijn. Deze stoffen kunnen slechts in grote hoeveelheden (verscheidene kilogrammen) en na lange tijdsduur (uren of dagen) ontbranden.
De stoffen en voorwerpen van klasse 4.2 zijn als volgt onderverdeeld:
- S Voor zelfontbranding vatbare stoffen, zonder bijkomend gevaar
- S1 organische stoffen, vloeibaar
- S2 organische stoffen, vast
- S3 anorganische stoffen, vloeibaar
- S4 anorganische stoffen, vast
- S5 metaalorganisch
- S6 voorwerpen
- SW Voor zelfontbranding vatbare stoffen die in contact met water brandbare gassen ontwikkelen
- SO Voor zelfontbranding vatbare stoffen, oxiderend
- ST Voor zelfontbranding vatbare stoffen, giftig
- ST1 organische stoffen, giftig, vloeibaar
- ST2 organische stoffen, giftig, vast
- ST3 anorganische stoffen, giftig, vloeibaar
- ST4 anorganische stoffen, giftig, vast
- SC Voor zelfontbranding vatbare stoffen, bijtend
- SC1 organische stoffen, bijtend, vloeibaar
- SC2 organische stoffen, bijtend, vast
- SC3 anorganische stoffen, bijtend, vloeibaar
- SC4 anorganische stoffen, bijtend, vast
Eigenschappen
Zelfverhitting van een stof is een proces waarbij een geleidelijke reactie van die stof met zuurstof (in de lucht) leidt tot warmteontwikkeling. Indien de snelheid van de warmteontwikkeling de snelheid van het warmteverlies overtreft, dan zal de temperatuur van de stof stijgen hetgeen, na de inductietijd, kan leiden tot zelfontsteking en verbranding.
Classificatie
De in klasse 4.2 ingedeelde stoffen en voorwerpen zijn genoemd in tabel A van hoofdstuk 3.2. De indeling van stoffen en voorwerpen, die niet met name zijn genoemd, in tabel A van hoofdstuk 3.2 in de juiste specifieke n.e.g.-positie van subsectie 2.2.42.3 overeenkomstig het bepaalde in hoofdstuk 2.1 kan geschieden op grond van ervaring of op grond van de resultaten van de beproevingsmethoden overeenkomstig het Handboek beproevingen en criteria, deel III, sectie 33.4.
De indeling in algemene n.e.g.-posities van klasse 4.2 moet geschieden op grond van de resultaten van de beproevingsmethoden overeenkomstig het Handboek beproevingen en criteria, deel III, sectie 33.4; hierbij moet ook rekening worden gehouden met ervaring, indien deze tot een strengere indeling leidt.
Indien niet met name genoemde stoffen en voorwerpen onder één van de posities in 2.2.42.3 worden ingedeeld op grond van de beproevingsmethoden overeenkomstig het Handboek beproevingen en criteria, deel III, sectie 33.4, zijn de volgende criteria van toepassing:
- vaste stoffen die voor zelfontbranding vatbaar (pyrofoor) zijn, moeten in klasse 4.2 worden ingedeeld, indien zij bij een val van 1 meter hoogte of binnen 5 minuten ontbranden;
- vloeistoffen die voor zelfontbranding vatbaar (pyrofoor) zijn, moeten in klasse 4.2 worden ingedeeld:
- indien zij, gegoten op een inert dragermateriaal, binnen 5 minuten ontbranden, of
- bij een negatief beproevingsresultaat volgens i), indien zij, gegoten op een droog ingescheurd filtreerpapiertje (Whatmanfilter no. 3), dit binnen 5 minuten doen ontbranden of verkolen;
- stoffen waarbij in een monster in de vorm van een kubus met ribben van 10 cm, bij een beproevingstemperatuur van 1400 C binnen 24 uren een zelfontbranding of een temperatuurverhoging tot hoger dan 2000 C wordt waargenomen, moeten worden ingedeeld in klasse 4.2. Dit criterium is gebaseerd op de zelfontbrandingstemperatuur van houtskool, die 50 0C bedraagt voor een monster in de vorm van een kubus van 27 m3. Stoffen met een zelfontbrandingstemperatuur hoger dan 500 C voor een volume van 27 m3 mogen niet in klasse 4.2 worden ingedeeld.
Opmerking 1: Stoffen die in colli met een inhoud van ten hoogste 3 m3 worden vervoerd, zijn niet onderworpen aan klasse 4.2, indien bij beproeving van een monster, in de vorm van een kubus met ribben van 10 cm, bij een temperatuur van 120 0C binnen 24 uur geen zelfontbranding of temperatuurverhoging tot boven 1800 C optreedt.
Opmerking 2: Stoffen die in colli met een inhoud van ten hoogste 450 l worden vervoerd, zijn niet onderworpen aan klasse 4.2, indien bij beproeving van een monster, in de vorm van een kubus met ribben van 10 cm, bij een temperatuur van 100 0C binnen 24 uur geen zelfontbranding of temperatuurverhoging tot boven 1600 C optreedt.
Opmerking 3: Aangezien metaalorganische stoffen afhankelijk van hun eigenschappen in klasse 4.2 of 4.3 met aanvullende bijkomende gevaren kunnen worden ingedeeld, is in 2.3.5 een speciaal beslissingsschema voor de classificatie van deze stoffen opgenomen.
Indien stoffen van klasse 4.2 als gevolg van toevoegingen overgaan naar andere gevaarscategorieën dan die waartoe de met name in tabel A van hoofdstuk 3.2 genoemde stoffen behoren, moeten deze mengsels worden ingedeeld in de posities waartoe zij op grond van dergelijke gevaarseigenschappen behoren.
Opmerking: Voor de indeling van oplossingen en mengsels (zoals preparaten, formuleringen en afvalstoffen) zie ook 2.1.3.
Op grond van de beproevingsmethoden in het Handboek beproevingen en criteria, deel III, sectie 33.4 en de criteria van 2.2.42.1.5, kan ook worden vastgesteld of de aard van een met name genoemde stof zodanig is, dat deze stof niet is onderworpen aan de voorwaarden van deze klasse
Indeling in verpakkingsgroepen
Stoffen en voorwerpen ingedeeld in de onder de verschillende posities in tabel A van hoofdstuk 3.2 moeten op grond van de beproevingsmethoden overeenkomstig het Handboek beproevingen en criteria, deel III, sectie 33.4 zijn ingedeeld in de verpakkingsgroepen I, II en III, overeenkomstig de volgende criteria:
- stoffen die voor zelfontbranding vatbaar (pyrofoor) zijn moeten worden ingedeeld in verpakkingsgroep I;
- stoffen en voorwerpen die voor zelfverhitting vatbaar zijn en waarbij in een monster, in de vorm van een kubus met ribben van 2,5 cm, bij een beproevingstemperatuur van 140 0C binnen 24 uren een zelfontbranding of een temperatuurverhoging tot hoger dan 200 0C wordt waargenomen, moeten worden ingedeeld in verpakkingsgroep II. Stoffen met een zelfontbrandingstemperatuur hoger dan 50 0C voor een volume van 450 liter moeten niet in verpakkingsgroep II worden ingedeeld;
- stoffen die weinig voor zelfverhitting vatbaar zijn, waarbij in een monster, in de vorm van een kubus met ribben van 2,5 cm, de verschijnselen genoemd onder b) onder de gegeven omstandigheden niet worden waargenomen, maar waarbij in een monster, in de vorm van een kubus met ribben van 10 cm, bij een beproevingstemperatuur van 140 0C binnen 24 uren een zelfontbranding of een temperatuurverhoging tot hoger dan 200 0C wordt waargenomen, moeten worden ingedeeld in verpakkingsgroep III.
Niet ten vervoer toegelaten stoffen
De volgende stoffen zijn niet ten vervoer toegelaten
- UN 3255 tert-BUTYLHYPOCHLORIET
- voor zelfverhitting vatbare stoffen, oxiderend, die zijn ingedeeld onder UN-nummer 3127, tenzij zij voldoen aan de voorschriften van klasse 1 (zie 2.1.3.7).